Gazet van Antwerpen Stad en Rand

“Er is een reële kans dat dit niet goed afloopt. Maar ik ben hoopvol en nog altijd gelukkig”

Psychiater Dirk De Wachter neemt zijn eigen goede raad ter harte terwijl hij van kanker herstelt

-

“Ik hoop dat ik gezond mag blijven”, zei hij in april nog in

Die hoop bleek ijdel: Dirk De Wachter (61), de bekendste psychiater van het land, heeft kanker. Het is duidelijk wat hem te doen staat: rusten en zijn eigen goede raad ter harte nemen. En dat blijkt aardig te lukken. “Mijn patiënten hebben mij geleerd hoe ik met deze lastigheid moet omgaan.”

Nieuwsblad.

Gedichte

Het

De psychiater en het melanoom.

Zo heette de lezing die Dirk De Wachter twee jaar geleden nog gaf in Hasselt. Hij vertelde er dat een relatie haar ware aard pas echt toont op kwade dagen. Dat relaties het leed dat gepaard gaat met die kwaadaardi­gheid in een lichaam, nog het meest kunnen verzachten. Geen holle woorden, beseft hij nu, gezeten op een roodfluwel­en chaise longue in zijn bibliothee­k die de toevloed van boeken stilaan moeilijk aankan. Op de tafel liggen van George Saunders (een fabel over de menselijke hebzucht met een vos in de hoofdrol), van Ellis Doorsteen (“Korte verhalen van een man die het anders ook niet meer weet”) en Ausgewählt­e

van filosoof Stefan Zweig. “Ik krijg bijna elke dag een boek opgestuurd”, zegt De Wachter. “Ik lees nu nog meer dan vroeger. Daar is nu tijd voor.”

Dirk De Wachter voelde zich afgelopen zomer uitstekend toen hij in Parijs in het Centre Pompidou naar de wand stond te kijken, waarin een kamer van het appartemen­t van dichter André Breton is nagebouwd. “Ik ga daar altijd naar kijken, want zijn bureau lijkt een beetje op het mijne. (lacht) Plots kreeg ik daar hevige pijn in mijn buik. Ik heb meteen de artsen gealarmeer­d die ik ken. Er is een cascade van onderzoeke­n gebeurd, men heeft zeer snel gevonden dat het ernstig was, ik ben geopereerd. (pauzeert) Vanaf dat moment is alles veranderd. Die ingreep was heel zwaar, nu zit ik in de fase van de chemothera­pie. In totaal heb ik zes maanden van behandelin­g te gaan. We zitten nog maar aan het begin. Maar voilà, c’est la vie.”

Fris niets

Tijdens ons gesprek dit voorjaar zei u: “Ik hoop dat ik voorbereid ben op wat minder chance in mijn leven, dat ik kan terugblikk­en op al het goede dat ik heb mogen meemaken en het lastige kan counteren.”

(knikt) Dat voel ik zo, dat beleef ik zo. Voor alle duidelijkh­eid: dit is geen wandeling in het park. Ik heb geen goed nieuws gekregen en de prognose is precair. De kans dat dit niet goed afloopt, is reëel. Maar ik ben hoopvol en doe mijn best om alle behandelin­gen zo goed mogelijk te volgen, in de hoop dat ze aanslaan. Ik heb vertrouwen in mijn dokters, de beste van het land. Bovendien val ik nu terug op mijn geliefde, mijn kinderen, mijn vrienden, alle mensen die mij graag zien. En op de vaststelli­ng dat mijn leven tot nu toe één groot geluk is geweest. Ik voel mij bij momenten misselijk en vermoeid en er zijn momenten dat ik denk: ‘alstublief­t, laat mij gerust’, maar ik kan terugvalle­n op een bodem van het goede leven.

Bent u helemaal gestopt met werken?

Ik heb een maand na de ingreep niets gedaan. Nu ben ik in ziekteverl­of, maar ik herneem een aantal activiteit­en. Ik heb een engagement tegenover mijn patiënten, mijn afdelingen in het ziekenhuis. Ik doe ook nog consultati­es. Samen met een assistent, want ja, ik ben in ziekteverl­of, eigenlijk mag dat niet.

Straks komt u nog in de problemen met de ziekenkas.

Ik ben zelfstandi­ge, veel ziekenkas komt er niet bij kijken. Maar ik ben actief, men kan op mij een beroep doen, ik ben betrokken. Ik kan het niet laten, dit is mijn leven, al 35 jaar. Maak u geen zorgen: ik neem de nodige rust. Waar ik vroeger honderd uur per week werkte, zit ik nu aan twintig. Iedereen zegt ook: ‘Ge ziet er goed uit’. Wellicht om mij een plezier te doen. (grijnst) Maar ik zag een patiënt op straat. Die was verwonderd en zei: Ah, gij hebt uw haar nog. (lacht)

Hebben de dokters u niet aangeraden om het werk volledig neer te leggen? De dokters die mij behandelen,

zijn mij zeer genegen en hebben mij dat niet met zoveel woorden durven te zeggen. (lacht) Ze kennen mij, ik moet een beetje getemperd worden. Maar na dit interview zal ik rust nemen, dat beloof ik u. Het voordeel is dat mijn situatie zeer ernstig is. Iedereen begrijpt dat ik gas terugneem. Ik kan ook makkelijke­r loslaten dan ik vreesde. Ik heb een volledige maand niets gedaan en ik had geen ontwenning­sverschijn­selen.

U heeft er altijd voor gepleit om dankbaar in het leven te staan. Bent u dat nu ook, met die kanker in uw lijf?

Jawel, hoor. Ik ben dankbaar voor al het goede dat mij te beurt valt. Ondanks de lastigheid ben ik gelukkig. Misschien is dat gevoel zelfs een beetje uitvergroo­t. Ik kijk vooral naar mijn vrouw, mijn geliefde, mijn partner. Dat is een en dezelfde persoon, voor alle duidelijkh­eid. (lacht) We gaan de moeilijke onderwerpe­n zoals de dood en het lijden niet uit de weg.

U vertelde eerder dat u de dood in uw nek heeft gevoeld.

Ze vroegen me of ik de dood in de ogen had gekeken. Nee, ik voelde die hete, vochtige, stinkende adem in mijn nek. Bij wijze van spreken. (lacht) Dat was zeer akelig, dat gevoel om langs achteren beslopen te worden. Want ik mag dan gelukkig zijn, ik moet het niet beter voorstelle­n dan het is: elke veertien dagen lig ik in het dagcentrum oncologie aan het infuus. (wrijft zichzelf over de

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium