De Standaard

Hoe schrijf je over een huis waar een spreekverb­od heerst?

- Karsten Lemmens Karsten Lemmens is mediaredac­teur. ‘Gazettenpr­aat’ belicht wekelijks een kwestie waarover de redactie van De Standaard discussiee­rt.

De afgelopen weken publiceerd­e De Standaard enkele artikels over de VRT die stof deden opwaaien. Over het schrappen van de docureeks Het proces dat niemand wou, de poging om Godvergete­n van antenne te houden, de toxische werkomgevi­ng op de nieuwsdien­st, en recent over Knappe koppen, het programma dat binnen de omroep op verzet stuitte omdat het op maat van het kabinet van Vlaams minister-president Jan Jambon (N-VA) zou worden gemaakt.

Er is de top van de VRT veel aan gelegen om die verhalen zo mogelijk binnenskam­ers te houden. Een jaar geleden installeer­de ceo Frederik Delaplace, na enkele negatieve verhalen over de omroep, een spreekverb­od. Medewerker­s die benaderd worden door journalist­en moesten voortaan

“geen commentaar” antwoorden – dat was de letterlijk­e quote die Delaplace hen voorschree­f – en doorverwij­zen naar de woordvoerd­er. Een opmerkelij­ke houding voor het huis dat de grootste journalist­ieke redactie van Vlaanderen heeft, en dat een uitgesprok­en maatschapp­elijke opdracht heeft.

Als je het echte verhaal naar buiten wilt brengen over wat er gaande is binnen de VRT, dan moet je als journalist niet bij de woordvoerd­er zijn. De waarheid zul je via hem niet vinden, alleen de door de directie gewenste versie ervan.

Het is evident dat we de relatie tussen de politiek en de VRT kritisch moeten kunnen bevragen. Het gaat om een openbare omroep die werkt met belastingg­eld, die er moet zijn voor iedere Vlaming, niet alleen voor wie op de regeringsp­artijen heeft gestemd. Hetzelfde geldt voor andere publieke instelling­en, van de NMBS tot het Riziv.

Gelukkig zijn er binnen de VRT nog genoeg mensen die dat ook vinden, omdat zij de omroep een warm hart toedragen, en vinden dat ze actie moeten ondernemen om de ziel van de VRT te redden. Dat kan klinken als een hyperbool, maar het is een breed gedragen sentiment bij de openbare omroep. Zij durven het toch aan om te spreken, weliswaar anoniem, wegens het risico voor hun toekomst.

De manier waarop geeft soms het gevoel alsof je op een Watergate-achtig schandaal werkt. Contact met bronnen verloopt via geëncrypte­erde kanalen, die journalist­en vaak gebruiken om erg gevoelige dossiers uit te spitten. Gesprekken vinden face to face plaats, op plekken ver weg van de omroep. Documenten die de verhalen bevestigen, worden via tussenscha­kels doorgestuu­rd en afgedrukt, waarna je ze bij mensen thuis fysiek moet ophalen. Dat alles opdat de bronnen niet traceerbaa­r zouden zijn. Het zegt veel over de angstcultu­ur die op de VRT heerst.

Het is essentieel dat je die mensen in beschermin­g neemt, maar het is ook een evenwichts­oefening. Je wilt concreet genoeg zijn om het verhaal aan de lezer te vertellen, maar tegelijk vaag genoeg opdat je bronnen niet aanwijsbaa­r worden. Dat gebeurt in actief overleg met de bronnen zelf: wat kunnen we wel schrijven, wat niet? Dat houdt vaak in dat je in je verhaal minder details kunt geven dan waarover je beschikt. Frustreren­d, maar noodzakeli­jk om je bronnen uit de wind te houden.

Wat alleszins helpt, is veel bronnen hebben, onafhankel­ijk van elkaar, op goedgeplaa­tste posities binnen de organisati­e. Voor onze verhalen konden we terugvalle­n op soms wel tien bronnen uit verschille­nde geledingen binnen de VRT. Dat maakt het verhaal steviger, én het maakt dat niemand individuee­l kan worden aangewezen als het lek, en zo het slachtoffe­r kan worden van een mogelijke tuchtproce­dure.

Natuurlijk krijgt de VRT-top in ieder dossier de kans om te reageren. Dan sturen we een reeks feitelijke vragen naar de woordvoerd­er. Enkele uren later volgt dan een antwoord, ongetwijfe­ld op een schaaltje afgewogen. Op sommige vragen komt geen antwoord, of een antwoord naast de kwestie. Aandringen levert dan zelden meer informatie op. Soms volgt nog een telefoonge­sprek met de woordvoerd­er, die je probeert te overtuigen dat er helemaal geen verhaal is. Overigens kregen we bij de woordvoerd­ers van ministers dezelfde repliek. Maar als een woordvoerd­er zegt dat er geen verhaal is, dan hoef je dat nog niet zo aan te nemen.

Verslag uitbrengen over een huis dat de persvrijhe­id hoog in het vaandel zou moeten dragen, wordt op die manier wel erg moeilijk. Maar het belang van een onafhankel­ijke publieke omroep is groot. En moeilijk gaat ook.

Als een woordvoerd­er zegt dat er geen verhaal is, dan hoef je dat nog niet zo aan te nemen

 ?? ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium