Gazet van Antwerpen Stad en Rand
Max Colombie
Het gaat hard voor de amper 24jarige Max Colombie. Al een jaar lang heeft de zanger van de dromerige elektropopband Oscar & The Wolf zijn tent opgeslagen in de Ultratop en tussendoor maakt hij daguitstappen naar de Lotto Arena en binnenkort zelfs een uitverkocht Sportpaleis. Nochtans zou het voor de Brusselaar gerust wat kalmer mogen. “Elk optreden is zoals een parachutesprong. Het went wel, maar het blijft verdomd hoog.”
Wanneer Max Colombie (24) aan ons terras onder het MAS plaatsneemt, straalt hij al bijna even hard als de Antwerpse zon. De twee witte plastic zakken die hij meezeult, een souvenirtje van de Antwerpse stockverkopen, weerkaatsen fel in het licht. De buit is groot: een bloemenkostuum, ‘keiveel’ hemdjes, drie broeken, een lange mantel en nog een paar korte vesten.
De laatste keer datwe elkaar zagenwas tijdens een defilé van Dries Van Noten in Parijs. Juist. En ik kom net weer van Dries, vandaar dat ik te laat ben. Ik was de tijd uit het oog verloren. Net voor de officiële start van de stockverkopen mocht ik al eens in de voorraad neuzen. Er zitten prachtige stuks bij, een beetje Jimi Hendrix-stijl. Helemaal mijn ding.
Ga je dat in je vrije tijd dragen? Of alleen voor optredens? Beide. Of voor een acte de présence. Wat ik nu aan heb, dit beige hemdje, is ook van Dries Van Noten. Ik hou van die natuurtinten, dat geeftme rust. Vroeger droeg ik alleen maar zwart, maar dan verdwijn ik op het podium. Tegenwoordig pas ik me altijd aan aan het decor. Morgen (afgelopen dinsdag, red.) sta ik in Parijs in een rode zaal. Dan trek ik wellicht iets lichtblauws aan. Maar veel hangt ook af van hoe ik me voel. En hoe een zaal op mij spreekt. Hoe ik on stage sta, is voor mij van levensbelang. Alles moet kloppen.
Je hebt net je grootste showooit achter de rug: in de Antwerpse Lotto Arena speelde Oscar & The Wolf eind maart in een volle arena. Een goede test voor het uitverkochte Sportpaleis dat er eind oktober aankomt. Hoe voelde het? Het was zeer emotioneel. We speelden een nieuwe set, dus dat is altijd spannend. En dan ook nog eens in zo’n arena, ik dacht: ‘What the fuck.’ (lacht) De sfeerwaswat gespannen, omdat het publiek wíst dat dit voor ons het summum was. Maar alles is goed verlopen. Ik was zelfs niet eens zo zenuwachtig. Ik had wel een kick, maar niet het gevoel dat ik niet durfde. Dat gebeurt soms wel. Dan sta ik voor een publiek van honderd man en denk ik: ‘Oh my god, I can’t do this, ik kan het niet aan.’ Vanwaar die zenuwachtigheid? Ik weet begot niet hoe dat komt. Maar het is iets heel vreemds: het benauwtme en maakt me ongemakkelijk. Ik ga nooit blokkeren in mijn stem: ik zal altijd op automatische piloot kunnen zingen. Maar in mijn bewegingen kun je die stress wel lezen. En het ergste van al is dat er geen truc bestaat om eruit te raken. Ik denk dat het een soort verkeerde energie is. Het heeft vooral veel met mezelf te maken.
Je doet me denken aan Ian Curtis, de frontman van Joy Division. Die had ook last van paniekaanvallen waardoor hij het podium niet op durfde. Hijwas trouwens even oud. En al even gek op het podium als jij.
En ik wil nog extremer gaan. Ik tast supergraag mijn grenzen af: wat mag je doen op een podium, wanneer ga je te ver... In het buitenland durf ik dat nog veel meer dan in België. Ikwas eens aan het dansen en ik wist compleet niet wat ik met mijn lichaam aan het doen was. Maar ik voelde tot in mijn kleine teen dat het goed zat. ‘Check it, ik weet niet wat ik aan het doen ben, maar ik vind het zalig!’, riep ik naar Jasper, onze gitarist. ‘Doe maar, blijven gaan!’, tierde hij terug. Dat zijn van die waanzinnige momenten.
En heel intens kan ikme inbeelden.
Absoluut. Dit kan ik niet mijn hele leven doen. Na elk optreden heb ik het gevoel alsof er tien jaar van mijn levenweg is. Het vraagt zoveel inspanning en de adrenalineboost die je krijgt is van ongezien formaat. Ik zat in mijn derde jaar beeldende kunst aan het Gentse Sint-Lucas toen ik besliste volledig voor mijn muziekcarrière te gaan. Ik moest wel stoppen: beide kunstvormen vragen een volledige overgave en combineren gaat gewoon niet. Pas op, ik wil niet klagen. Ik heb dat graag, die rush. Maar elk optreden is zoals een parachutesprong. Je geraakt eraan gewend, maar het blijft wel hoog.
Kunnen je familie of vrienden in de zaal een beetje van die hoogtevrees wegnemen?
Niet echt, nee. In het begin durfde ik zelfs niet op te treden als mijn moeder kwam kijken. Voor mij was zij mijn grootste stress. Ik vroeg haar altijd vanachter te staan. Tegenwoordig hoeft dat niet meer. Nu mag ze vooraan dansen, met haar vriendinnen. (lacht)
Vanwaar die schrik voor je moeder? Omdat ik me wil bewijzen voor mijn ouders. Mijn vader komt uit een heel open, creatieve familie. Zijn moederwas een schrijfster en een feministe (Mireille Cottenjé, red.), zijn vader een architect. Mijn moeder daarentegen komt uit een onderwijsmilieu. Beiden hebben ze niets met muziek, dat heb ik gewoon op mijn eentje geleerd. Maar toch wil ik ze graag fier maken.
Hoe doe je dat, muziek op je eentje leren? Gewoon, door op een dag aan je vader een piano te vragen. Op mijn zevende zag ik de videoclip Don’t Speak van No Doubt en ik dacht: dat is het. Dat wil ik doen. Ik begon wat akkoordenschema’s te maken, een beetje te zingen en de treinwas vertrokken. Ik heb eventjes notenleer gevolgd, maar ben daar snelmee gestopt. Ik word niet graag gekneed, omdat ik schrik heb mijn eigenheid te verliezen. Ik volg ook geen zangles. Sterker zelfs: ik zing nog liever tien jaar met mijn eigen stem totdat die kapot is, dan dat ik dertig jaar op de juiste manier een eentonige klank moet produceren.
En dus leef je nu aan tweehonderd procent. Ik heb geen andere keuze. Ik kan het niet rustiger aandoen, tenzij ik stop. (lacht) Deze industrie draait veel te snel om pauzes te kunnen nemen. Kijk naar Rihanna: sinds haar hit Pon de Replay heeft ze niet meer stilgezeten. Sinds Pon de Replay! Weet je wel niet hoe lang dat geleden is? (de song is van 2005, red.) Zot gewoon.
Eenweekje vakantie deze zomer zit er dus niet in?
Goh, het verste waar ik misschien zal raken is Spanje of Portugal. Het liefste van al zou ik echter ergens aan een ver wit zandstrand zitten, met helderblauw water en wuivende palmbomen. Om dan, als mensen me vragen wat ik al gedaan heb, trots te kunnen antwoorden: ik ben al drie keer in de zee geweest, ik heb een cocktail gedronken én ik heb al gegeten. Dat moet toch fantastisch zijn? Of misschien ook niet: ik ben aan een zodanig hoge snelheid aan het werken dat het omgekeerde tempo me wellicht alleen maar zou vermoeien.
Als je dit geen twintig jaarwil volhouden: wat is dan het plan? Toch weer schilderen?
Nee. Ergens op een afgelegen plek liedjes schrijven. Voor één of ander project, of gewoon voor mezelf, omdat schrijven me blij maakt. Of zingen op een cruiseschip. Elke avond een tof kostuum aantrekken, op een kruk gaan zitten en mijn glas wijn op de piano zetten. Songs zingen van Natalie Cole of Chet Baker. Superzalig gewoon, toch? Misschien bedenk ik ooit wel een Oscar & The Wolfcruiseconcept. Dan nemenwe onze fans mee op een boot en varen we van hier naar daar. Maar dan zitten die daar wel vast natuurlijk. Dat moet ik dan nog zien op te lossen. Denk je vaak aan de toekomst? Ik denk te veel, maar niet aan de toekomst. Daar ligt onwetendheid en dat maakt me angstig. Ik ben een doemdenker, dat is een slechte eigenschap. Ik heb zekerheid nodig, maar niemand kanme die geven. Tenzij ik in het heden begin te leven. Dat zou ik echt graag kunnen. Altijd aan het nu denken en niet aan morgen.
Kun je er tenminste iets mee in je nummers, met die donkere gedachten?
Zeker. In Under The Skin zit voor mij een soort antwoord op mijn onwetendheid. Ja, er is angst, maar ergens ook een gerustheid. Zoiets. Ik kan het niet uitleggen. Het is zoals die tropische gifkikkers die zo groen zijn dat je hevig verlangt om ze aan te raken. Maar eenmaal je ze aanraakt, sterf je. Dat zit in dat nummer. Het geluid is angstaanjagend, maar heel aantrekkelijk tegelijk.
Over aantrekkelijk gesproken: er wordt vaak lyrisch gedaan over je verschijning. Mogen groupies nog dromen of ben je bezet? Haha. Ze mogen dromen, maar ik heb al ongeveer een jaar een vriend. Hij is een Costa Ricaanse danser bij PARTS van Anne Teresa De Keersmaeker. Hij steunt mij in alles en komt naar bijna elk optreden kijken. Maar hijmoetwel leren omgaan metmijn bekendheid. Net als ik trouwens. Soms ga ik een restaurant niet binnen omdat ik aanvoel dat het te hectisch gaatworden. Dat is soms vervelend, ja. Niet dat al die fans de sfeer tussen ons breken. Maarwe gaan ook graag eens uit eten zonder al die aandacht.
Hoe zou je zelf je succes verklaren?
Toeval. Mijn muziek is per ongeluk terechtgekomen in de tijdgeest van een zeker publiek en sluit toevallig aan bij één of andere verandering waardoor ik ineens interessant ben. Dat klinkt misschien bescheiden, maar ik geloof oprecht dat iedereen in staat is zo’n succes aan te trekken. Je moet natuurlijkwel in jezelf geloven. Als dat doet, en de omstandigheden zitten een beetje mee, dan kun je alles, denk ik.