Gazet van Antwerpen Stad en Rand
Klanten café De Reiger blijven rookverbod aan hun laars lappen
Cafébaas Jean-Pierre Laporte vecht voor rechter tegen het rookverbod
Veel cafébazen in Vlaanderen zijn ongetwijfeld stiekem aan het supporteren voor JeanPierre Laporte. Hun collega van café De Reiger werd vrijgesproken voor inbreuken op het rookverbod. Zet de baas van de volkskroeg uit de Seefhoek straks in zijn eentje de volledige rookwetgeving op de helling?
Dit verhaal moeten we helaas beginnen met een verschrikkelijk verkeersongeval. Om kwart na zeven in de avond van 23 januari van dit jaar sloeg een vrouw aan de lichten op het kruispunt van de Pothoekstraat en de Lange Beeldekensstraat linksaf. Uit de tegenovergestelde richting stoof een witte Volkswagen Golf met een Duitse nummerplaat en een misselijke snelheid van 120 kilometer per uur. Die reed knal op de Corsa van de vrouw, katapulteerde die auto weg en sloeg zelf in op de voordeur van café De Reiger, precies op de hoek van die twee Seefhoekse straten. Voor die deur stonden net twee mannen, occassionele klanten, een sigaret te roken. Een van hen stierf, de andere is een been kwijt. “Als het een minuut eerder was gebeurd, hadden die gasten niet twee, maar zeven levens kapot gemaakt”, zegt Ellen Reyners (21), een blonde stamgaste. “Mijn vader en nog vier anderen waren juist terug binnen. Zij hebben chance gehad.”
Binnen langs de zijdeur
Bijna elf maanden later staan er houten platen rond de voordeur van café De Reiger, schuin tegenover de hoofdingang van het Stuivenbergziekenhuis. Niemand kan er langs hier in of uit. Wie iets wil komen drinken moet de aandacht trekken door op een van de vensters te kloppen. Dan komt cafébaas Jean-Pierre Laporte of zijn Braziliaanse echtgenote Denise de zijdeur openmaken. Dat is eigenlijk de ingang die naar hun appartement boven het café leidt. Maar in het smalle gangetje is ook een deur naar de gelagzaal. De Reiger is wellicht het enige café in de stad waar je eerst áchter de toog moet passeren voor je ervoor kunt gaan zitten.
“Dat ongeval heeft me vijftig tot zestig procent van mijn klanten gekost”, zegt Jean-Pierre Laporte, grijzend borsthaar piepend uit zijn kraag. “De mensen vinden de ingang gewoon niet meer. Het duurt nu al bijna een jaar, maar het is een verzekeringskwestie. Normaal gezien zou er deze donderdag een uitspraak geweest zijn, maar de zaak is wéér uitgesteld. Nu zijn we toch maar begonnen met de herstellingswerken. Vorige week hebben ze eindelijk een nieuwe steunpilaar gezet die de boel moet stutten. Die moet nu eerst een paar weken opdrogen voor ze verder kunnen werken. Met een beetje geluk hebben we tegen nieuwjaar een nieuwe inkom.” Jean-Pierre Laporte (58) is een geboren Fransman, maar hij woont al in de stad sinds hij nog in de pampers zat en zijn Antwerps is pittiger dan dat van Robbe De Hert. Hij zit ondertussen bijna dertig jaar in de horeca. Hij had een restaurant in Vorselaar en cafés in Berlaar en de Berchemse Driekoningenstraat. Gedurende vijftien jaar runde hij café Schicksal op de Amerikalei — “de zaak draaide goed, tot de werken aan de Leien me de nek omdraaiden”. Acht jaar geleden landde hij in De Reiger, een kroeg met een reputatie. Ze is zeven dagen op zeven open, vanaf zes uur ’s morgens tot de laatste klant vertrekt. Maar dat is steeds vroeger. Het rookverbod heeft veel kapot gemaakt in de horeca. Elke cafébaas die het hoofd nog boven water houdt, zal het beamen. Maar Jean-Pierre Laporte is er de man niet naar om bij de pakken te blijven zitten en te wachten tot ook in De Reiger het licht definitief uitgaat. Hij is ten strijde getrokken. “Ik denk dat de controleurs van Volksgezondheid ondertussen al een keer of twintig zijn binnengevallen”, zegt hij. “Ze hebben zelfs eens een klant gepakt die hier zijn verjaardag aan het vieren was. Pas op, ik heb daar geen probleem mee, hé. De wet is de wet. Van mij mogen ze elke dag tien keer komen controleren. Maar ik vind het
niet logisch dat ze ook mij beboeten. Waarom moet ik opdraaien voor iets waar ik niets mee te maken heb? Ik heb in 58 jaar nog nooit een sigaret aangeraakt. Ook Denise rookt niet. En wij doen alles wat de wetgever ons vraagt. Overal in het café hangen verbodstekens, nergens staan er asbakken en als er tóch iemand een sigaret aansteekt, zeg ik: ‘Doe uw sigaret uit!’ Als die persoon dat weigert, wat moet ik dan doen? Het recht in eigen handen nemen? Moet ik hem buitenslaan of zo? Ik heb al een paar keer de politie gebeld. Maar die mannen hebben natuurlijk andere prioriteiten. En terecht. Die komen dan na een halfuur of een uur. Dan zijn die sigaretten al lang uit of de rokers weg, hé.”
Bommetje
Twee keer is Dzjiepie, zoals zijn stamgasten hem noemen, al voor de rechter moeten verschijnen voor de overtreding van het rook- verbod. De eerste keer kreeg hij een opschorting van straf. De tweede keer, eerder dit jaar, werd hij volledig vrijgesproken. Het Openbaar Ministerie vond dat niet leuk en ging in beroep. Maar dat beroep is ondertussen al twee keer uitgesteld, vorige week nog eens. De zaak zou nu pas in mei weer voorkomen. “Ik denk dat ze zelf niet goed weten wat ze met me aanmoeten”, zegt de cafébaas. “Dat ze wachten op instructies van hogerhand, van Europa of zo. Het blijft maar duren. En het ligt gevoelig. Ik besef dat het een bommetje wordt als de rechter in beroep mijn vrijspraak bevestigt. Misschien komt de hele rookwetgeving dan op de helling te staan. Maar ik weiger mee op te draaien voor het gedrag van mijn klanten.” Een van die klanten is Werner Van de Wiele (51). Hij is een kraanman in de haven en zit aan het eind van de toog nog wat uit te blazen van zijn werkdag. “Het is toch triest dat Dzjiepie naar de flikken moet bellen als wij roken. Die mannen hebben wel andere dingen aan hun hoofd. Waarom doen ze niks aan deze lastige Algerijn hier?” Hij wijst op een oude man met een wollen pet die bizar genoeg al minutenlang met een gelukzalige grijns op zijn gezicht in Werners tepels staat te nijpen. “Hier komt wat binnen, hoor”, lacht de patron. “Vóór het ongeval, toen we nog een voordeur hadden, stapten regelmatig mannen binnen die recht van het zie- kenhuis hierover kwamen:men: op hun blote voeten en in hun pyjama. Hun baxter rolden ze naast zich mee. Ze kregen chemotherapie terwijl ze hier een sigaret opstaken. Wat moest ik doen? Zeggen: ‘Manneke, dat is niet goed voor uw gezondheid’? Die mannen liggen niet wakker van een boete, hé. Psychiatrische patiënten? Idem. Dit is een ruige buurt. In mijn café komen veel gewone mensen, maar af en toe ook zwaar volk. Die gasten moeten eens goed lachen wanneer ik zeg dat ze niet mogen roken.”
“Laat cafébazen kiezen”
Er staat een kleine kerstboom en op een van de spiegels hangt een poster van de Antwerp Giants uit de Gazet. Veel frivoliteiten moet je niet verwachten. De gemiddelde hipster zal nog eerder zijn stiekeme liefde voor One Direction toegeven dan De Reiger binnenstappen. Maar het bier is er naar stedelijke normen spotgoedkoop en de klap is gratis. Die krijg je dan bijvoorbeeld van Danny (55), die met zijn lang haar en imposante snor geknipt lijkt voor de rol van schietgrage Mexicaan in de spaghettiwesterns van Sergio Leone. Zijn golden retriever Renzo bespringt dolenthousiast elke nieuwe binnenkomer. “In mijn tijd hoorde je er niet bij als je niet smoorde”, zegt hij. “Veertig jaar geleden dreven ze ons allemaal naar de sigaret, want roken spijsde de staatskas. Wat ze ons toen hebben aangeleerd, gaan ze ons nu weer verbieden.bi d Zelfs in een buskotje mag je niet meer smoren. Ik snap niet waarom ze de cafébazen niet laten kiezen. Dan kunnen de klanten toch zelf beslissen of ze een rokerscafé willen binnenstappen of niet.”
“Waar zitten al die niet-rokers die massaal op café zouden gaan zodra het rookverbod werd ingevoerd?” Jean-Pierre Laporte geeft maar meteen zelf het antwoord. “Als ik op hen had moeten wachten, was ik al lang failliet. In de voorbije drie jaar is hier één klant binnengekomen, die vroeg: ‘Er wordt toch niet gerookt?’ Eén!”
Geen paaltjes, dankzij De Lijn
Op straat barst een toeterconcert los. Een vrachtwagen die vanuit de Lange Beeldekensstraat rechts de Pothoekstraat wil inrijden, blokkeert het volledige kruispunt. Pas na lang manoeuvreren en geduldig voor- en achteruit sukkelen kan hij zijn weg verderzetten. Werner kijkt er niet meer van op. “Dat is hier continu van jan”, zegt hij. “De meesten rijden gewoon op het voetpad als ze hun bocht nemen. Als je voor de deur staat te smoren moet je om de vijf botten achteruit springen of ze rijden uw tenen eraf.” “Ik heb al eens de zijspiegel van een voorbijrijdende camionette in mijn rug gekregen”, zegt Ellen. En dat het godgeklaagd is. En dat de stad dat kruispunt niet volledig herinricht, dat begrijpt toch werkelijk niemand. “Die auto in januari was nieti de eerste die hier binnen gereden is, hé”, vertelt Werner. “Dzjiepie zou zijn café beter De Zoeten Inval noemen. Eén keer hebben ze hier paaltjes gezet op de stoep voor het café. Dat heeft geen twee maanden geduurd. Er was toen een omleiding voor de bussen en De Lijn reclameerde dat die paaltjes in de weg stonden. Ongelooflijk maar waar.” En dan, veel stiller, met een knik in de stem: “Als die mensen binnen hadden mogen roken, had die ene nog geleefd en had de andere zijn twee benen nog.” Waarom geen aparte rokersruimte? Zo’n glazen hok dat je in verschillende volkscafés ziet? Een man met een snor en een paterskruin staat meteen verontwaardigd recht. “No way! Dan kunnen we niet meer biljarten.” Hij pakt zijn keu en demonstreert spontaan even hoeveel ruimte hij nodig heeft naast de tafel. JeanPierre Laporte knikt: “Het café is te klein voor een smoorkot, tenzij ik de biljarttafel of de speelkasten wegdoe. Maar die zorgen nu eenmaal voor klanten en inkomsten. En die kasten zijn cruciaal sinds mijn voordeur kapot is. Dit jaar draai ik met verlies.” Maar straks is de voordeur gerepareerd en kunnen Werner en Danny en Ellen en de andere stamgasten weer buiten gaan roken. Met gevaar voor eigen leven. Op meer dan één vlak.
JEANPIERRE LAPORTE
Cafébaas ‘‘Wat moet ik doen? Zeggen ‘Manneke, dat is niet goed voor uw gezondheid’? Mijn klanten liggen niet wakker van een boete, hè. Dit is een ruige buurt.’’