Gazet van Antwerpen Stad en Rand
Het midden van het bed begint te stinken
Wat CD&V in deze regering doet, evalueer ik als heel, heel, heel onvoldoende.” Dat zijn niet onze woorden, maar die van Marc Leemans, voorzitter van de christelijke vakbond ACV. Leemans zei het dit weekend in onze zusterkrant De Standaard. Voor CD&V kon de kritiek nauwelijks op een slechter moment komen. Uitgerekend nu lanceert de partij een nieuwe campagne waarin ze meer dan ooit de kaart trekt van het sociale middenveld, onder het motto ‘Waar een wij is, is een weg’. Van je vrienden moet je het hebben.
Het ACV is gefrustreerd omdat het vindt dat zijn invloed in de huidige federale regering bijna onbestaande is. Als we niet uitkijken, dan belanden we terug in het tijdperk van priester Daens, waarin de werkgevers bepaalden wat het volk wel en niet mocht doen. Aldus Leemans. Het zijn woorden die ongetwijfeld hard aankomen bij CD&V. En vooral bij vicepremier Kris Peeters, die de komende maanden zware onderhandelingen moet voeren over ‘werkbaar werk’.
Volgens Leemans doet Peeters zijn best, maar dat is niet goed genoeg. Wie al wat langer meedraait in de politiek, vraagt zich af of er achter deze uithaal misschien een verborgen agenda schuilt. Heeft het ACV het werkelijk gehad met CD&V? Het feit dat de afdeling Metea (metaal en textiel) haar vertrouwen in de partij al heeft opgezegd, wijst in die richting.
Maar welk belang heeft de bond erbij om zijn enige bondgenoot in de federale regering te royeren? Verwacht ze dan meer heil van de regeringspartners N-VA, Open Vld en MR? Nee, natuurlijk niet. N-VA-fractieleider Hendrik Vuye zei onlangs nog dat zijn partij niet is verkozen als notaris van de sociale partners. Klare taal. En dus is de bolwassing van Leemans wellicht meer bedoeld als munitie voor Peeters & co om bij de komende onderhandelingen het gaspedaal wat dieper in te duwen.
CD&V kan een stimulans best gebruiken, want de partij laveert voortdurend tussen twee vuren. Op het federale niveau moeten de christendemocraten voortdurend de prijs betalen voor hun keuze om in een regering te stappen met verder uitsluitend liberale partners. En op Vlaams niveau worden ze door de N-VA weinig collegiaal getackeld voor het werk van milieuminister Joke Schauvliege. Hun positie is dus weinig benijdenswaardig.
Als CD&V zou hebben gedacht dat de strategische spanningen na de eerste fase van de bewindsperiode wel zouden overwaaien, dan heeft de partij zich vergist. De N-VA zal de druk hoog houden, om bij de volgende lokale verkiezingen ook op dat niveau de macht van CD&V als brede volkspartij te breken. Nu heeft CD&V nog 138 burgemeesters, N-VA heeft er 59. Het is uiteraard de bedoeling van de Vlaams-nationalisten om in 2018 een nieuwe slag te slaan.
Voorzitter Wouter Beke moet dus een recept ontwikkelen om zijn partij – voor het eerst in de recente geschiedenis – krachtig te profileren. Voorlopig zweert hij nog bij enerzijds-anderzijds, het klassieke verhaal van het politieke centrum. Maar het midden van het bed is niet genoeg meer, het begint te stinken. In Nederland verdampte de zusterpartij CDA in tien jaar van 30 tot minder dan 10 procent van de stemmen. De uitdaging is dus enorm.