Jawel, slecht weer bestaat wel. Slechte kleding ook. Die heet regenbroek
Eindelijk, het wordt weer warmer. Alleen van die regenbuien zijn we nog niet verlost. En dus ook niet van de regenbroek, weet An Olaerts.
Regen heb je in alle soorten. April is een toonladder van muggenpis, motregen, buien en vochtrot. Het kan hozen, miezeren, druilen. De variatie valt ons eindeloos op de kop. Terwijl het verweer tegen regen zich unisono opdringt, in de vorm van een regenbroek. Er bestaat maar één woord voor.
Het gebrek aan synoniemen laat zien hoe scheef de verhouding zit. Een mens in een regenbroek is altijd de mindere. Afschuwelijk behelpen is het. Kleinburgerlijk ook. Kiezen voor een regenbroek is alle hoop laten varen. Het vergt een onderdanigheid die goddank niet iedereen gegeven is. Kom je droog ter bestemming, dampt toch je kruis. Ben je met fietszakken onderweg door Ierland, lig je ’s avonds met jeuk en kloppende poriën in de bed and breakfast, in de naad aangevreten door je eigen klieren. In een regenbroek is plaats voor alles, behalve voor wie je wil zijn. Charmant of zweterig, maakt geen verschil. Het laatste woord is altijd voor de regenbroek.
Zielig personage
Een auteur die een zielig personage nodig heeft, hoeft hem alleen een regenbroek aan te trekken. Nog meedogenlozer is het om ervoor te zorgen dat de broek hem wordt ontvreemd. Het getuigt van geen vrijheid, alleen maar van vulgair nutsdenken.
Toen Jan Wolkers in 1971 een week op Rottumerplaat ging zitten, onbewoond eiland in de Waddenzee, nam hij geen regenbroek mee. Op het eerste blad van zijn dagboek staan de woorden: kwispelstaartende lul. Wolkers had helemaal geen broek aan, niet eens omdat hij een viezerik was. Dat blote is dapper toegeven aan de kwetsbaarheid. De ellende recht in de ogen kijken en geloven dat het wel zal meevallen. Overigens, toen Godfried Bomans op Rottumerplaat ging logeren, had hij ook geen regenbroek bij zich. Hij liep de eenzame martelgang tegemoet met een onnozele rieten hoed. Verder droeg hij een nette broek en een jasje in bruin velours. Een mens moet durven leven zonder waterdichte plannen, los in de realiteit.
Ook in het boek Het geluk van de wandelaar van Stephen Graham valt het woord regenbroek geen enkele keer. Wel heeft Graham het over de plunje van de wandelaar, waarbij hij pleit tegen flanel en voor een werkmansbroek met bretellen. Van gore-tex geen spoor. Hoofdstuk 13 draagt de titel ‘Opdrogen na de regen’. Eerste zin? Regen is niet de ergste vijand van de wandelaar. Verder wordt gewaarschuwd voor de waterdichte jas op natte kleren. Het is een zekere manier om reuma te krijgen. “Het vocht kan niet ontsnappen en zal dus naar binnen dringen en je tot op het bot verkleumen.”
Het brengt ons bij een nieuwe angel in de discipline de regenbroek: timing. Om een regenbroek aan te trekken moet een mens precies op tijd zijn. In de berm stoppen voor een tafereel van vloeken en sleuren, wil zeggen dat je te laat bent. Terwijl proactief handelen makkelijk uitmondt in een rit met regenbroek door de zon. Een mens zou zich beter overleveren, aan de ongrijpbaarheid van de tijd, aan het ongemak van regen. In plaats van krampachtig te geloven in reddingsmiddelen, die nota bene onder een Chinese naaimachine vandaan komen.
Scandinavische wetten
Slecht weer bestaat niet, alleen slechte kleding. Het is een leugenachtig axioma dat te pas en onpas wordt geafficheerd bij reisjes naar natte en/of koude oorden. Alsof een mens zich op het leven kan kleden. Laagjes moet je. Softshell, Windstopper. Vibram-voetzolen. Coolwool. Non stink, staat op de etiketten. Terwijl slecht weer wel bestaat, ook als je van top tot teen bent uitgerust met avonturenmerken. De realiteit kan een mens op ieder moment inhalen. Ook in het hoge noorden. Die Scandinaviers in hun regenbroeken hebben de dingen ook niet onder controle, ook niet als ze het omgekeerde beweren. Dat zweert altijd maar bij tevredenheid en efficiëntie. Volgens de Nederlands-Deense filosoof Stine Jensen is het een kwestie van de zogenaamde Wetten van Jante, een vreselijke set van regels die nog steeds wordt beschouwd als een typering van de Noordse volksaard. De dwingelandij van de regenbroek past er uitstekend bij. Blijft over: regen in alle soorten, en de rijkdom van nat stof om de lendenen. Af en toe.