Gazet van Antwerpen Stad en Rand
“Misschien wordt ze er nog honderd jaar mee”
Moeder alzheimeronderzoekster Christine Van Broeckhoven zelf getroffen
Al decennialang zoekt Christine Van Broeckhoven (62) naar een middel tegen alzheimer. Duizenden patiënten en hun families zag ze passeren. Nu staat ze aan de andere kant: haar moeder is dement. “Natuurlijk is het confronterend, maar ergens ook aandoenlijk.”
Deze keer is het persoonlijk, de strijd die Christine Van Broeckhoven levert met dementie. Deze week plaatste ze op Facebook een emotionele tekst gericht aan haar 94-jarige moeder. Over hoe het moet voelen als de ziekte je treft. “Dementie. Een woord dat te traag in je mond komt, en dan niet meer. Geen woord en geen zin, en geen brief en geen boek. Je zit er middenin. En dan is het gedaan. Zo had je het je niet voorgesteld.”
“Mijn zussen en broer waren wel geschokt toen ik er hen de eerste keer op wees”, zegt Van Broeckhoven. “Maar de tekenen waren onmiskenbaar. Geen alzheimer, maar vasculaire dementie, die voortkomt uit een letsel aan de hersenen dat ze een tiental jaar geleden heeft opgelopen. Sindsdien gaat ze trapsgewijs achteruit. Vroeger kon ze nog verhalen die ik haar vertelde, doorvertellen aan mijn zus. Nu niet meer. Ze kan de woorden niet goed meer associëren. Ze weet niet wat je bedoelt als je haar een rolmeter vraagt en reikt dan de pannenlikker aan. En ze zou ons allemaal Greta noemen, de dochter die het dichtst bij haar staat. Daarom zeg ik dan ook bij het begin dat het Christine is als ik bij haar op bezoek ga. Dan weet ze het weer.”
Christine Van Broeckhoven.
Moeizame gesprekken
Eerst verloor de onderzoekster al haar vader na jarenlange dementie, nu verdwijnt haar moeder stukje bij beetje. De ziekte waart rond in de familie. Maar zelf is ze er niet bang voor. “Dat heeft weinig nut. Iedereen heeft het risico om ooit dement te worden, ik ook. Mijn grootmoeder is met die problemen 103 geworden. Mijn moeder is 94 en heeft nog een mooi leven. Ze geniet. Ze kijkt naar tekeningen en foto’s, geniet ervan als er mensen komen of er een dinertje is voor een verjaardag. Ze lacht als ze mijn kleinzoon ziet, vindt het fantastisch. Neen, de diepgaande gesprekken zijn er niet meer. Misschien is dat ook niet echt meer nodig.”
De gesprekken die er wel nog zijn, gaan soms moeizaam. “We moeten nadenken over de context waarin ze iets vertelt. Is ze aan het eten of aan het drinken of iets anders? Waar zou het over kunnen gaan? Maar als je haar goed kent, begrijp je haar nog wel.”
In de lente en de zomer woont de dame nog in haar eigen huis. “In de winter bij mijn zus in Brussel. Ze wilde niet naar een rusthuis, en daar moesten we respect voor hebben. Ze blijft onze moeder en heeft het recht om zelf te beslissen, ondanks haar leeftijd. Op voorwaarde wel dat ze medische en familiehulp toeliet thuis. Wat helpt, is dat ze altijd al erg positief ingesteld is. Ze heeft nooit geklaagd en doet dat nog altijd niet. Ze is ook niet boos omdat ik zo veel werk en daarom misschien minder op bezoek kan gaan. Als ik er ben, is ze blij met het moment. Natuurlijk is het confronterend, maar ergens ook aandoenlijk. Ik heb medeleven met haar maar geen medelijden. Ze heeft al een mooie leeftijd. Ze heeft al een serieuze prestatie geleverd. En misschien wordt ze er zelfs nog honderd jaar mee.”