Als de oudere mannetjes van huis zijn, dansen de mezen op tafel
Niets menselijks is pimpelmezen vreemd. Ze vormen paren, maar een buitenechtelijke beurt slaan ze niet af. Wetenschappers hebben ontdekt dat jonge, onervaren mannetjes vlotter een scheve schaats rijden als de rijpere seksegenoten pleite zijn.
De pimpelmees ( Cyanistes caeruleus) is met zijn fraaie blauw-gele vederkleed een publiekslieveling onder de tuinvogels. Deze mezen vormen paren om hun kroost groot te brengen. Maar ze lusten wel pap van wat buitenechtelijke seks. De vrouwtjes doen daarin niet onder voor de mannetjes.
Het blijken vooral de oudere, ervaren mannetjes te zijn die vreemdgaan en zo vaker nakomelingen voortbrengen in een ‘ander’ nest. Voor de jongere exemplaren, die debuteren op het vlak van de voortplanting, gaat dat veel minder op. Komt dat omdat ze er als beginners te onhandig voor zijn? Of is het omdat de ervaren meesmannen hen overtroeven?
Onderzoekers hebben het met een veldproef in Zuid-Duitsland uitgezocht. Een van hen is Vlaming Bart Kempenaers, die al jaren als ornitholoog voor het Duitse Max Planck Institute for Biological Intelligence werkt.
Gevangen
In een loofbos van 40 hectare in Landsberg am Lech (nabij München) hebben de biologen vijftien jaar geleden 277 nestkastjes uitgehangen. Daar vond een populatie pimpels een thuis. De vogels hebben ze uitgerust met piepkleine zenders, zodat ze hen al jaren goed kunnen observeren.
Tijdens de winter van 2021-2022 vingen de wetenschappers met netten 184 mannetjes van twee jaar of ouder. Die lieten ze dertig kilometer verderop weer vrij. In het nestkastjesbos was het dan afwachten hoe de overblijvende vrouwen en eenjarige mannen zich zouden gedragen.
Wat bleek? 33 procent van de jonkies verwekte ten minste één nakomeling in een extra nest. In de vijftien jaren voordien was dat amper 13 procent. Zonder concurrentie komt hun broedsucces overeen met dat van de meer mature mannetjes.
“Voor ons voldoende om te besluiten dat de jonge mannen net zo goed in staat zijn tot buitenechtelijke prestaties”, zegt Bart Kempenaers aan de telefoon. “Het is de aanwezigheid van hun ervaren seksegenoten die hen daarvan afhoudt.” De bevindingen verschenen zopas in het tijdschrift Plos Biology.
“Jonge mannen zijn net zo goed in staat tot buitenechtelijke prestaties. Het is de aanwezigheid van hun ervaren seksegenoten die hen daarvan afhoudt” Bart Kempenaers Ornitholoog
Ochtendzang
De resultaten sluiten aan bij wat Kempenaers al in eerder onderzoek in Wenen vaststelde. Mannelijke mezen slaan bij het ochtendgloren aan het zingen. Dat klinkt voor sommige vrouwen zo aanlokkelijk dat ze het echtelijke nest verlaten voor een avontuurtje met de zanger. Omdat de oudere mannen gemiddeld een halfuur vroeger zingen dan de concurrentie, krikken ze zo hun successcore op. Maar overvloedig kunstlicht van Weense straatlantaarns porde de jongeren ook aan tot vroegere ochtendzang, met bijbehorend geslachtelijk succes.
Over de vraag wat het evolutionaire voordeel van dergelijk vreemdgaan is, kunnen biologen een aardige boom opzetten. Voor mannen lijkt het simpel: zij hebben er belang bij hun genen in zoveel mogelijk nesten te verspreiden en zo voor een deel ervan niet voor de zorg op te draaien.
Voor de vrouwen is het minder duidelijk. Of hun eieren nu op een of tien vaders teruggaan, maakt weinig uit voor het broedsucces. Waarom dan zoveel moeite stoppen in losse contacten? Eén verklaring luidt dat de vrouwen op zoek gaan naar sterkere genen. De helft van de mezen sterft in zijn eerste levensjaar. Wie het langer volhoudt, is een overlever en moet dus wel een stel genen hebben dat hem aantrekkelijker maakt. “Maar veel bewijs voor die theorie is er niet”, zegt Kempenaers.
Een andere verklaring is dat vrouwtjes zo het risico verkleinen dat ze eieren uitbroeden van een onvruchtbare man. De resultaten in het Zuid-Duitse bos tonen alvast dat de vrouwelijke voorkeuren kennelijk niet doorslaggevend zijn als de betere partijen nergens te bespeuren zijn.
Albatrossen
Hoe dan ook, zijsprongetjes met meerdere partners zijn eigen aan de meeste vogels die paren vormen. Alleen bij de grotere soorten, die langer leven en meer tijd investeren in hun partnerkeuze, zien we meer echte monogamie. Bij albatrossen en zwanen, bijvoorbeeld. Bij zoogdieren is het alleen relevant bij de weinige soorten die paren vormen. “Zoals bij de mens, waar we ook vreemdgaan vaststellen”, zegt Kempenaers.
Voor de Vlaamse vogelspecialist gaat de oorsprong van dit onderzoek ver terug. Als jonge onderzoeker observeerde hij begin jaren 90 al pimpelmezen, in het adellijke domein Calixbergen in Schoten. Met een spraakmakend artikel over de vrouwelijke rol in het buitenechtelijke copuleren haalden hij en zijn collega’s het gerenommeerde wetenschappelijke blad Nature.
Maar nu sluit Kempenaers het mezenhoofdstuk stilaan af. “Het is goed geweest”, zegt hij. Als we hem bellen over de pimpels is hij aan het (veld)werk in een veengebied bij Osnabrück in Noord-Duitsland. “We zijn kieviten aan het voorzien van een zendertje. Kieviten en andere steltlopers zijn mijn eerste liefde en ik keer er nu naar terug.”