Gazet van Antwerpen Stad en Rand

“Ik moest 77 euro betalen en ik heb niks gekocht”, roep ik op de parking van de Lidl tegen mijn mama.

-

kennen. Als ik naar huis wil, wil mijn man blijven en omgekeerd. “Heb je geld bij?”, vraagt hij. “Want je kan hier niet met de kaart betalen.” Hij is in paniek. “Tuurlijk kan je hier wel met de kaart betalen”, zeg ik en trek mijn andere broer aan zijn mouw. Die heeft ook een café: Ace Café Tenerife heet dat en het bevindt zich op Tenerife. Hij is speciaal overgevlog­en om het verjaardag­spartijtje van onze broer bij te wonen en ook wel omdat hij een nieuw vriendinne­tje heeft dat in Kontich woont. “Heeft onze Chris geen bancontact?”, vraag ik. Hij lacht en geeft me een knuffel. “Nee zusje, wij zijn oldschool, dat zou je ondertusse­n toch moeten weten. Zolang het niet moet, doen wij daar niet aan mee.” Ik grabbel in mijn handtas, op zoek naar geld. Niks. Ik vind alleen mijn bankkaart en een paar centen. “Da’s toch niet meer van deze tijd”, klaag ik. “Wie heeft er nu nog cash op zak?” Mijn man snapt mijn frustratie en schuift me richting de uitgang. “Allé”, zegt hij. “Ga jij geld afhalen dan? Hier zal toch wel ergens een automaat zijn. Moet je mijn kaart hebben?” Dat lijkt een hele gulle geste, maar maak je geen illusies: we hebben een gedeelde bankrekeni­ng, zijn kaart of mijn kaart, het resultaat is hetzelfde. “Niks van”, zegt mijn jarige broer. “Het is mijn feestje en ik trakteer, ik ben zo blij dat jullie hier eens zijn.”

Gratis drank dus, ik heb het me geen twee keer laten zeggen. Een uur later sta ik helemaal bezweet op de dansvloer het beste van mezelf te geven op Yéké Yéké en I Feel Love. Nog een uur later heb ik een hoge hoed op mijn hoofd staan die ik de week voordien op een rommelmark­t heb gekocht en sta ik mee te zingen met een liedje dat ik identifice­er als dat van het WK voetbal. “For this is Africa”, kweel ik, geen idee of dat effectief de tekst is, maar het kan me niet meer schelen. Net zo min de afkeurende blikken van mijn man me wat kunnen schelen. “Zet die hoed af”, sist hij de hele tijd.

Het is al na middernach­t wanneer iemand me komt vertellen dat hij na zijn scheiding al zijn Harley-davidsons heeft moeten verkopen. “Ik ben alles kwijt”, zegt hij. “Ik heb alleen nog de schoenen die ik droeg op mijn moto.”

“Amai, amai”, gil ik.

“Wil je mijn vriend zijn?” vraagt hij. Ik voeg hem meteen toe op Facebook.

Nog een paar uur later word ik aangeklamp­t door een vrouw. Toen we jong waren, hebben we op familiefee­sten nog samen aan tafel gezeten, ook al zijn we geen familie – lang verhaal. Ze is in het café met haar zus en ze hebben nog een zus en nog een broer, maar die zijn thuis. “Ik voeg jullie toe op Facebook”, juich ik.

De volgende dag heb ik vier nieuwe vrienden: de drie zussen en de Harleyman. Ik zie ook dat ik een vriendscha­psverzoek heb gedaan bij Dirk Van Tichelt, da’s de naam van de broer van de drie zussen, maar die zit niet op Facebook. In mijn benevelde toestand heb ik de beer van Brecht toegevoegd, onze olympische judokampio­en, die toevallig dezelfde naam draagt. Mijn verzoek is ondertusse­n al een hele week pending. “Snap jij dat nu?”, zeg ik tegen mijn man. “De beer van Brecht wil geen vrienden met me worden. Die heeft het nogal in zijn bol zeg. Dat kost pertang niks.”

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium