Wat heb je eraan dat je therapeut alles van statistiek kent?
Sinds dit jaar volg ik de opleiding psychologie aan de KU Leuven. Bij veel studenten, afgestudeerden en zelfs professoren weerklinkt dezelfde klacht: studenten worden slecht voorbereid op een job als therapeut. Dat is tragisch, want de samenleving heeft nood aan psychologen.
De KU Leuven is trots dat ze hoog scoort in internationale rankings. De plaats op die rankings wordt voornamelijk bepaald door hoeveel toponderzoek er verricht wordt. Leve onderzoek, ik hoop dat de KU Leuven snel kanker geneest, maar een universiteit moet studenten ook klaarstomen voor hun job, en daarin schiet ze tekort.
Natuurlijk is een theoretische vorming noodzakelijk. 18-jarige psychologen in spe moeten begrijpen hoe het brein werkt. Ze moeten kritisch leren denken en goede wetenschappelijke informatie leren onderscheiden van kwakzalverij. Maar moet een goede therapeut werkelijk veertien modellen van emoties uit het hoofd leren, om die een halfuur na het examen alweer vergeten te zijn? Studenten worden onderworpen aan vier colleges statistiek. Een psychologe vertelde me dat ze dankzij al die statistiek wetenschappelijke papers net iets beter kon interpreteren, maar dat één college daarvoor had volstaan. Voor de drie andere colleges kon ze maar één bestaansreden bedenken: studenten wegfilteren. Bij haar job hielpen ze in elk geval niet.
En dan is er nog de zinloze masterproef. Die volgt steevast hetzelfde stramien: een groepje studenten lanceert een enquête op sociale media die wordt ingevuld door medestudenten, waarna de tweede groep een nieuwe enquête lanceert die wordt ingevuld door de eerste groep. De wetenschappelijke relevantie van dat onderzoek is nul, de thesissen verdwijnen in de vergeetput en de studenten hebben honderden uren van hun leven verkwanseld.
Verkwanseld is het juiste woord, want ze hadden hun tijd nuttiger kunnen besteden aan praktijkervaring. Veel psychologen vinden hun stage de leerrijkste ervaring van hun opleiding. De enkelingen die onderzoeker wil worden, kunnen zoveel geavanceerde statistiek volgen als ze willen, maar de honderden andere studenten steken veel meer op van contact met patiënten.
Zeker omdat ze daardoor de zorg kunnen ontlasten. Een Vlaming die vandaag psychologische hulp zoekt, moet maanden wachten voor er plaats vrijkomt. Studenten in de laatste maanden van hun opleiding zijn heus in staat om een aantal van die mensen te helpen, zeker als ze enigszins begeleid worden.
Het droevige is dat al die theorie niet tot betere resultaten leidt. Een intellectuele basis is nodig: gemiddeld zijn patiënten beter geholpen bij een psycholoog dan bij een coach zonder diploma. Maar duizenden onderzoeken tonen aan dat de voornaamste kwaliteit van een therapeut niet zijn kennis van de theoretische details is, maar empathie. Het vermogen om een omgeving te creeren waarin patiënten vrijelijk hun emoties en gedachten kunnen bespreken. Empathie kun je alleen leren door praktische ervaring met patiënten. Helaas laat een door theorievorming geobsedeerde universiteit haar studenten liever een zoveelste zinloze onderzoekspaper schrijven.