Gazet van Antwerpen Stad en Rand
156 tegengoals in 74 matchen...
...en toch lijkt de defensie van de Kempenaars onaantastbaar
Je zal maar doelman zijn bij Westerlo. Sinds de terugkeer naar de Jupiler Pro League staan de Kemphanen op eenzame hoogte wat het aantal tegendoelpunten betreft: 156 stuks in 74 wedstrijden. Dat de defensie al drie seizoenen bijna onveranderd blijft, maakt de statistiek nog opmerkelijker.
Elf keer heeft Koen Van Langendonck zich al moeten omdraaien. Dat is drie keer meer dan zijn collega uit Eupen en vier keer meer dan de doelmannen van Waasland-Beveren en Kortrijk. Nochtans drie ploegen die als concurrenten worden geciteerd in de strijd om het behoud.
Zware cijfers, maar voor de supporters van Westerlo liggen ze jammer genoeg in de lijn van de verwachtingen. Geen enkele club slikte sinds de voetbaljaargang 2014-2015 meer goals: 156 in 74 matchen. Of gemiddeld 2,11 per wedstrijd. Alleen Zulte Waregem komt met 147 tegentreffers qua aantal nog in de buurt (zie kader), maar de club van Francky Dury speelde twaalf wedstrijden meer en keek vorig seizoen in Play-off 1 de toppers nog twee keer extra in de ogen. Met slechts één tegengoal in het huidige seizoen lijken ze aan de Gaverbeek geleerd te hebben uit het verleden. Wie de namen van de Westelse verdediging analyseert, merkt op dat er sinds de terugkeer naar eerste klasse amper iets veranderd is. Alleen Birger Maertens werd ingewisseld voor Filip Daems. Ondanks al die tegengoals lijkt de defensie in ’t Kuipje toch onaantastbaar (zie kader). Wij vatten het samen in drie conclusies.
1. Spelers evolueren niet
De exponent hier is Kenneth Schuermans. De 25-jarige Limburger zit inmiddels al aan 135 matchen in de hoofdmacht van Westerlo (67 in eerste klasse). Fysiek en conditioneel is hij zeker gegroeid, maar Schuermans maakt nog steeds dezelfde (inschattings)foutjes als in zijn eerste jaar en blijft technisch beperkt. Allicht het gevolg van zijn opleiding in de provinciale reeksen. Mitch Apau ontpopte zich in zijn eerste seizoen als een van de revelaties, maar sindsdien kan de Nederlander amper verrassen. Jordan Mustoe leek in de eerste weken Westerlo de overstap van de Engelse derde klasse naar de Jupiler Pro League goed te verteren, maar heeft geen constante in die prestaties gekregen.
2. Er is nauwelijks concurrentie
Dat er weinig variatie in de namen van de verdedigers zit bij Westerlo, is mede het gevolg van een falend transferbeleid. Schuermans belandt ieder jaar wel minstens één keer op de bank omdat de coach zijn foutenlast beu is. Dat gebeurde ook dit seizoen al onder Peeters. Na één week stond de Schuer al terug in de basis. Gewoon omdat er te weinig concurrentie is.
Gilles Ruyssen zit vol goede wil en inzet, maar kan Schuermans niet doen vergeten. Jeugdinternational Arno Verschueren, intussen bij NAC Breda, kreeg nooit een echte kans, Enes Sipovic was een stevige miskoop en voor Igor Lolo lijkt het verhaal al voorbij nog voor het begonnen is. De meeste tegenstand kreeg Schuermans van Bruno Godeau, al kon de verdediger van Oostende in Westerlo nooit echt bekoren.
Op de flanken is het nauwelijks beter. Christian Dorda viel op links positioneel door de mand. Nikola Petkovic had intrinsiek misschien wel de meeste kwaliteiten om een basisplaats te claimen. Zijn transfer was een
miscast. Na passages in grootsteden als Ankara, Belgrado, Tel- Aviv en Sydney kon de verdediger niet aarden in het te rustige Oevel. “Kraaiende hanen en stinkende geiten beïnvloeden mijn prestaties”, was het excuus voor zijn mindere prestaties. Met Hervé Matthys is er beterschap, al moet de huurling van Anderlecht tijd krijgen om te groeien. Op rechts kende Mitch Apau nooit tegenstand. Zijn enige concurrent, Junior Oto’o, ligt in de lappenmand.
3. Waar zijn de automatismen?
“We moeten nog automatismen kweken.” Veel trainers beroepen er zich op om slechte resultaten te verdoezelen. Peeters kan het excuus niet gebruiken, want de meeste spelers kennen hun ploegmaats al minstens even goed als hun vrouw of vriendin. In Gent was de blokvorming in de eerste helft uitstekend, toch moeten we vaststellen dat niet iedere wedstrijd iedereen even goed op elkaar lijkt ingespeeld. Ruimtes worden te groot gelaten, posities worden niet altijd goed overgenomen en ook de communicatie laat soms te wensen over. “De jongens valt qua inzet niets te verwijten, maar het is elke week wel iets”, vloekte Peeters nog na de 1-2-thuisnederlaag tegen Eupen. Een gebrek aan automatismen of gewoon een gebrek aan kwaliteit? In dat laatste geval ligt de sleutel in de handen van het bestuur.