Gazet van Antwerpen Stad en Rand
“Eindelijk moet ik me niet meer schamen voor de toiletten”
Bart De Wever is tevreden met de heropening van het stadhuis. “Al kon mijn woordkeuze tijdens de inhuldiging beter. Toen ik mijn tijdelijke kantoor in de Hofstraat ‘afschuwelijk’ noemde, kreeg ik een scheve blik van schepen Peter Wouters. Zolang de werken in het stadhuis niet helemaal zijn afgerond, is dat namelijk zijn kantoor.” De Antwerpse burgemeester zelf zit alvast terug op het Schoon Verdiep.
“Het stadhuis was totaal op”, zegt De Wever. “Het antieke behangpapier viel van de muren en de brandveiligheid kon, met blote elektriciteitsdraden, niet langer worden verzekerd. Het was afwachten tot het eens goed fout zou gaan. Het sanitair was op het niveau van een veredelde voetbalkantine, het stond soms onder water en er was altijd een rioolgeur. Echt vies. Ik ontving hier prominenten zoals de presidenten van Duitsland en Israël of ons koningspaar. Telkens hoopte ik fervent ik dat ze niet zouden vragen om naar het toilet te gaan.”
Verder werden ook de verwarming en de isolatie onder handen genomen. “In het stadhuis werd jaarlijks zowat een hele gascentrale opgestookt.”
Klaar voor volgende 200 jaar
Het stadhuis kan er na de ingrijpende renovatie – de vorige werd door Bourla gedaan, in de jaren 1870 – weer 200 jaar tegen. “We hebben het Schoon Verdiep in al zijn pracht en praal hersteld en de tweede verdieping werd volgens een hedendaags ontwerp gerenoveerd, een gedurfde keuze.”
En wat vindt Bart De Wever het meest indrukwekkende aspect van de renovatie? “De nieuwe parketvloer. Ik ‘woon’ hier al een hele tijd en na de renovatie zag ik veel dingen ik al kende. Opgefrist, maar bekend. Maar het parket is echt schitterend gelegd. Het leek even alsof ik hier nog nooit eerder was geweest.”
“Onze tijdelijke plek in De Hofstraat was lelijk, maar functioneel. Hier is het net het omgekeerde. Mooi om naar te kijken, maar niet altijd praktisch. Het blijft tenslotte een 16de-eeuws gebouw. Iedereen vindt mijn kantoor prachtig, maar om er te werken is het niet zo wow, geloof me. Mijn bureau is een siertafel die veel te breed en te hoog is, ik voel me net een dwerg. Ook de rest van het meubilair is niet gemaakt voor hedendaags, praktisch comfort. Maar het zijn historische stukken die je niet zomaar mag vervangen.”
Schilderijen
Dat geldt ook voor de schilderijen aan de muur van zijn kantoor. Daar hangen, naast beroemde burgemeesters zoals Van Stralen, Van Ertborn en Marnix, ook portretten van 20e-eeuwse collega’s zoals Lode Craeybeckx, gemaakt door Isidore Opsomer. Toen burgermoeder Mathilde Schroyens overleed, was die schilder ook al gestorven. “Een kunstzinnige mevrouw zei toen dat ze zo’n portret ook wel kon maken. Het resultaat, dat hier nu in mijn kantoor hangt, is een echte miskleun. En te weten dat ik tijdens de renovatie besloot om mijn bureau naar de andere kant van de ruimte te verzetten. Ik stond er niet bij stil dat ik nu elke dag naar dat portret moet kijken. Daar word ik droevig van, want Mathilde was een bijzondere vrouw die beter verdient. Maar ook daar kan ik zelf niks aan doen. Het staat gecatalogeerd als een historisch werk.”
Een burgemeester krijgt pas na zijn of haar overlijden een portret in het stadhuis. “Iets wat je een ex-burgemeester dus niet wil toewensen,” grinnikt Bart De Wever. “Het is een delicate kwestie rond de eeuwige strijd tussen ‘bewaren’ en ‘evolutie’. Wat wil je bijhouden en wat kan je vervangen door iets nieuws? En zijn zo’n schilderijen nog wel nodig? Kunnen we niet met de 20e eeuw afsluiten? De muren van het stadhuis hangen trouwens vol, al er is nog wel plaats in het toilet. Daar mogen ze mijn portret eventueel wel ophangen.” En dat zonder rioolgeur.