Onze politici zijn nog de kwaadste niet
De politiek is een stiel voor masochisten. Nu de verkiezingstijd aanbreekt, worden we weer om de oren geslagen met het cliché dat de kloof tussen de politiek en de burger te groot is. De verantwoordelijkheid daarvoor wordt steevast bij de politici gelegd: ze luisteren niet naar de mensen, er zijn te veel parlementsleden en ze krijgen te veel betaald. Helaas voelen politici zelf ook een onstilbare behoefte om door het stof te kruipen; niemand heeft ooit een stem verloren door te beweren dat de politiek de mensen teleurgesteld heeft en dat het écht beter moet.
Vooral populistische partijen hebben van rancune een businessmodel gemaakt. Steeds opnieuw schilderen ze andere politici af als elitaire postjespakkers, terwijl zij als enige weten wat er leeft onder de bevolking. Een van de steunpilaren van het populistische wereldbeeld is dat er eenvoudige oplossingen bestaan voor complexe problemen. Migratie, ongelijkheid, klimaatopwarming … allemaal kunnen ze opgelost worden met vijf minuten politieke moed. Wat er vervolgens gebeurt, is voorspelbaar: als populisten aan de macht komen, blijkt dat zij evenmin de planeet kunnen redden. Op dat moment heeft de populist twee opties. Hij kan nederig zijn tekortkomingen onder ogen zien of als een wildeman om zich heen slaan. Een beproefd medicijn is schreeuwen dat de oplossing binnen handbereik lag, maar dat hij gedwarsboomd werd door een schimmige vijand: de deep state, de traditionele media of die dekselse machtspolitici die hun eigenbelang voorrang geven.
Zo groeit het wantrouwen tegenover de politiek. Dat is onterecht. Natuurlijk zijn er schabouwelijke politici. Maar zijn er in het bedrijfsleven geen vrijbuiters? Geen bobo’s die een veelvoud verdienen van parlementsleden maar die niets doen, behalve netwerken?
In vergelijking met volmaakt altruïstische engeltjes vallen onze politici tegen. Naar om het even welke historische standaard daarentegen zijn onze politici de slechtste niet. Of wanneer was het beter? In het oude Rome, toen knokploegen andersdenkenden in elkaar sloegen en een burgeroorlog miljoenen slachtoffers eiste? Of moeten we terug naar de Franse Revolutie? Toen was er een politicus die bekendstond als L’incorruptible, de man die niet omgekocht kon worden. Hij heette Maximilien de Robespierre en hij was een fanaticus die duizenden tegenstanders naar de guillotine stuurde.
Of zijn we nostalgisch naar het recentere verleden? Naar de tijd van Paul Vanden Boeynants, de christendemocratische premier die corruptie tot kunst verhief? Of naar de jaren 90, toen PS-topman André Cools vermoord werd en de Agustaaffaire losbrak, een corruptieschandaal zoals we dat sindsdien niet meer gekend hebben?
Ongetwijfeld lopen sommige politici er de kantjes vanaf. En ja, de uittredingsvergoedingen steken mensen de ogen uit, en dat is terecht. Maar zijn dat de redenen waarom de burger de politiek wantrouwt? Tegenwoordig is het systeem zuiverder dan vroeger en toch is de achterdocht immens. Mis
schien ligt dat niet (alleen) aan de politiek. Misschien is de burger gewoon te veeleisend? Misschien zijn onze verwachtingen onrealistisch?
Voorlopig heeft geen enkele partij mij gevraagd om op een lijst te staan. Dat getuigt van strategisch inzicht, want als een kiezer mij zou verwijten dat politici te veel verdienen, dan zou ik eens diep zuchten. Vervolgens zou ik enigszins gepikeerd uitleggen dat een parlementslid inderdaad een mooi loon krijgt, maar dat de politiek nu eenmaal een veeleisende job is en dat, als je politici niet correct betaalt, geen fatsoenlijk mens die job wil doen. Als je politici dwingt om door het stof te kruipen, zullen alleen cynici met een olifantenvel overblijven. Of nog erger: idealisten. Zoals Robespierre.