Studenten rebelleren om hun privileges niet te verliezen
De Amerikaanse studenten verbinden Gaza met klimaatverandering, kolonialisme en homofobie, schrijft Ian Buruma. Dat heeft alles te maken met hun hoogopgeleide, elitaire achtergrond.
Het is niet moeilijk om de spot te drijven met de Amerikaanse studenten die actievoeren voor de vrijheid van Palestina “van de rivier tot aan de zee.” Studenten aan de duurste en meest exclusieve universiteiten dragen Palestijnse kaffiya’s, “bevrijden” universiteitsgebouwen, en roepen, zo meldde een van de actievoerders aan The New York Times, om voedsel en water als “humanitaire hulp.”
Alle demonstraties zijn een vorm van theater. Het geeft dan ook geen pas om te spotten met jonge mensen die protesteren tegen moorddadige acties in Gaza, of waar dan ook. Hun morele inzet is niet het probleem. Waar het vaak aan ontbreekt in de ‘antizionistische’ beweging, is coherentie. Alles wordt verbonden aan alles: politiegeweld tegen zwarte mensen, klimaatverandering, witte suprematie, kolonialisme, transfobie, Amerikaanse imperialisme, kapitalisme, en homofobie (‘Queers for Palestine’).
Een student aan de universiteit van Cornell bracht het als volgt onder woorden: “Klimaatrechtvaardigheid is geworteld in dezelfde strijd als die tegen imperialisme en kapitalisme, en dat soort zaken. Hetzelfde geldt voor de genocide in Palestina.”
Zionisme, ooit een bundeling van ideeën over een staat voor de Joden, rechts, links, seculier, en religieus, staat nu gelijk aan kolonialisme, racisme, en fascisme. Een goed mens moet nu dus wel antizionist zijn. Hoe kan het anders? In hoeverre antizionisme ook Jodenhaat inhoudt, is niet altijd even duidelijk. Afwijzing van zionisme of kritiek op Israël is zeker niet altijd antisemitisch. Israël zijn bestaansrecht ontzeggen is dat wel, en zo ook het standpunt dat alle Joden zionisten zouden zijn.
Morele stem van het Westen
‘Intersectionaliteit’ is het lelijke jargon voor de ideologie die alle vormen van onderdrukking met elkaar verbindt. De meeste studenten die nu voor Palestina betogen, volgen die denktrant, niet het minst omdat zij dat hebben geleerd van hun eigen professoren, die zijn verbonden aan dezelfde universiteiten die nu moeten worden “bevrijd”. In een kolkende zee van identiteitspolitiek is er één identiteit waarover haast iedereen die min of meer links is, het eens kan zijn, vooral in de Verenigde Staten. Arnon Grunberg heeft onlangs in De Groene Amsterdammer betoogd dat de anti-Jodenhaat, vanwege de Holocaust, de “basiskleur” is op “het behang” van de westerse naoorlogse identiteit. Antiracisme, antikolonialisme, en antiimperialisme zijn de basiskleuren van de progressieve identiteit.
Daar is op zich niets mis mee. Maar het is misleidend om alles wat gebeurt in de wereld te bekijken door die ene lens. Zo ook de ingewikkelde politiek in Israël-Palestina: Black Lives Matter – van de rivier tot aan de zee.
Dat verklaart, denk ik, waarom de Gaza-protesten begonnen aan de meest vooraanstaande universiteiten in de VS: Columbia, Harvard, Yale, Berkeley en Stanford. De meeste Amerikanen, die een dergelijke topopleiding niet hebben genoten, lopen niet warm voor intersectionaliteit. Het is eerder een kenteken van de hoogstopgeleide elites die zichzelf ook zien als de morele stem van de westerse wereld.
Bij mensen die zich de duurste universiteiten (ruim 80.000 dollar per jaar) kunnen veroorloven, speelt misschien ook en zeker schuldgevoel over al te grote klassenverschillen. Het is gemakkelijker te leven met je privileges als je klassenverschillen kunt wegmoffelen achter een gordijn van antiracisme en antikolonialisme.
Oude voorrechten vervliegen
Maar er komt nog iets anders bij kijken. Opstanden ontstaan dikwijls door een gevoel dat oude voorrechten vervliegen. Populistische demagogen zoals Donald Trump en Geert Wilders spinnen garen bij een angst die bij veel witte mensen heerst: dat immigranten en andere mensen van kleur het weldra beter hebben dan zij. Iets dergelijks is ook aan de hand in eliteinstellingen. Tot voor kort kon je er als witte man uit een gegoed milieu min of meer op rekenen dat je goed terechtkwam in de hogere banen. Dat is niet langer een evidentie.
Misschien is er door immigratie meer concurrentie voor de lagere banen, maar dat geldt ook voor leidinggevende posities aan universiteiten, in uitgeverijen, musea, de journalistiek en andere banen die een universiteitsopleiding vereisen. Dat is zonder meer een positieve ontwikkeling. Iedereen die voorstander is van inclusiviteit en diversiteit, kan die evolutie alleen maar toejuichen.
Maar een ideologie die niet alleen tolerantie en acceptatie verlangt, maar ook een actieve inspanning voor ‘dekolonisatie’ en boetedoening voor vermeende raciale voorrechten, stuit op verzet. Veel witte mannen voelen
Zich inzetten voor antiracisme is een manier waarop witte mannen kunnen proberen om vooraanstaande posities te behouden
zich aangetrokken tot radicaal-rechtse partijen, of lopen achter gladde charlatans aan die beloven dat mannen weer mannen kunnen zijn en vinden dat vrouwen hun plaats weer moeten leren kennen. Dat daar ook raciale vooroordelen een rol bij spelen, valt niet te ontkennen.
Maar diezelfde angst voor verdwijnende privileges kan ook een heel andere kant opgaan. Studenten aan de beste universiteiten zien het in hun belang te bewijzen dat ze te goeder trouw zijn door zich nog feller dan de ‘gemarginaliseerde’’ minderheden in te zetten voor antiracisme, intersectionaliteit, enzovoort. Dat is tenminste een manier waarop witte mannen kunnen proberen om vooraanstaande posities te behouden.
Vandaar dat studenten aan Columbia er als de kippen bij waren om te protesteren tegen de oorlog in Gaza. Of dat Palestijnen werkelijk zal helpen om waardige levens te leiden in hun eigen democratisch bestuurde staat, is verre van zeker. Maar dat was misschien nooit de voornaamste betrachting. Zoals wel vaker het geval is met politieke bewegingen in de VS, gaat ‘van de rivier naar de zee’ toch voornamelijk over Amerika.