Gazet van Antwerpen Stad en Rand

“Dertig jaar geleden moesten we roeien met de riemen die we hadden. We wisten alleen: hier is ze vertrokken en daar is ze gevonden. Alles daartussen: één groot vraagteken.”

-

bleek dat niemand haar gezien had”, zegt Cillis. “We hadden de pech dat dat telefoontj­e in het café gepasseerd is via een verouderde centrale, zodat we niet konden nagaan of het Katrien was die belde, en vooral met wie ze belde. Zijn of haar identiteit zou ons natuurlijk een stap verder hebben geholpen.”

Als Katrien maar niet thuiskomt, melden moeder Godelieve en vader Norbert haar verdwijnin­g. De toenmalige rijkswacht schiet meteen in actie. In de weken die volgen, worden honderden mensen ondervraag­d, er worden zoekacties opgezet, allemaal zonder resultaat. “Kort na Katriens verdwijnin­g kwam de directrice haar schoolrapp­ort brengen. Ze had uitstekend­e punten. Maar ik wist dat ze dat rapport nooit te zien zou krijgen. Je probeert jezelf te overtuigen dat alles goed komt, maar diep vanbinnen weet je dat het ergste gebeurd is”, zegt mama Godelieve.

Toevallig gevonden

Inderdaad: op 19 juni 1992 – nu zondag exact dertig jaar geleden – wordt Katriens lichaam gevonden op een braakligge­nd terrein in de Antwerpse haven. “Er moesten daar beperkte graafwerke­n plaatsvind­en”, zegt Cillis. “En net op de plek waar Katrien lag, hadden ze gegraven. Als de machine een halve meter verder was ingezet, was ze nooit gevonden.” “We hadden vrijwel meteen door dat we met een aantal zaken zaten die het onderzoek zouden bemoeilijk­en. Het lichaam was in verre staat van ontbinding, in die mate dat zelfs nooit is vastgestel­d kunnen worden wat de doodsoorza­ak was. Allicht wurging, maar honderd procent zeker zijn we niet. Het lichaam was ontkleed, wat wijst op een seksueel motief, maar ook dat viel niet meer met zekerheid na te gaan. En vooral: er werd geen DNA van de dader gevonden.” “Dertig jaar geleden moesten we roeien met de riemen die we hadden”, zegt de ex-speurder. “Nu hangt het land vol met camera’s en heeft iedereen een gsm die signalen stuurt. Maar toen wisten we alleen: hier is ze vertrokken en daar is ze gevonden. Alles daartussen: één groot vraagteken. We konden zelfs niet vaststelle­n of ze op haar vindplaats omgebracht is of daar pas later begraven is.”

De brieven van EDV

Opnieuw worden honderden mensen verhoord. Even is er hoop op een doorbraak als enkele raadselach­tige brieven die onderteken­d zijn met ‘EDV’ terechtkom­en bij het weekblad Blik. In de eerste brief beweert de auteur dat hij Katrien op de avond van haar verdwijnin­g een lift heeft gegeven tot aan de oprit van de snelweg naar Breda. In de brief schrijft hij ook dat hij “eventjes zelfs verliefd werd op haar” en dat hij haar graf al een paar keer ging bezoeken. In de tweede brief schrijft hij geen ziekelijke grappenmak­er te zijn en beklemtoon­t hij dat hij Katrien levend heeft afgezet. Op de postzegels zit bruikbaar DNA, maar dat blijkt niet te matchen met iemand uit de databank. “Dit was een concreet spoor waarop we hard gewerkt hebben”, zegt Cillis. “Waar stond EDV voor? Waren dat de initialen van de dader? Letters van een nummerplaa­t? Wekenlang hebben we gezocht naar alle mogelijke EDV’S. Zonder resultaat.”

Een andere piste is die van de Nederlands­e timmerman Ludo De Beukelaer, die Cillis en zijn collega’s konden arresteren voor de moorden op Inge Breugelman­s (14) uit Wuustwezel en Ines Van Muylder (16) uit Essen. Beide moorden gebeurden vlak na de verdwijnin­g van Katrien De Cuyper. In dezelfde periode probeerde De Beukelaer ook andere minderjari­ge meisjes te ontvoeren. De Beukelaer bekent de twee moorden en de mislukte ontvoering­en vrijwel meteen, maar zal elke betrokkenh­eid bij Katrien blijven ontkennen.

Na het uitbarsten van de zaakdutrou­x wordt ook veel tijd verspild aan de later onbetrouwb­aar gebleken verklaring­en van Regina Louf, alias X1, die beweert dat Katrien vermoord is “tijdens een seksfeest in een kasteeltje ten noorden van Antwerpen”. Dat verhaal wordt uiteindeli­jk naar het rijk der fabelen verwezen. “Wij hadden als familie meteen door dat dat onzin was”, zegt Katriens moeder Godelieve. “Spijtig dat daar zoveel tijd en middelen in gestopt zijn.”

HUGO CILLIS, EX-SPEURDER

Het DNA op de postzegels

De zaak-de Cuyper lijkt een cold case te worden. Tot een onverwacht­e ontdekking nieuwe hoop geeft. In 2006 doet het Mechelse parket een huiszoekin­g bij de 35-jarige Karl V.R. in Kessel. Hij wordt verdacht van belaging. Tijdens die huiszoekin­g wordt een schoendoos vol krantenkni­psels over Katrien gevonden. Het DNA van de postzegels op de brieven aan Blik komt overeen met dat van V.R. En op zijn computer wordt kinderporn­o gevonden. Is hij de dader? V.R. ontkent iets met de moord te maken te hebben. Hij wou zich met zijn brieven alleen “interessan­t maken”. Omdat er in die tijd geen gsm’s waren, kan niet nagegaan worden of hij op die bewuste decemberda­g in 1991 in Antwerpen was.

De speurders besluiten alles op alles te zetten. Ze krijgen de toestemmin­g om Katriens lichaam op te graven. Met nieuwe technieken wordt geprobeerd bruikbaar DNA van de dader te vinden. Zonder succes. V.R. blijft ontkennen en doorstaat ook een test met de leugendete­ctor. Na enkele maanden voorarrest moeten de speurders hem laten gaan. Hij krijgt wel zes maanden cel voor het bezit van kinderporn­o.

“Mijn gevoel zegt dat hij het niet geweest is”, aldus Cillis. “Buiten die brieven wees eigenlijk niets concreets naar hem. Bovendien had hij toen geen rijbewijs, terwijl de vindplek van Katrien eigenlijk alleen per auto te bereiken was.”

En de mysterieuz­e letters ‘EDV’, waarmee V.R. de brieven onderteken­de? “Dat waren de initialen van een meisje op wie hij verliefd was, maar dat hij niet kon krijgen.” Godelieve De Ridder is er minder van overtuigd dat Karl V.R. niets met de moord te maken heeft. “In de eerste brief schreef hij dat hij die avond op zoek was naar een prostituee, maar niemand gevonden had. Hij reed dus gefrustree­rd rond. Daarna pikte hij naar eigen zeggen Katrien op. En er is die kinderporn­o.” Karl V.R. was het laatste concrete spoor. Nadien bleef het stil. “We zijn er altijd wel aandacht voor blijven hebben”, zegt Cillis. “Bij elke moordzaak informeerd­en we bijvoorbee­ld naar de mogelijkhe­id dat de dader iets met Katrien te maken had. Je begint aan zo’n vermissing met de hoop op een goede afloop. Als die hoop weg is, wil je de familie tenminste rechtvaard­igheid en antwoorden geven. Dat me dat niet gelukt is, blijft me achtervolg­en. Bij elke zaak die je niet opgelost krijgt, vraag je jezelf af: wat had ik anders kunnen doen?”

Ultieme oproep

De moord op Katrien De Cuyper is intussen verjaard. Tot een veroordeli­ng zal het dus niet meer komen, tenzij de dader later nog moorden gepleegd zou hebben. Zowel de familie, Hugo Cillis als de nog actieve speurders bij de federale gerechteli­jke politie lanceren daarom nu een oproep. “Geef de familie De Cuyper tenminste de antwoorden op de vragen die ze nog heeft”, zegt Cillis. “Toon wat menselijkh­eid en berouw. We hebben overigens effectief ooit meegemaakt dat er iemand na de verjaring een moord is komen bekennen.” Godelieve De Ridder sluit zich aan bij die oproep. “Beken. Het zal een opluchting voor je zijn, en wij zitten nog met zoveel vragen. Mijn kleindocht­er heeft nu dezelfde leeftijd als Katrien. Er gaat geen dag voorbij dat ik niet aan mijn dochter denk.”

Wie info heeft over de moord op Katrien De Cuyper kan die delen via opsporinge­n@police.belgium.eu of 0800-30.300

i

Zevenhonde­rd (700!) jaar: zolang al worden mensen met psychische problemen in Geel opgevangen door gezinnen. In fermettes, rijwoninge­n en appartemen­ten leiden patiënten – hier worden ze gasten genoemd – een gewoon leven bij gewone mensen. Die integratie van psychisch kwetsbare mensen in het dagelijkse leven maakt Geel uniek in de vaak hypergespe­cialiseerd­e wereld van de psychiatri­e. Onze reporter schoof mee aan tijdens de middagdis bij Christiane en haar man Louis, haar broer Marc en diens dochter Debby. In hun twee aanpalende huizen wonen ze al 22 jaar samen met hun gast, de 81jarige Robert.

TEKST: Stijn Janssen / BEELD: Joren De Weerdt

Het is twaalf uur als we op een dinsdag binnenstap­pen bij Christiane in de Zandstraat. Klokslag twaalf betekent hier nog ‘noen’ en ‘warm eten’. Vandaag staan er courgettes­oep, wortelen, aardappele­n en vidé op het menu. Aan de keukentafe­l zitten Christiane en haar man Louis. Ook Robert heeft er zijn vaste plaats.

“Mag hij verder eten”, vraagt Christiane. Natuurlijk mag Robert dat. Hij lepelt met veel smaak een chocoladep­udding naar binnen. De nog kwiek ogende tachtiger heeft zijn werktenue nog aan. Deze ochtend, vertelt Christiane, heeft hij de klinkers van de oprit voor het huis proper gemaakt. Onze aanwezighe­id lijkt hem totaal niet te storen. Integendee­l, Robert kijkt ons geamuseerd aan. “Hij staat graag in de belangstel­ling”, zegt Christiane. “Toen hij 70 werd, hebben we in het buurtcafé een feest gehouden. Er kwam honderd man opdagen. Iedereen die hij kende had hij uitgenodig­d. Hij stond met een foto in de gazet.”

Netjes verdeeld

Ondertusse­n zijn ook haar broer Marc en zijn dochter Debby langs de achterdeur binnengeko­men. “Onze Robert kan goed eten,”, zegt Marc. “Als we geen geld voor zijn onderhoud kregen, konden we hem niet blijven houden (lacht). Vanavond krijgt hij bij mij opnieuw warm eten. Toch wordt hij maar niet dik. Omdat hij zo mager is, denken sommigen dat hij geen eten krijgt. De kosten voor een gast worden wel wat vergoed, maar je moet het toch uit je hart doen.” Christiane en Marc wonen – zoals dat nog wel vaker het geval is in deze kleine gemeenscha­p – naast elkaar. Marc kocht destijds de woning van hun ouders op. De huizen van broer en zus zijn alleen gescheiden door een hoge haag. Daarin is een opening geknipt waardoor de beide families simpelweg van het ene erf op het andere kunnen stappen. Broer en zus hebben de zorg over Robert netjes onder hun tweeën verdeeld. Christiane en haar man zijn met pensioen en hebben overdag tijd, Marc en Debby werken nog en nemen de avonduren en de ochtend voor hun rekening. “Ook op de zon- en feestdagen is hij bij ons”, verduideli­jkt Marc.

Laatste kans

Maar Robert maakt al veel langer deel uit van deze familie. Christiane en Marc hebben hun gast ‘geërfd’ van hun ouders. “Hij was 42 jaar toen hij bij ons in huis kwam”, vertelt Christiane. “Wij twee zijn samen met Robert opgegroeid. In feite hebben we nooit anders geweten dan dat hij bij ons was.”

Over Roberts verleden weten broer en zus bitter weinig. “Daarover is aan ons nooit veel verteld”, zegt Marc. “We weten alleen dat hij voor hij in Geel terechtkwa­m in een gesloten instelling zat in Luik. Die instelling is afgebrand, en zo is hij hier in Geel beland. Hij was toen maar 14 jaar oud.” Robert komt voor het eerst tussenbeid­e in het gesprek. “Het was onweer”, zegt hij met luide stem. “Overal bliksems. Alle mannen moesten weg. 14 was ik.”

“Waarom hij in een instelling zat, weten we ook niet”, zegt Christiane. “Bij hem thuis konden ze hem blijkbaar niet de baas. Ook hier was Robert niet de gemakkelij­kste toen hij nog jong was. Voor hij bij mijn ouders terechtkwa­m, had hij al verschille­nde gezinnen in Geel achter de rug. Er viel met hem geen rechte voor te ploegen. Ik herinner me nog goed wat de mensen van de Kolonie (de naam van het Openbaar Psychiatri­sch Zorgcentru­m in de volksmond, red.) tegen hem zeiden toen ze hem hier binnenbrac­hten: ‘Dit is je laatste kans. Lukt het hier niet, dan moet je binnen’. Robert had alleen een boekje bij waarin stond waar en hoelang hij ergens had verbleven. Dat was alles wat we van hem wisten.” “De directeur was streng. Heel streng”, zegt Robert. “Het kwam allemaal heel nauw.”

Scheldwoor­d

Hij weet dat goed genoeg. Robert is slim, hoor. Hij heeft daar nadien veel spijt van en zegt dat ook.”

“Bij ons thuis moest je het woord ‘zot’ niet uitspreken”, zegt Marc. “Mij stoort het nog steeds als iemand op tv het heeft over de zottekes van Geel. Bij ons was dat een scheldwoor­d.” Aan deze keukentafe­l klinkt het woord ‘therapie’ als een omhooggeva­llen stadhuiste­rm. “Ik denk niet dat je moet gestudeerd hebben om een man als Robert op te vangen”, zegt Christiane. “Je moet er gewoon ingroeien. Bij ons in de familie is het opvangen van gasten al zo lang een traditie dat we er soms niet meer bij stilstaan dat hen iets mankeert. Je moet er vooral veel geduld mee hebben. En soms moet je ze gewoon laten doen en meepraten. Tenslotte kunnen ze er ook niets aan doen dat ze zo zijn. Ze zijn niet voor niets hier. Vandaag bestaat daar medicatie voor. Ook Robert krijgt pillen. Hij is nu ook ouder en rustiger geworden. “Minstens een keer per maand komt Michelle langs, de begeleidst­er van het OPZ. “Ze regelt vooral de praktische zaken”, zegt Christiane. “Ze brengt zijn medicament­en of regelt een afspraak met de pedicure. Maar voor problemen met Robert is ze nog nooit moeten langskomen.”

“Ik ben al drie keer gevaccinee­rd”, zegt Robert.

Triestig

Bij de Geelse gastgezinn­en is het zowat een ongeschrev­en regel dat als de ouders sterven of naar het rusthuis moeten de gasten automatisc­h in huis worden gehaald door de kinderen. Marc en Christiane zijn daar het levende bewijs van. “Ik zal het beeld nooit vergeten”, vertelt Christiane. “Toen mijn moeder een herseninfa­rct kreeg, stond de ambulance voor de deur om haar te komen ophalen. Ik zie Robert nog naast me staan. Hij lekte van het zweet. Hij wist niet wat er met hem zou gebeuren als mijn moeder zou sterven. Hij heeft dan een week in het OPZ verbleven. Toen we hem gingen bezoeken, zat hij er zo triestig bij. Ik kreeg het niet over mijn hart om hem daar te laten. Marc en ik hebben toen beslist om hem samen op te vangen. We hebben er nooit spijt van gehad.”

“Als hij zou wegvallen, zouden we hem erg missen”, zegt Marc. “Er bestaan rusthuizen hier in de buurt waar hij terecht zou kunnen. Maar zo ver is het nog niet.”

“Geel wordt niet voor niets de barmhartig­e stede genoemd”, werpt Christiane op. “Het zorgen voor gasten zit ons in het bloed. Vroeger kwam ik als huishoudhu­lp weleens terecht bij gezinnen die niet van Geel afkomstig waren. Als ze daar ook gasten in huis hadden, waren ze er precies bang van.

Ik vind het vooral belangrijk dat pleeggaste­n zich aanvaard voelen en volledig in het gezin opgenomen worden. Robert voelt zich hier evenwaardi­g aan ons.”

“Mijn vrienden die niet van Geel zijn, begrijpen dat totaal niet”, zegt dochter Debby. “Durf je die alleen te laten? Steekt hij jullie huis niet in brand? Maar Robert is braver dan een normale mens. Ik heb nooit anders geweten dan dat hij hier rondliep. Ik vond dat absoluut niet raar.” “Vroeger zag je ook al van ver dat iemand van de Kolonie was”, zegt Marc. “Ze liepen in Geel rond en droegen allemaal dezelfde gestreepte broek.” “Een blauw uniform”, verbetert Robert hem.

Tussen vier planken

Terwijl de meeste gasten een dagbestedi­ng in het OPZ hebben, is Robert de hele dag thuis. Hij is vooral bezig in de tuin. Voor de rest doet hij wat hij denkt te moeten doen. “Hij is een echte plantrekke­r”, zegt Marc. “Als ik van mijn werk terugkom en het is goed weer, drinken we een biertje in de tuin. Hij praat de hele dag door. Hij kent ook iedereen in de buurt en iedereen kent hem.” Robert staat van tafel op en trekt zijn schoenen aan. Hij wil ons zijn moestuin tonen. “Hij komt nooit met vuile voeten binnen”, glimlacht Christiane.

Roberts moestuin ligt er perfect onderhoude­n bij. Als onze fotograaf hem vraagt om met een rijf te poseren, begrijpt hij de vraag niet. “Zijn hof is proper”, legt Christiane uit. “Waarom

Overdag werkt Robert in zijn moestuin. Maar eerst schilt hij ’s morgens de aardappele­n voor het avondeten bij Marc en Debby.

zou hij dan nog moeten rijven? Zoiets gaat er bij hem niet in.”

Zijn kamer, die wil Robert ons ook nog tonen. Die bevindt zich op de eerste verdieping van het huis van Marc en Debby. Zijn bed is perfect opgemaakt. Boven zijn kussen hangt een fotootje van de paus. Aan de muur prijken foto’s van zijn echte familie. “Mijn moeder”, zegt hij. “Mijn broer. Mijn stiefvader. Heel verstandig; hij kon brieven schrijven zoals een minister.” Robert is afkomstig uit Strombeek-bever, nabij Brussel. “Kiekenfret­ter”, zegt hij trots. Hij heeft altijd contact gehouden met zijn familie.

“Vroeger mocht hij regelmatig bij zijn broer op vakantie”, zegt Debby. “Door corona is dat bezoek tijdelijk weggevalle­n, maar ze zijn elkaar wel altijd blijven bellen.”

Bij het afscheid vragen we hem nog of hij gelukkig is bij Christiane en Marc. “Ja, valt wel mee”, antwoordt hij. “Ik ben content van die mensen. Ze verzorgen me goed. Mijn kleren worden gewassen door mevrouw Christiane.” “Tegen Christiane zegt hij normaal ‘moe’ en tegen mij ‘papa’”, grinnikt Marc. “En als we hem vragen of hij hier ooit weg wil, antwoordt hij altijd: ‘Alleen tussen vier planken’.”

 ?? ??
 ?? ?? De ouders van Katrien De Cuyper: “Wij zitten nog met zoveel vragen.”
De ouders van Katrien De Cuyper: “Wij zitten nog met zoveel vragen.”
 ?? ?? Robert op zijn vaste plaats in de woonkamer van zijn ‘papa’ Marc en diens dochter Debby.
Robert op zijn vaste plaats in de woonkamer van zijn ‘papa’ Marc en diens dochter Debby.
 ?? ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium