Gazet van Antwerpen Stad en Rand
Overleeft zijn zoveelste reïncarnatie?
De Leeuw van Vlaanderen, alias ‘De Beest’, het beruchte Vlaamsnationalistische café in de Jezuïetenrui, beleefde deze week zijn zoveelste wedergeboorte, deze keer met Filip Dewinter als aandeelhouder.
Op 30 augustus 1994, om half tien ’s avonds, vloog een fiets door het venster van café De Leeuw van Vlaanderen in de Jezuïetenrui. Meteen daarna stormde een club van een tiental gemaskerde ‘punkers’ binnen. Met honkbalknuppels en biljartkeus sloegen ze het interieur kort en klein. Aan de toog zat Jan Huijbrechts, provincieraadslid van (toen nog) Vlaams Blok. Hij en een tiental andere klanten waren te verbouwereerd om te reageren. Het ging te snel. “Maar Stef, de barman die die avond van dienst was, dook weg achter zijn toog en kreeg in het tumult een bak heet water over zich heen”, vertelt Huijbrechts, vandaag 58. De hulpdiensten voerden de barman naar het brandwondencentrum in Neder-over-heembeek. Hij was 22 dagen werkonbekwaam. Een paar jaar later kwamen elf jonge, extreemlinkse anarchisten voor de rechter. De twee kopstukken kregen twee jaar voorwaardelijk, de rest van de bende een werkstraf van zestig uur gemeenschapsdienst. De rechter veroordeelde hen ook tot een schadevergoeding van
150.000 frank (ongeveer
3.700 euro).
Die augustusavond in 1994 was wellicht het zwaarste geweldinci
dent in en rond het café, maar lang niet het enige. Eén keer schreef de Gazet over de repetities van het Diets Zangkoor dat in 1978 boven het café repeteerde voor de viering van de honderdste verjaardag van de geëxecuteerde collaborateur August Borms. Maar verder ging het weinig over ‘cultuur’ als de kroeg in onze kolommen aan bod kwam. In het archief van de Gazet vind je een lange waslijst van vechtpartijen, vandalisme tot provocaties met nazisymbolen.
Schietincident
Eén keer is er ook geschoten. Dat was in februari 1968 en dat had
niks met politiek te maken. Een Italiaan, Rodolpho Bringhiotti, begon er amok te maken nadat enkele stamgasten “zich smalend hadden uitgelaten over de wijze waarop zijn Duitse vrouw zich geparfumeerd had”. De cafébaas, Marcel De Leeuw, zwierde de Italiaan buiten, maar die kwam later terug met een pistool. In het tumult dat daarop volgde schoot hij een Zurenborgenaar neer. Gelukkig voor de man bleven de kogels steken “in zijn vlezige dijen”.
Opmerkelijk in het artikel is dat de journalist schreef: “De herberg is al vaak in het nieuws gekomen, speciaal wat de zogeheten buitenlandse weerstands-sensatiepers
betreft. Geen drankgelegenheid in Antwerpen krijgt meer bezoek van buitenlandse journalisten dan dit lokaal.”
Het café had al van bij het ontstaan aan het eind van de jaren vijftig een slechte reputatie. En dat had alles met de oorlog te maken. Marcel De Leeuw – what’s in a name? – had aan het oostfront gevochten en richtte De Leeuw van Vlaanderen op als een soort clubhuis voor zijn oude strijdmakkers uit de collaboratie. De Leeuw deelde zijn bijnaam met de leeuwenvlag die in Vlaams-nationalistische kringen ook ‘De Beest’ wordt genoemd.
Gids met pleisterplaatsen
“Het was een tijd dat elke Antwerpse wijk nog zijn eigen ‘Vlaams’ café had”, vertelt Jan Huijbrechts, die tien jaar geleden een gids schreef over de Antwerpse pleisterplaatsen van de Vlaamse Beweging. “Veel van die cafés waren ontstaan tijdens het interbellum, opgericht door oud-strijders uit de loopgraven van 14-18, die zich hadden verenigd in de Frontbeweging. Naarmate de tijd vorderde kreeg je binnen die cafés verschillende strekkingen, van gematigd tot extreem. En ook na de Tweede Wereldoorlog bleef dat zo. Tot diep in de jaren zeventig had je in de onmiddellijke omgeving van ‘De Beest’ (Huijbrechts gebruikt nooit de officiële naam van het café, red.) nog twee andere Vlaams-nationalistische cafés. Recht ertegenover lag de Reynaert, een kroeg van een gevluchte Limburger, die in zijn eigen provincie na de repressie geen zaak meer mocht uitbaten. En op de Melkmarkt had je ook nog de Kalinka, een café waar vooral de Volksunie verzamelde.”
Van al die kroegen is De Leeuw van Vlaanderen de enige overlever. Volgens Huijbrechts, die er bijna veertig jaar stamgast was, is dat omdat het café altijd een gemengd publiek heeft gehad. “Van ‘brave’ leden van het Davidsfonds tot extreme Vmo’ers. Je moest er geen kamp kiezen of je tot één strekking bekennen zoals in andere cafés.”
De bekendste in de rij cafébazen was Ivo Collier, die er sinds het begin van de jaren zeventig bijna
dertig jaar de plak zwaaide. “Een man met veel aanzien in Vlaamse kringen”, aldus Jan Huijbrechts. “Een flamboyante figuur ook, die af en toe onbehouwen uit de hoek kan komen; type ruwe bolster, blanke pit. In het café was hij een attractie op zich. Als iemand klaagde dat zijn koffie koud was, stak hij er zijn duim in om te testen. Veel stamgasten kwamen speciaal voor hem. En dat waren heus niet allemaal Vlaams-nationalisten, ook gewoon mensen uit de buurt.”
Vaste kern
De vaste kern van stamgasten bestond in de jaren tachtig en negentig uit een tweehonderdtal mensen, schat Huijbrechts, die bijna dertig jaar in de Provincieraad zetelde en vandaag nog altijd voor Vlaams Belang werkt als adviseur voor cultuur, media, jeugd en sport in het Vlaams Parlement. “Het was een hechte kliek met een eigen voetbalclub en een carnavalsfanfare en georganiseerde busreizen naar het buitenland. We hebben een theatervoorstelling gemaakt over de geschiedenis van het café en zelfs een langspeelfilm waarin Lohengrin actief betrokken raakt in de Guldensporenslag.” Hij lacht. “We maakten een eigen tijdschrift dat Vl’animal heette. Meestal was het er heel plezant. Ik herinner me een campagne voor het behoud van de oorspronkelijke ijzeren pisgoot die Ivo wilde vervangen door twee moderne urinoirs. We hebben ook een keer de voordeur dicht gemetst omdat Ivo de bierprijs had verhoogd.” Maar het was lang niet allemaal ludiek. Vanaf de jaren zeventig schoof een deel van de Vlaamse beweging steeds verder naar rechts op. Organisaties als de VMO radicaliseerden, ze vochten niet langer alleen voor de Vlaamse zaak, maar ook tegen Walen “die van de Vlamingen profiteerden” en “gastarbeiders” die Vlaamse jobs kwamen afpakken. Bruut geweld was een van hun tactieken. Dat geweld lokte tegengeweld uit en in de steeds grimmigere sfeer van vijandschap tussen rechts en links, werd De Leeuw van Vlaanderen, stamcafé van veel Vmo’ers, een mikpunt. Na de 1 mei-stoet van 1977 sneuvelde er al wat meubilair. Een jaar later liet Collier het café barricaderen nadat onbekenden gedreigd hadden zijn kroeg in de fik te steken. Die bedreigingen kwamen er na een brand in een boekenwinkel van aanhangers van Amada (de voorloper van de Pvda) in de Lange Beeldekensstraat.
Grote rellen
In 1982, het jaar dat de Jezuïetenrui verkeersvrij werd, waren er overal in de stad grote rellen tussen extreemrechts en extreemlinks. Ook De Leeuw van Vlaanderen moest het ontgelden. Uit wraak koelde de VMO zijn woede op de ruiten van boekhandel De Groene Waterman in de Wolstraat. Ironisch genoeg was De Groene Waterman, als ‘alternatief informasiesentrum’ vooral bezocht door linkse lezers, in 1970 opgestart in het pand náást De Leeuw van Vlaanderen. De eerste eigenaar ging regelmatig iets drinken bij zijn buurman.
“Dat is altijd zo geweest”, zegt Jan Huijbrechts. “Ook de bazen van De Muze achter de hoek, een linkse kroeg, kwamen hier soms iets drinken en Ivo ging soms ook
een pint bij hen pakken. Collega’s onder elkaar. Waarom niet?” Het hoogtepunt van het geweld kwam in de eerste helft van de jaren negentig, niet toevallig een periode waarin het Vlaams Blok zowel in Antwerpen als nationaal verkiezing na verkiezing won. In
1990 waren er al verschillende confrontaties tussen aanhangers van het Blok en het Anti Fascistisch Front (AFF). Maar de zwaarste periode was de zomer van
1992. Toen was het bijna elke maandagavond koekenbak tijdens de beiaardconcerten. Massale knokpartijen, molotovcocktails, mensen die elkaar met gebroken bierglazen te lijf gaan, algemene chaos in de stad. De politie kon niet anders dan elke maandag bataljons zwaarbewapende flikken opstellen op het pleintje voor de Leeuw aan de Melkmarkt. Maar zelfs zij konden de rellen niet stoppen.
Hard tegen hard
“Het ging hard tegen hard”, zegt Jan Huijbrechts, die vandaag ook als afgevaardigde van Vlaams Belang zetelt in de raden van bestuur van de VRT en Toneelhuis. “Mijn middenhandsbeentje hebben ze eens verbrijzeld met een baseballbat. Ze viseerden mij, omdat ik in die periode voorzitter was van de Vlaams Blok Jongeren. Ik woonde achter de hoek in de Sint-pieter-en-paulusstraat en het AFF wist dat. Als ze de ruiten van ‘De Beest’ kwamen ingooien, namen ze in één moeite door ook de mijne mee. Dat pand dateert van de zeventiende eeuw en is beschermd, de ramen bestaan uit tientallen kleine venstertjes. Je moet niet vragen wat dat kostte om te herstellen. Na een tijd wilde niemand me nog verzekeren.” Het geweld had ook een niet-politieke component, aldus Huijbrechts. “Het was een periode van zwaar hooliganisme. En de X-side van Antwerp schaarde zich aan de zijde van het AFF, puur om te kunnen vechten. Ze wisten dat de stamgasten van ‘De Beest’, waaronder ook Beerschotfans, zich niet zouden laten doen en zouden terugvechten. Dat waren echte veldslagen tijdens die beiaardavonden. Het duurde vaak uren voor al het puin geruimd was. Gelukkig zijn ze nooit op een echt bloedbad uitgedraaid.” Vanaf de tweede helft van de
jaren negentig namen de vijandigheden in kracht en aantal af, ook al flakkerde het geweld nog af en toe op. Collier liet het café over en geen enkele van zijn opvolgers kreeg er nog echt de schwung in. Het publiek schoof ondertussen nog verder naar rechts op. Bart De Wever zette er geen voet meer over de drempel nadat er in 2008 controverse ontstond toen de toenmalige uitbater ‘De Beest’ op de gevel had laten schilderen met het logo van de SS op de plaats van de ‘s’. Het Forum der Joodse Organisaties diende klacht in en de tekst werd snel verwijderd.
Onzinverhalen
“Er doen ook veel onzinverhalen de ronde over ‘De Beest’”, zegt Jan Huijbrechts, auteur van vele boeken over de Vlaamse beweging en over beide oorlogen. “Dat het Horst Wessellied (het officiële strijdlied van de nazi’s, red.) er op de jukebox staat bijvoorbeeld. Wel Duitse soldatenliederen, net als schlagers van Heino, maar ook Ierse rebelsongs, Bretoense folk en O Lieve Vrouwetoren van La Esterella. Aan de muur hangen afbeeldingen van Cyriel Verschaeve en August Borms en een tekening van Wim Maes, de Antwerpse leider van de oorspronkelijke VMO. Er waren ook foto’s van betogingen in de Voerstreek. In het café kwamen ook tegenstanders en daar gingen we dan mee in de clinch. Verbaal dan, niet met de vuist. In ‘De Beest’ heb ik leren debatteren. Die ervaring heb ik meegenomen in de politiek.” Na Collier ging het in de 21ste eeuw bergaf. Het café ging een keer failliet, er waren enkele reanimatiepogingen, telkens onder impuls van Filip Dewinter, die er kind aan huis is sinds hij in de jaren tachtig voor zijn studies naar Antwerpen verhuisde. Dewinter is bij deze reanimatie zelfs aandeelhouder geworden van wat hij zelf ooit “een museum van de rechts-conservatieve Vlaamse Beweging” noemde.
“Ik vind dat er nog altijd ruimte is voor een café als ‘De Beest’”, zegt Jan Huijbrechts. “Ik heb al een tijdje het plan om een boek te schrijven over de geschiedenis ervan. Daar moet ik eerstdaags maar eens aan beginnen.”
Jan Huijbrechts
Auteur en politicus (Vlaams Belang)
“Het ging hard tegen hard op die maandagse beiaardavonden. Dat waren echte veldslagen. Het duurde vaak uren voor al het puin geruimd was. Gelukkig zijn ze nooit op een bloedbad uitgedraaid.”
“‘De Beest’ heeft de andere Vlaamse cafés overleefd, omdat het altijd een gemengd publiek heeft gehad. Van ‘brave’ Davidsfondsleden tot extreme Vmo’ers. Je moest er geen kamp kiezen of je tot één strekking bekennen zoals in andere cafés.”