Gazet van Antwerpen Stad en Rand
“Hazard gaat niet tot het uiterste op training? Dan is hij geen topsporter”
RONALD GAASTRA, de man die Fred Deburghgraeve en Pieter Timmers naar olympische roem leidde
Weinigen binnen de Belgische delegatie kennen beter hun weg doorheen het olympische oerwoud dan Ronald Gaastra (61), de Nederlandse zwemcoach die straks in Tokio zijn zevende editie aanvat. “Het olympisch dorp is Tinder maal twintig.” Onder zijn hoede kende het Belgische zwemmen met het goud van Fred Deburghgraeve (1996) en het zilver van Pieter Timmers (2016) zijn mooiste uren.
“DEELNEMEN IS BELANGRIJKER DAN WINNEN.”
Pierre de Coubertin Stichter van de moderne Spelen
“Dat de Belgische topsport vroeger die reputatie had – we zijn al blij dat we de Spelen halen en het is een succes als niemand verdronken is – was compleet onterecht. Onlangs las ik ergens dat we destijds vooral moesten hopen op blessures of vormverlies bij onze tegenstanders. Onzin. Ik loop vanaf 1992 mee en heb nog geen enkele olympische atleet ontmoet met die mentaliteit. De zwembond heeft dat ook een tijd gedacht. We sturen ze niet mee,
want het zijn toeristen. Met de huidige selectiecriteria bestaan er geen toeristen meer. Iedereen heeft zijn of haar plaats op de Spelen. Wie naar de Spelen trekt, wil zijn beste tijd zwemmen of lopen. Ik heb nog nooit een sporter gekend die na een tegenvallende prestaties zijn schouders ophaalde, of die uitsluitend kwam om te feesten.”
“HET WEDERZIJDSE VERLANGEN WAS ZO DUIDELIJK DAT HET BIJNA KOMISCH WAS.”
Matthew Syed Tafeltennisser
“Spelen na Spelen stoor ik me aan dat altijd weer opduikende condoomverhaal. In geen enkel dorp of bij geen enkele atleet heb ik een doos met die spullen zien staan. Een atleet leeft jarenlang naar dat ene moment toe. Dat na de competitie een feest losbarst, is een ander verhaal. Dat zie je bij alle landen en in alle sporten. Ben je al eens in het Holland Heineken House geweest? Daar krioelt het van de Nederlandse toppers die na hun competitie een stevige pint drinken. Niets mis mee. Het olympisch dorp is Tinder maal twintig. Daar lopen 10.000 afgetrainde atleten in de fleur van hun leven, van wie velen na afloop zot gaan doen. Voor sommigen duurt dat feest een week. Ik gun het hen, al zal Tokio ook op dat vlak een grote uitzondering zijn.”
“NEDERLANDERS DENKEN SNEL DAT ZE DE BESTE VAN DE WERELD ZIJN.”
Niels Thijssen Hockeycoach
“Nederlanders spreken hun ambities uit. Dat stukje flair missen de Belgen. Toen ik in 1989 op mijn eerste EK-jeugd stond, vroegen de zwemmers of ze de startlijsten mochten inkijken. Hun vorige coach vreesde dat ze bij het zien van hun ranking – dertigste of veertigste – gedemotiveerd zouden geraken. Zoiets zou in Nederland niet snel gebeuren. Ondertussen hebben de Belgen die terughoudendheid gelukkig wat afgeleerd. Anno 2021 verklaren Nina Derwael, Matthias Casse en de hockeymannen ronduit dat ze voor goud gaan. En terecht. Hebben ze gefaald als het niet lukt? Neen. Je moet altijd mikken op het hoogst mogelijke. En daarvan is de Nederlandse topsport al langer doordrongen.”
“Anno 2021 verklaren Nina Derwael, Matthias Casse en de hockeymannen ronduit dat ze voor goud gaan. En terecht. Hebben ze gefaald als het niet lukt? Neen. Je moet altijd mikken op het hoogst mogelijke.” Ronald Gaastra “Training en werklust zijn essentieel. Daarom heb ik zoveel bewondering voor gymnastes, die vanaf hun twaalfde al dertig uur per week doorgedreven trainen. En ondertussen hun lichaam naar de kloten helpen.” Ronald Gaastra
“DE SPELEN ZIJN EEN BEETJE ANGSTAANJAGEND.”
Bode Miller
Skiër
“De Spelen zijn zo gigantisch dat ze zeker de eerste keer overweldigend kunnen zijn. Veel atleten kennen uitsluitend hun eigen kampioenschappen, waar pakweg 500 atleten aanwezig zijn. En plots beland je in een olympisch dorp met 10.000 sporters. Plots loopt daar Novak Djokovic, Usain Bolt of Remco Evenepoel langs. Toen ik golfer Nicolas Colsaerts in Rio begeleidde bij zijn eerste bezoek aan het atletenrestaurant, bleef hij drie uur zitten, zijn ogen uitkijkend. Voor velen dienen die eerste Spelen als een soort kennismaking, bij de tweede keer moet je scoren. Dat voordeel hebben de Red Lions, Derwael en Casse (Casse was in Rio als sparringpartner voor
Dirk Van Tichelt, red.). En dat
voordeel hadden Pieter in Rio en Fred in Atlanta.”
“DE MOMENTEN DAT ER NIEMAND IS OM MEDELIJDEN
MET JE TE HEBBEN, OF OM JE TE STEUNEN, DAN WORDT EEN ATLEET
GEMAAKT.”
Tim Duncan
Basketter
“Het eerste wat een coach moet doen, is het woord compassie uit het woordenboek schrappen. Dat heeft niets te maken met mildheid, maar met keuzes maken. Samen leg je een doel en een traject vast, waarvan je zo weinig mogelijk afwijkt. Topsport verdraagt geen shortcuts. José Mourinho verklaarde onlangs dat Eden Hazard alles doet op basis van zijn talent, zonder tot het uiterste te gaan op training. Wel, dan ben je in mijn ogen geen topsporter. Dat slag mensen probeert het maximum uit hun mogelijkheden te halen. Geen enkele olympische medaillist kan zich gedragen als Hazard.”
“Pieter had een geweldig lichaam voor het topzwemmen, maar dat alleen volstaat niet. Voor hij bij ons kwam, zwom hij met datzelfde lijf 50”20 op de 100 meter. Training en werklust zijn essentieel. Daarom heb ik zoveel bewondering voor gymnastes, die vanaf hun twaalfde al dertig uur per week doorgedreven trainen. En ondertussen hun lichaam naar de kloten helpen. Zwemmen is ook geen pretje. Fred kan geen partijtje badminton spelen, hoor. Schouders, polsen, knieën, enkels: versleten. Omdat Pieter later begonnen is, valt de schade mee, maar zouden zijn twee klaplongen en hersenvliesontsteking ook gelinkt kunnen zijn aan een immuniteitssysteem dat door zware trainingen onder druk stond?”
“HOE MEER IK OEFEN, HOE MEER GELUK IK HEB.”
Gary Player
Golfer
“Tiger Woods begon zijn trainingen met honderd puts van een meter, dus de kans dat hij in een wedstrijd zo’n bal zou missen, wordt heel klein. Geluk? Neen hoor. Ook zwemmen is herhaling, herhaling, herhaling. En je moet vroeg genoeg de juiste technieken leren. Bij Pieter was de start nooit van wereldniveau. Dan had hij in zijn jeugdjaren betere dingen moeten aanleren. Vroeg beginnen is vaak een voordeel, maar in België hapert de doorstroming. Waar blijven de jonge talenten? De nummer twintig van nu klokt dezelfde tijd als de nummer twintig van twintig jaar geleden, maar internationaal gaat het ondertussen een stuk sneller. Hopelijk kan het nieuwe beleidsplan dat verval keren, maar het zal nog minstens een generatie duren vooraleer dat rendeert. Allicht halen Louis Croenen en Fanny Lecluyse (de twee zwemmers in Tokio, red.) Parijs 2024 niet. Daar moeten Valentine Dumont, Sébastien Demeulemeester, Alexandre Marcourt en Roos Vanotterdijk onze vaandeldragers worden, maar we mogen hen niet te snel onder druk zetten. Eigenlijk hadden die jongeren in Tokio al eens moeten proeven, bijvoorbeeld in een aflossingsteam. Door het afhaken van Pieter missen we nu een bliksemafleider.”
“KRITIEK DIENT ALS BRANDSTOF.”
Romelu Lukaku
Voetballer
“Kritiek van kenners neem je ter harte; de andere soort negeer je. Toen de Vlaamse Zwemfederatie me in de aanloop naar Rio opzij zette als hoofdcoach, ging ik er nog eens extra tegenaan. Of je toppers moet uitdagen? Absoluut. Mijn atleten mogen tegengas geven, graag zelfs. Maar er zijn grenzen natuurlijk. Zo heb ik Fred in de aanloop naar Atlanta een paar keer willen buiten flikkeren. Zo’n eigenwijze gast. Hij weigerde een set te doen, trainde niet zoals het hoorde of deed moeilijk op school. En ik moest het oplossen. Dan trok ik me even terug. Een week later dook ik weer op en konden we verder. Voor mijn atleten ga ik door het vuur. Een van de redenen waarom Louis naar mij is gekomen, is de manier waarop ik Pieter verdedigd heb in Rio. Vanaf januari had ik gezegd dat hij geen aflossing zou doen wanneer hij een individuele finale op de 100m zou zwemmen. Pieter mocht lekker op zijn kamer gaan zitten en ik ging op de barricades staan. En dat heeft gewerkt.”
“EEN VAN DE GROOTSTE GENOEGENS IN HET LEVEN IS ONMOGELIJKE DOELEN
BEREIKEN.”
Robert Cheecke
Bodybuilder
“Zowel Pieter als Fred heeft inderdaad een atypisch traject afgelegd. Fred was na Barcelona gestopt, en deed vervolgens vijf maanden niets. Uiteindelijk kon ik hem toch opnieuw in gang krijgen. Hij herbegon met een keer per dag te trainen, met in de vakantie een dubbele sessie. Vervolgens eindigde hij op het EK vierde, vier honderdsten achter een onbekende Rus. Fred komt uit het water, stoom uit de oren. Hij prikt met zijn wijsvinger op mijn borst en roept: Dit gebeurt mij nooit meer. Al moet ik acht uur per dag trainen! Dat bleek achteraf een key moment. Dat jongetje uit Roeselare? Die lange slungel uit Beringen, die niet mocht blijven in Eindhoven? Ze wilden tonen wat ze waard waren. En twee keer is het gelukt.”