Gazet van Antwerpen Stad en Rand
“Ben ik gek omdat ik denk dat ik bergen kan verzetten? Dan voel ik mij misbegrepen, ja”
De man die met zijn zonen en de 4x400m-ploeg zijn eigen weg naar de top uitstippelt
“Wij in België lijden aan het syndroom van Napoleon: wanneer faalt hij? In plaats van te redeneren: wat maakt hem succesvol?” Vaak bejubeld, soms gehaat, maar ontegensprekelijk succesvol: Jacques Borlée (63).
“Een toptrainer wint niets, wel een topcoach.”
“Hoe ik coach werd? Ik was een dertiger en verkocht uitschuifbare tribunes. Ik woonde een wedstrijd van basketbalclub Castors Braine bij en dacht: De fysieke conditie van die gasten is nul. (lacht) De voorzitter zei: Bemoei je er dan mee, hé.
Al als atleet was ik geïnteresseerd in coaching: ik bond me vast met een koord achter een moto op een piste om zo sneller te lopen.”
“Ik was ook geïntrigeerd door Patrick Stevens: verdorie, de eerste Belg die een olympische sprintfinale loopt (de 200m-finale
in Atlanta 1996, red.). Voor mijn generatie leek een Belg als topsprinter iets onmogelijks. Patrick liep grandioos. In 1995 trainde ik drie keer per week met hem bij biomechanicus Frank De Witte. Hoe biomechanica werkte, fascineerde mij.”
“Men verwijt mij soms dat ik mij alleen bezighoud met mijn zonen. Dat klopt niet. Ik behaalde ook resultaten met anderen: voetballers Youri Tielemans en Leander Dendoncker, onlangs nog voetbalclub Charleroi, basketballers, Jonathan Sacoor, tennissers als Johan Van Herck of Christophe Rochus… Rochus speelde ooit tegen Yevgeni Kafelnikov in Australië. Christophe, je
gaat winnen, zei ik. Ben je gek, zei hij. Die gast is vierde van de wereld. Christophe verloor en belde: Ik ben een oen, ik had kunnen winnen. Hij schreef mij nadien een brief: Jacques, jij wilt dat ik top twintig van de wereld word. Ik heb daar geen zin
in. Je bent té ambitieus voor mij.”
On-Belgisch
“Het is on-Belgisch, aan de boom schudden om dingen te veranderen. Het is totaal niet aanvaard in conservatief België dat iemand boven het maaiveld uitsteekt. Dan word ik ambetant en ben ik een lastpost. Wij lijden aan het syndroom van Napoleon: Wanneer faalt hij, loopt hij met zijn kop tegen de muur? Als ik tussen zes planken lig, hé. In plaats van te redeneren zoals in de Verenigde Staten of Engeland: Wat maakt hem zo succesvol? Dat is een andere benadering. Hoe Napoleon zijn eigen weg ging om ongelooflijke dingen te doen, dat intrigeert mij.” “Dat ik leef van conflicten, ruzie nodig heb om vooruit te gaan, is niet waar. Als mensen niet begrijpen wat topsport is, enerveer ik mij wél. Met Rutger (Smith, topsportcoördinator van Atletiek Vlaanderen en ex-wereldtopper kogelstoten en discuswerpen, red.) heb ik géén ruzie, hij weet wat topsport is. Terwijl er mensen rond
lopen die postjes bekleden waarvoor ze niet geschikt zijn, die niet weten wat topsport is. Het stoort mij dat er in het Franstalige gedeelte mensen niet wíllen winnen (Borlée verwijt al jaren de Waalse atletiekliga amateurisme en stapte dit seizoen over naar Sport Vlaanderen, red.).”
“Soms vraag ik mij af: ben ik gek omdat ik denk dat ik bergen kan en wil verzetten? Ben ik gek omdat mensen aan mij twijfelen? Ik voel mij misbegrepen, ja. Ik denk soms dat mijn zonen gegeneerd zijn omdat ik soms blijf pushen, en ongegeneerd mijn mening zeg. Ik bén zo. België is een land van schoonmoeders. Als iemand zoals ik of Jean-Marie Dedecker opduikt, kunnen ze ons niet coachen. Ik zei bijvoorbeeld tegen het Belgisch Olympisch en Interfederaal Comité: Met dé tien medaillekandidaten voor Tokio moeten jullie elke week in contact staan: Hoe gaat het met jullie, wat hebben jullie nodig, waar kunnen we bijsturen… Maar het blijft stil, doofstom. Als ik bel, krijg ik te horen: Binnenkort is de olympische kleding daar… Je m’en fous, moi.”
“Het is makkelijk om de top te bereiken. Het moeilijkste is aan die top blijven, presteren jaar na jaar. Wanneer je naar de Belgische statistieken kijkt, zijn er slechts drie atleten die Spelen na Spelen hebben gepresteerd. Dat wil zeggen: de ondersteuningsmechanismen ontbreken. Een voorbeeld: op stage in Zuid- Afrika waren de Nederlanders met dertig atleten, tien begeleiders, twee kines plus nog zes ter plekke ingehuurde kines. Ik dacht: nom de dieu, ik ben de enige begeleider van mijn tien atleten en moet mij beredderen met één kine.”
“Een toptrainer wint niets, een
“Een toptrainer wint niets, een topcoach wel. Wat ik wil, is een klimaat waarin een atleet zich superkalm voelt. Ik breng atleten in een cocon van rust.” Jacques Borlée
topcoach wel. De meesten zijn trainers: de techniek, de theorie... Een geslaagde training is als een atleet zich bevrijd voelt en het gevoel vond dat ik wil. Het eerste halfuur van een training zitten we of te klagen of te grappen, de ontspanning zoeken dus. Dan neem ik elke atleet apart: Jij doet dit, jij doet dat… Wat ik wil, is een klimaat waarin een atleet zich superkalm voelt. Ik breng atleten net in een cocon van rust.”
“Atleten moeten ook begrijpen: iedereen heeft twee benen en armen, alles gebeurt in de hersenen. Toen de Rode Duivels werden uitgeschakeld tegen Italië, heb ik met interesse gekeken met Guy Chéron, professor neurofysiologie en biomechanica. Jérémy Doku dribbelde fantastisch, maar miste bijna altijd zijn laatste pass of schot. Hoe bewaar je, wanneer je moe bent, het overzicht? Daaraan kun je werken. Niet voor niets heb ik een tiental voetballers – je kunt raden wie er tussen zit – neurofysiologisch doorgelicht. Wij werken ook zo met onze atleten.”
“Ik ben daarom bijvoorbeeld afgestapt van een speech enkele uren voor de wedstrijd op een groot kampioenschap. Ik doe dat nu enkele dagen voordien, met een film, omdat het brein van een atleet enkele dagen voordien moet worden gestructureerd, voorbereid op die wedstrijd.”
“Topsport is ook gevoel. Ik geloof in magie. Mijn credo is: it’s
possible. Dit seizoen dacht ik soms: Ben ik nu de enige die nog in de 4x400m gelooft? Op een dag wil en zal ik de Amerikanen kloppen. Echt waar, daar geloof ik in, zelfs al lijkt dat onmogelijk.”
“Of ik mijn atleten heb moeten overtuigen van mijn filosofie? Ik moet heel België overtuigen van mijn filosofie. (lacht) Ik ben geen autoritaire coach, het kader is wel strikt en duidelijk. In 2002 gooide ik voetballers buiten omdat ze niet
“Mijn rol als vader is niet dezelfde als die van coach. Ik ben verplicht om een beetje schizofreen te zijn.” “Sommigen zeggen: Ja, maar hij bevoordeelt altijd zijn zonen bij de selectie. Neen, ik wil winnen.” Jacques Borlée
in de krachtzaal zaten maar in de bar. Ze zegden: We betalen je. Kan
mij niet schelen, riep ik.”
Andere stemmen
“Ik introduceer wel geregeld nieuwigheden. Al meer dan zestien jaar coach ik mijn zonen, sinds 2005. Als elk jaar hetzelfde is, pffffff, dan wordt het voor hen saai. Ze moeten soms andere stemmen horen: een Amerikaanse coach, een Franse coach, experts in andere domeinen… Als je altijd hetzelfde moet doen, heb je geen zin meer om je te smijten.”
“Ik heb mijn zonen wel nooit gepusht. Het is begonnen met Olivia die vroeg of ik haar niet wilde coachen. Mijn rol als vader is niet dezelfde als die van coach. Ik ben verplicht om een beetje schizofreen te zijn. Ik vraag mij niet alleen af of ik mijn drie zonen even goed coach, ik train bovendien een concurrent van hen, Jonathan Sacoor. Dat is niet
simpel, maar dat lukt. Het is ook niet makkelijk om mijn pet als papa af te zetten en die als coach op te zetten. Olivia zei altijd op trainingen: Papa, papa, papa.
Neen, zei ik, ik ben je coach. Mijn zonen spreken over coach.”
“De relatie met hen is veranderd. Vroeger luisterden ze blindelings naar wat ik zei, nu moet ik mij anders opstellen: de papaleeuw merkt dat de leeuwenzonen onafhankelijker worden. Soms zijn er grote spanningen, dat geef ik toe. Dat is niet erg. Mijn papa zei altijd: Als spanningen en discussies goed worden beheerd, leiden ze tot vooruitgang.”
“Als ik naar de Himalaya trek, de Grand Canyon, een gletsjer op IJsland, zeggen sommigen: Hij is gek.
Mais oui, oké, dan ben ik gek. We praten nog vaak over die expedities. Ik maak daar boeken over (hij laat een boek van de Himalayatocht naar basecamp
Everest zien, red.). Die boeken zijn de basis voor mijn groep om af en toe stil te staan bij wat we doen, bij gebrek aan een symbolisch uithangbord. Ik vecht als een leeuw om megagrote foto’s van onze olympische grootheden in het onlangs gebouwde sportcentrum van Louvain-la-Neuve te krijgen. Dat er op de deuren bijvoorbeeld Belgian Cheetahs of
Belgian Tornados staat geschreven. Dat er slogans hangen, dat de filosofie hoe je jezelf kunt overstijgen daar wordt uitgelegd, dat er een olympische ziel in de zaal hangt. Jonge atleten moeten daar voorbeelden zien hangen, moeten eraan worden herinnerd hoe ze aan de top kunnen geraken.”
Pensioen
“Ik ben 63 en gemotiveerder dan ooit. Wanneer ik met pensioen ga? Mijn zonen spraken mij erover aan. Ik heb hen gezegd: Op zijn minst tot en met de Spelen van
Parijs 2024. Normaal gaan Kevin en Jonathan door tot het WK van Eugene 2022, zo zegden ze altijd. Ze blijven mij verbazen. De manier waarop ze hun carrière structureren, hoe ze incasseren en terugkomen… Ik zeg soms: ze erfden alle kwaliteiten van de papa en de mama, en gelukkig niet hun gebreken. (lacht) Er is misschien de gek Borlée, maar ik heb vooral geweldige atleten. Of dat nu de Borlées zijn, Jonathan Sacoor, Camille Laus, Hanne Claes…”
“Sommigen zeggen: Ja, maar hij bevoordeelt altijd zijn zonen bij de selectie. Neen, ik wil winnen. Ik
denk: Wie heb ik wanneer nodig om te winnen? Ze moeten met de druk kunnen omgaan. In het verleden deden sommige atleten letterlijk in hun broek.”
“Begin oktober breng ik een boek uit over mijn leven. Een leven zoals Don Quichot, turbulent. Ik bén zo. En ondanks alle merde – ik heb in een camionette geleefd, ik ging door een scheiding die niet vanzelfsprekend was – blijf ik geloven in het positieve van de mens.”