Gazet van Antwerpen Stad en Rand
Directeurs topsportscholen willen vooroordelen de wereld uit
Topsport in Vlaanderen? Als we afgaan op de laatste WK’s en EK’s – de Rode Duivels buiten beschouwing gelaten lijkt het alsof het de jongste jaren sterk bergaf gaat. Nieuw aanstormend talent lijkt zeldzamer te worden. Maar is dat zo? “Er zijn veel landen jaloers op ons systeem”, verdedigen Sabine Joye en Frans Van Den Wijngaert van de topsportscholen in Antwerpen en Gent zich.
Frans Van Den Wijngaert (Antwerpen) en Sabine Joye (Gent) stonden zeventien jaar geleden aan de wieg van Vlaanderens grootste topsportscholen. Samen legden ze een weg af van vallen en opstaan. En ook van vechten tegen vooroordelen. Te weinig resultaten, meneer. We doen niet mee, mevrouw. En al te vaak wordt dan met de vinger gewezen naar de opleiding, die volgens velen gebrekkig zou zijn.
Het is een vaak gehoorde kritiek op de topsportscholen: lekker sporten, maar de jongeren krijgen een mindere opleiding.
Joye: “Ze worden zeker niet minder gevormd. Daar kan ik heel duidelijk in zijn.”
Van Den Wijngaert: “Wie dat zegt, kent niks van de topsportschool.”
Joye: “De leerlingen moeten dezelfde eindtermen halen als hun leeftijdgenoten die naar een normale school gaan. Alleen trainen ze daarnaast nog eens keihard. Het maakt het zwaarder.”
Stroomt er in Vlaanderen genoeg talent door naar de top?
Van Den Wijngaert: “Vlaanderen is heel klein in vergelijking met andere landen. We waren qua olympische medailles en dergelijke inderdaad aan het wegsmelten. Maar dat heeft met heel wat factoren te maken. In het buitenland werd niet altijd koosjer gewerkt met jeugd. Alleen prestatiegericht, het onderwijsgedeelte kwam nauwelijks aan bod. In België hebben we gelukkig beseft dat er iets moest veranderen. Jongeren moeten de kans krijgen om studies én topsport te combineren. Alleen zo kunnen we meedoen.”
Joye: “Er zijn heel veel landen jaloers op ons systeem. Op de manier waarop wij jongeren naar de top begeleiden. Al is het volgens mij nog steeds niet zoals het zou moeten zijn.”
“Sport en studie zijn nog niet helemaal op elkaar afgestemd. Dat merk je nu heel goed. Volgend jaar zijn er de Olympische Spelen. De atleten vertrekken op stages die soms een paar maanden duren. Hen vanop afstand begeleiden, is waar we naartoe moeten. Maar het initiatief moet vaak vanuit de scholen zelf komen. De overheid zou op dat vlak toch wat meer inspanningen mogen doen.”
Van Den Wijngaert: “We ijveren al jaren voor ICT-leerkrachten die op een centraal leerplatform de lessen kunnen uitwerken, zodat de leerlingen ook vanuit het buitenland kunnen blijven volgen. Helaas kregen we nog geen gehoor. Een aantal dingen is gewoon niet te begrijpen. Ik ga iets heel stouts zeggen: godsdienst en zedenleer, gooi dat alsjeblieft weg. Naast hun sport proberen we de jongeren een zo groot mogelijk lessenpakket aan te bieden. Wat andere leerlingen in 32 uren per week zien, moeten de onze in 20 uren verwerken. Er moeten minder uren gegeven worden aan Nederlands, Frans, fysica en dergelijke, maar aan godsdienst of zedenleer mogen we niet komen.”
Puur sportief gezien: leveren jullie genoeg toptalenten af? Op de Spelen van 2008 was er slechts één atleet met een verleden bij jullie: Dirk Van Tichelt. In Londen 2012 volgden slechts vier atleten een opleiding aan de topsportschool…
Van Den Wijngaert: “Als we de balans zouden opmaken van hoeveel jongeren er vroeger naar de top konden doorstromen en hoeveel er nu dat potentieel hebben, dan zou het verschil heel groot zijn. Maar in Vlaanderen kijkt men zo kort door de bocht. Bij ons op school zit een jongen die wereldkampioen is in taekwondo. We-reld-kampioen! Een van onze coaches ontdekte hem in Brussel op een tornooitje. Hij kwam van Marokko, wij hebben hem naar onze topsportschool gehaald, een taalbad Nederlands gegeven en opgeleid. Dat duurt een tijdje en we hadden het geluk dat hij op zijn 21ste nog steeds bij ons zat. Anders begon het spelletje weer: zie je, hij komt niet uit de topsportschool. Het wordt allemaal zo kortzichtig benaderd. Voor bepaalde sporten heb je ook een bepaalde leeftijd nodig vooraleer je top bent.”
Joye: “Atletiek, judo,… Die sporters zijn niet top op hun achttiende. En ik herhaal het: in acrogym, iets waarop je op jongere leeftijd top moet zijn, zijn we wereldkampioen. Atleten die hier elke dag trainen. Goud, voor de Russen! Alleen weet niemand dat, gewoonweg omdat er geen aandacht voor is.”
Van Den Wijngaert: voor voetbal.”
Van Den Wijngaert: “Maar als de Giants in het Sportpaleis spelen, en die gymnasten geven een show tijdens de rust, vallen alle monden open. Geen mens die beseft wat ze ervoor opofferen.”
Joye: “Ze moeten meedoen aan programma’s als Belgium’s Got Talent om een keer in de schijnwerpers te komen.”
“Alleen maar
Sommige sporten worden inderdaad onderbelicht. Glipt er daardoor soms ook talent door de mazen van het net?
Van Den Wijngaert: “Ik denk dat we in de topsportscholen toch nog enkele atleten missen omdat we pakweg geen Latijn aanbieden. Ouders zijn zeer kritisch, en terecht, daar heb ik geen probleem mee. Maar telkens we iemand kunnen overtuigen om te komen, vallen ze van hun stoel. ‘Jullie gebruiken de schoolboeken van een normale school? Jullie staan voor met bepaalde lessen in vergelijking met de school van mijn ander kind?’ Ze verwachten dat niet.”
Joye: “Dat is echt een zorg voor de ouders. Daarnaast willen ze soms gewoon niet in het verhaal stappen. Dochterlief doet aan gymnastiek, heeft talent, maar mama ziet het niet zitten om vier of vijf keer per week naar de training te gaan. Men wil het recreatief houden en wil nog een sociaal leven voor het kind.”
Van Den Wijngaert: “Als we top willen zijn, gaat het van kindsbeen aan een hels tempo. Neem nu bijvoorbeeld onze zwemmers: om 7.15u worden ze opgepikt aan het internaat