Gazet van Antwerpen Stad en Rand
Panische corona-angst houdt Spelen in zijn greep
Onze journalist ondervindt aan den lijve: Europese lockdown lijkt onschuldig fait-divers tegenover Japanse maatregelen
Zes coronatesten in acht dagen, geen contact met de Japanse bevolking, elke dag je lichaamstemperatuur doorgeven, een avondklok om 20.00u, verboden op restaurant te gaan en wil de westerse journalist snel een boodschap doen, krijgt hij daarvoor een kwartiertje per dag. Onder strikt toezicht van een kepie met horloge. De Spelen van Tokio gaan straks de geschiedenis in als de grote Corona-Spelen. Waar alles anders is. Niet in het minst voor de journalist van uw krant.
Zij is een Japanse studente en ligt regelmatig met haar voorhoofd plat op tafel te dutten. Hij moet vooraan in de zestig zijn en draagt binnen en buiten een forse kepie stijl DDR. Samen vatten ze al drie dagen post in de lobby van mijn hotel en zijn ze mijn persoonlijke lijfwachten. Zodra ik hier in hotel New Ueno, een propere maar weinig bijzondere doening in een van de noordelijkere stadswijken van Tokio, mijn journalistenkop uit mijn kamerdeur steek, veren Studente en Kepie op. Hun richtlijnen komen rechtstreeks van de
Japanse overheid en laten zich simpel samenvatten.
Regel één: Mister Wim-San zal het hotel niet verlaten, tenzij bij hoge uitzondering.
Regel twee: als die uitzondering zich aandient, dan slechts nadat dat Studente en Kepie er visueel en schriftelijk akte van zullen genomen hebben. Desnoods via de verplichte tracking app op mijn smartphone. Grote broer kijkt toe in Tokio, los door de olympische ringen heen.
Dit zijn de Corona-Spelen en dat zullen we geweten hebben. Geen toeschouwers straks in de stadions, atleten die na hun wedstrijd snel weer het land worden uitgezet en voor de buitenlandse journalisten een stel maatregelen waarnaast een Europese lockdown een onschuldig fait divers lijkt. Het ontbreekt op de luchthaven maar net aan een groot bord: “Niet welkom in Tokio.”
Allemaal het gevolg van de panische corona-angst die Japan in zijn greep houdt. Naar Europese normen: een onredelijke angst. De pandemie op de eilandengroep mag recent dan lichtjes opflakkeren, afgelopen
De Japanse overheid behandelt elke buitenlandse journalist als waren wij besmet vee. Dat er op mijn smartphone een bewijs van twee geregistreerde vaccins staat, maakt ze hier in Azië geen ene moer uit.
zaterdag – dag van onze aankomst in Japan – telde het land 3.360 nieuwe besmettingen. Nauwelijks drie keer zoveel als België. Met dit verschil dat er 11 miljoen Belgen en 126 miljoen Japanners zijn. Naar aantal dodelijke slachtoffers zou Japan in Europa zelfs een uitmuntende leerling zijn. Na 17 maanden pandemie: ruim 25.000 doden in België, ‘amper’ 15.000 in het zo veel grotere Japan.
Besmet vee
Niettemin – of misschien net daarom – behandelt de Japanse overheid elke buitenlandse journalist als waren wij besmet vee. De schutkring kan niet groot genoeg zijn. Dat begon maanden geleden al. Mocht bureaucratie een olympische discipline zijn, Japan was nu al zeker van drie medailles – goud, zilver én brons. Het aantal apps, sites, excel-files, digitale en analoge documenten waardoor we ons voor vertrek met zweet en tranen gesparteld hebben, zou zelfs een doorgewinterde secretaresse een hartverzakking bezorgen. Wie het malle idee had de stapels paperassen en toegestuurde Playbooks – het IOC-eufemisme voor de vuistdikke handleidingen vol corona-directieven – af te printen, huurde er beter meteen een archiefruimte bij. Dan al was de boodschap duidelijk. Een kuchje, laat staan een flinke hoestbui, desnoods een week voor uw vertrek, en u komt Japan niet in. En komt u er toch in, weet dat u moeilijke weken zullen wachten. Wat al meteen op de luchthaven duidelijk wordt. Dik drie uur deed deze jongen over het bureaucratische hindernissenparcours tussen gate en aankomsthal. Met wat pech had het ook zeven uur kunnen zijn.
Het resultaat van die virale paranoia? Vandaag is mijn vierde dag in Japan en straks onderga ik de zesde coronatest in acht dagen. Twee verplichte pcr-testen net voor vertrek in België, intussen vier speekseltesten in Japan. Nog niet zo eenvoudig: de testen dient u zelf te bestellen op een Japanse website – Google Translate draait overuren op mijn iPhone – waarna u het vol gegorgelde buisje op een van de olympische sites mag deponeren. Dat er op mijn smartphone een bewijs van twee geregistreerde vaccins staat – in Europa trok ik juichend met mijn ticket naar de vrijheid door de straten – maakt ze hier in Azië geen ene moer uit.
Nog zo bizar: alles weten ze hier inmiddels van mij. Kinderen, bloedgroep, schoenmaat, maar niet één keer is er naar mijn vaccinstatus geïnformeerd. Japan en vaccins, dat klikt niet. Iets cultureels. De volksaard. Ze vertrouwen het niet, kijken liever de kat uit de Bonsaiboom en de Japanse Wouter Beke zou veel te laat met zijn bestellingen geweest zijn, waardoor amper 20 procent van de bevolking al volledig gevaccineerd is. Testen dus maar. En pesten.
We overlopen. Journalisten mogen uitsluitend verblijven in door de overheid aangeduide hotels – “Had u al iets anders geregeld, gelieve te herboeken.”
Een verplichte app vraagt mij elke ochtend mijn lichaamstemperatuur door te sturen.
Een bijkomende vragenlijst wil weten of ik de afgelopen 24 uur een kriebel in de keel gevoeld heb – één, ja, en ergens in Tokio gaan de alarmbellen loeiend hard af.
Een andere app, alweer verplicht, traceert gps-gewijs elke stap die ik in Tokio zet. En mocht ik het onzalige idee koesteren ’s avonds een hapje te willen eten: brute pech. Door de recent ingevoerde noodtoestand gaan alle restaurants om 20.00u dicht.
Niet grootste pechvogel
Niet dat dat laatste zelfs maar een optie zou zijn. Daarvoor zorgt de meest verregaande maatregel. Geen buitenlander hier op de Spelen die eraan ontsnapt: de verplichte quarantaine. Hij komt in verschillende vormen en maten, maar streng is hij voor iedereen. De grootste pechvogels mogen drie dagen letterlijk niet van hun hotelkamer.
Zelf hebben we een mildere vorm aan ons been. De eerste veertien dagen mag ik het hotel uitsluitend verlaten om mijn job te kunnen doen. Begrijp: pendelen naar de olympische stadions en sites mag nog net, verder niets. En nooit met het openbaar vervoer, altijd met uitsluitend voor buitenlandse journalisten bestemd olympisch transport.
Het leidt hier in Tokio tot twee parallelle werelden. Die van de gewone Japanner, die die Spelen allang geen sikkepit meer kunnen schelen, en die van de buitenlandse atleten en journalisten. Daartussen: een onzichtbaar, maar hermetisch gesloten gordijn, dat elk contact tussen de twee werelden onmogelijk moet maken. Op dat ene kwartiertje per dag na. Zo staat het letterlijk in het Playbook en zo heeft ook het hotelpersoneel mij laten weten. Elke dag krijg ik vijftien minuten om mezelf even uit te laten. Voor een dringende boodschap, om naar de winkel te gaan, om even met mijn staart te kwispelen. Vijftien minuten, en of ik alstublieft de klok in de gaten wilde houden.
Dat is waar Studente en Kepie opnieuw om de hoek komen kijken. Studente lost mij van geen vin als ik mijn olympische bus opstap. Ik zou eens willen ontsnappen. Kepie pakt mijn sleutel aan, noteert wanneer ik de deur uitga en houdt de minuten bij. Even nauwgezet als angstvallig.
Geen grotere kolder dan toen ik zondagmiddag met vaste tred en zonder een kik te geven op de uitgang afstevende. Je zag het angstzweet uitbreken bij Kepie. Studente schrok in allerijl wakker uit haar middagdut. Wat was
Buitenlander van plan? Paniek. Tot ik net voor de deur een kwartslag richting koffie-automaat maakte.
Oef. Bijna heel Tokio besmet.