Gazet van Antwerpen Stad en Rand

Nergens beter dan thuis

-

Het is kwart na zeven ’s ochtends. We zitten op de trein van Zaventem en zien hoe de zon gloeiend rood aangelopen naar boven klimt. Het wordt, zoals ze dat in het Engels zo mooi zeggen, een crispy morning. De voorbije twintig uur hebben we grotendeel­s in een vliegtuig doorgebrac­ht. Krappe stoeltjes. Duffe lucht. Strikt gerantsoen­eerde witte wijn. Geradbraak­t maakten we in de gigantisch­e, maar vreselijk steriele luchthaven van Quatar een tussenstop, waar we veel te veel betaalden voor veel te weinig eten. En dan waren we dus pas halverwege. Maar nu zitten we, omgeven door volgestouw­de koffers met vuile was en voorzichti­g ingepakte souvenirs, aan de laatste fase van ons traject. Bijna een maand van huis geweest. Zeker: de reis was alles wat we gehoopt hadden, en meer. Veel gezien, veel beleefd. Een constante stroom van nieuwe indrukken en ervaringen, die hun plaats in mijn hoofd nog moeten vinden. We hebben foto’s als stille herinnerin­gen voor later. Om naar te kijken op momenten dat de nood aan vakantie het hoogst is. Alleen: dat is vandaag verre toekomstmu­ziek. Nu lonkt het vertrouwde leven weer. Eens het spoor langs de Posthoflei leidt, de locomotief vaart mindert en de stem op de intercom het bestaan van Antwerpen-Berchem aankondigt, weet je dat je er bijna bent. De appartemen­tsblokken, het tankstatio­n, de Carrefour Express die langs ons heen glijdt… de herkenbare streep gebouwen geeft aan dat het nu echt tijd is om recht te staan. En ook al kreunen de versleten wieltjes van de reiskoffer­s onder het gewicht, toch voelt het goed om door de Cogels Osylei te lopen. Ik wandel over het scheefgele­efde voetpad van deze straat met de blik van een vreemde die hier voor het eerst komt. Honderd keer per jaar fiets ik hier voorbij. Altijd dringend ergens naartoe. Dan zie ik wel maar kijk ik niet. Prachtige kastelen zijn het. Eva tikt me aan. Moe en blij tegelijk. Is het geen fantastisc­he wijk waar we wonen? Zijn we niet met ons gat in de boter gevallen?

Op de hoek van de straat zien we dat Burger Square alweer staat over te nemen. Weer een restaurant dat al na een paar maanden de boeken toe doet. Damn. Daar komt straks dus weer wat anders. De Dageraadpl­aats slaapt nog op dit uur, zelfs in ’t Zeezicht geven ze geen teken van leven. Ons plein, schoon plein. Dan staan we voor onze deur, draaien de sleutel in het slot en horen Spinvis en Poeskie – onze katten – luid pratend de trap af denderen. Staart omhoog, luid gespin. We hebben geen kinderen, maar elke dag heb ik aan die beesten gedacht. Regelmatig sms-jes gestuurd naar de catsitter om te checken of alles nog ok met hen was. Natuurlijk wel. Maar pas als je ’t zelf ziet weet je dat het waar is. We lopen wat heen en weer, alsof we het huis opnieuw moeten heroveren. De post ligt netjes gesorteerd op het aanrecht, naast de kranten van de voorbije weken die wachten om doorgenome­n te worden. Ik haal de Gazet uit de bus en zet de radio aan. Ze draaien de nieuwe van Tourist LeMC met Raymond van het Groenewoud. Den troubadour van ’t Stad wil alleen maar die man in de spiegel zijn. Soms moet je naar de andere kant van de wereld gaan om te beseffen hoe zalig het is om weer thuis te komen.

 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium