De nieuwe baas van het Museum Schone Kunsten Brussel is… een prof economie
Kim Oosterlinck wordt de nieuwe directeur van het Museum voor Schone Kunsten Brussel. Hij stapt over van de ULB, waar hij professor financiën en vicerector is. Hij volgt Michel Draguet op, die vorig jaar opstapte na kritiek over “wanbeleid”.
Begin februari werd Kim Oosterlinck blijgezind vijftig en dat was tijd voor een carrièreswitch. Hij verlaat de academische wereld. Sinds eind jaren 90 was hij verbonden aan de ULB. Hij doorliep er alle echelons, van wetenschappelijk onderzoeker tot hoogleraar. Sinds 2017 is hij als vicerector verantwoordelijk voor het financieel beheer van de universiteit.
Oosterlinck is van vele markten thuis. In zijn geval zijn dat de financiële markt en de kunstmarkt. Eerst behaalde hij een diploma managementwetenschap, meteen daarna volgde hij een opleiding kunstgeschiedenis. De combinatie van deze twee terreinen, die voor velen een onoverbrugbare spagaat zijn, maakten net de kracht van zijn onderzoek uit. Zelfs nadat hij een doctoraat in de economie had behaald, bleef hij betrokken bij het kunstgebeuren. Zo deed hij in LA onderzoek in het Getty Research
Institute. Hoewel hij bleef doceren over financiële geschiedenis en financieringsleer, houdt Oosterlinck er een hoog publicatieritme op na. Hij bestrijkt daarin een breed spectrum, gaande van overheidsschulden tot het effect van aandelen in repressieve landen, zoals Italië tijdens de oorlog en Haïti. In het internationale kunstcircuit is hij bekend voor zijn studies over de kunstmarkt tijdens de Tweede Wereldoorlog in Frankrijk, Nederland, Duitsland en straks ook België. Veeltalig als hij is, wordt Oosterlinck vaak gevraagd voor buitenlandse conferenties, waardoor hij een stevig netwerk heeft.
Staatssecretaris voor Wetenschapsbeleid Thomas Dermine (PS) omschrijft de grootste uitdaging voor de nieuwe directeur als: “Opnieuw een team samenstellen dat op menselijk niveau samenwerkt”. Dermine verwijst letterlijk naar “de ongelukkige episode van de winter van 2022”. Hij doelt daarmee op de open brief waarin 31 personeelsleden van het museum het beleid van toenmalig directeur Michel Draguet aan de kaak stelden. Ze vatten dat samen als een “klimaat van terreur en minachting”. Met hun demarche wilden ze vermijden dat Draguet, al sinds 2005 aan het hoofd van de instelling, aan een vierde mandaat zou beginnen. Na de heisa besloot die zijn functie ter beschikking te stellen.
Rust brengen na pesterijen
Het is aan Oosterlinck om de rust in de instelling te herstellen. De voorbije jaren waren er meldingen van minachtende opmerkingen, pesterijen en intimidaties. Het personeel hekelde het gebrek aan aansturing van de projecten en onrealistische doelstellingen. De nieuwe directeur zal in de eerste plaats een peoplemanager moeten zijn. Hij zal de cohesie tussen de medewerkers moeten herstellen en een breedgedragen visie op de rails moeten zetten.
Daarnaast staat het Museum voor Schone Kunsten Brussel voor infrastructurele uitdagingen. Er zijn al dringende werken gebeurd om waterinsijpeling te voorkomen en in de aanloop naar het herdenkingsjaar 2030 – als België tweehonderd jaar bestaat – zullen er onafgebroken renovaties doorgevoerd worden. Dan zal het museum nood hebben aan een directeur die sterk is in plannen, dossiers opvolgen en financieel beleid. Dit alles, schrijft Dermine in de opdracht, terwijl de basismissie doorloopt: “De collecties presenteren aan een zo breed mogelijk publiek.”
Oosterlinck kwam als beste uit de bus na een selectie van Werkenvoor.be (voordien Selor). Voor de petite histoire: staatssecretaris Dermine is een oud-student van hem. Oosterlinck begint op 1 juli.
Daarmee heeft Dermine het organogram van de federale wetenschappelijke instellingen vrijwel volledig ingevuld. Toen hij zijn mandaat begon, waren er overwegend interim-directeurs, die al jaren een troebel mandaat hadden. Hij benoemde zopas ook Ann-Carine Vandaele als hoofd van het Instituut voor Ruimte-Aeronomie. Eerder deze week stelde hij Isabel Casteleyn aan om Horizon 50-200 te leiden, dat de Jubelparksite renoveert. Ze volgt daarmee Paul Dujardin op, die vorig jaar ontslagen werd.
Oosterlinck zal de cohesie tussen de medewerkers moeten herstellen en een breedgedragen visie op de rails moeten zetten
Verdeeld over zes etappes legde Manu t’Kint in de Marokkaanse woestijn 252 kilometer en drieduizend hoogtemeters af. “Al is dat laatste relatief”, zegt hij. “Zo was de langste etappe 85 kilometer en werden 1.200 hoogtemeters verzet. Alleen al op deze dag zaten we aan drieduizend hoogtemeters. De hoogtemeters die we deden door duinen op en af te stappen, worden niet meegeteld.”
“Een van de bijkomende uitdagingen was dat we zelfvoorzienend moesten zijn”, zegt t’Kint. “Hierdoor droegen we een rugzak van 13,5 kilogram mee met eten, drinken, kledij, kookgerei, een slaapmat en slaapzak enzovoort.” Een extra uitdaging dus. “Behalve de lange dagelijkse afstanden over moeilijk terrein en de rugzak kwamen er de hoge temperaturen tot vijftig graden Celsius bij”, zegt hij.
“Overdag, want ’s nachts daalden die temperaturen wel tot rond het vriespunt. Recupereren ’s nachts was vrijwel onmogelijk. Je lag met acht als sardienen op elkaar gepakt op een dun matje in een open tent, terwijl het zand je rond de oren waait. Door dat zand liep iedereen met een verstopte neus waardoor er ’s nachts duchtig gesnurkt werd. Maar dat allemaal samen maakte ook dat er vriendschappen ontstaan zijn op deze magische plek. Een onvergetelijke ervaring dus, met herinneringen die ik voor altijd zal meedragen.”
Vermageren
Het spreekt voor zich dat er heel wat voorbereiding aan de tocht voorafging. “Ik volgde een trainingsschema van drie maanden waarbij ik gemiddeld honderd kilometer per week wandelde, met zelfs pieken tot 125 kilometer”, klinkt het. “In het weekend wandelde ik met een rugzak van zes kilogram, gevuld met studieboeken van mijn zoon. Dankzij een professionele food coach kon ik gezond vermageren, zonder mijn bovengemiddelde spiermassa te verliezen. Voor mijn avontuur flirtte ik met de grens van honderd kilogram, terwijl ik bij de start 84 kilogram woog.”
Warmtegewenning
Maar het ging nog verder. “Er was ook een test bij de Katholieke Universiteit Leuven op vocht- en zoutverlies”, zegt t’Kint. “Twee weken lang stapte ik anderhalf uur aan zes kilometer per uur op een loopband, terwijl ik vier lagen kleren droeg, een muts op had en mijn rugzak van zes kilogram droeg. Ondertussen was een elektrisch verwarmingstoestel op mij gericht. Met een kamertemperatuur van dertig graden kon ik zo de omstandigheden van de woestijn nabootsen en aan warmtegewenning doen. Dat deed ik ook een tiental keer in de sauna: bij een temperatuur van 75 graden Celsius stapte ik rondjes in een ruimte van vijf bij vijf meter.”
Kilimanjaro
En dan ging hij ook nog een skiën met het gezin, waarbij hij de skipiste herhaaldelijk te voet op wandelde om hoogtemeters in de benen te hebben: in vijf dagen stapte hij 120 kilometer en overbrugde hij vijfduizend hoogtemeters.
“Het kriebelt af en toe om nieuwe persoonlijke uitdagingen aan te gaan, waarbij ik mijzelf mentaal en fysiek tot het uiterste kan drijven”, zegt t’Kint . “Dankzij toppers in hun vakgebied kan ik goed trainen, terwijl ik zelf het karakter, doorzettingsvermogen en harde discipline aan de dag breng. Eerder stapte ik op enkele dagen al de laatste 150 kilometer van de tocht naar Santiago de Compostela, beklom ik de Kilimanjaro en klom ik tot het Everest Base Camp. Ook aan de Dodentocht nam ik al enkele keren deel. Nu is het dus uitkijken naar een volgende uitdaging.”