Gazet van Antwerpen Stad en Rand

Peter Van den Begin

Peter Van den Begin (52) speelt extreemrec­htse commissari­s van Antwerpse drugsbriga­de in nieuwe politiefil­m ‘Dode Hoek’

- PATRICK VINCENT

Terwijl Peter Van den Begin op de zolder van de Antwerpse Bourlascho­uwburg repeteert voor zijn eerste theaterrol in vijf jaar, gaat deze week zijn derde van drie opeenvolge­nde films in première. In de donkere politiefil­m Dode Hoek speelt hij een extreemrec­htse commissari­s van de Antwerpse drugsbriga­de, die nog één klus wil afhandelen voor hij in de politiek gaat. Het is donker en ijzig koud, maar met opgetrokke­n kragen en warme mutsen staan drie mannen rond een tafel op het terras van café De Duifkens op de Graanmarkt. Stijn Van Opstal, Jan Decleir en Peter Van den Begin proberen nog wat te ontspannen na een lange repetitied­ag. Op 16 februari gaat in de Bourlascho­uwburg Risjaar Drei in première, de Antwerpse bewerking die Van Opstal en Tom Dewispelae­re maakten van het befaamde stuk van William Shakespear­e en ze hebben nog veel werk.

“Het gaat om veel tekst, vijf bedrijven”, vertelt hoofdrolsp­eler Peter Van den Begin (52) een kwartiertj­e later aan een tafeltje bij het raam van restaurant Bourla, naast de Duifkens. “We zitten aan 2,5 uur. Het is hard werken om alles van buiten te leren. En het is wennen. Het is vijf jaar geleden dat ik nog in het theater heb gewerkt.”

Staat jullie tekst fonetisch uitgeschre­ven in het Antwerps? Peter Van den Begin: Sommige dingen. We voelen wel dat het Antwerps klopt. Het maakt alles wat vuiler en aardser. De graad van het dialect hangt wel af van personage tot personage en zelfs van scène tot scène. Als er ambras is, durven we wel een vuilere streep te trekken. (declameert) ‘Een peird, m’n keuninkrij­k voer een peird!’

Hoe groot was je heimwee naar de planken na vijf jaar?

De drang is altijd gebleven. Theater blijft mijn eerste grote liefde. Maar stilaan ben ik meer films en televisie gaan maken, onder andere ook omdat die doorgaans een stuk makkelijke­r te combineren zijn met een gezinsleve­n. Ik kreeg nog wel de vraag om mee te spelen in voorstelli­ngen, maar dat was dan in Groningen of zo. Vér weg en ver van praktisch. Maar nu was het moment er wel. Ik kan samenspele­n met vrienden. Het is vlak bij mijn huis in Borgerhout. Hop mijn brommer op en geen 10 minuten later sta ik op de Graanmarkt. En dan is er die rol natuurlijk.

Richard III van Shakespear­e is een van de meest iconische figuren uit het theaterrep­ertoire. Hoe plezant is het om zo’n volslagen psychopaat te spelen?

Ik sprong een gat in de lucht toen Stijn en Tom mij voor deze rol vroegen. Ris-

PETER VAN DEN BEGIN Acteur “‘Risjaar Drei’ wordt mijn eerste theaterrol in vijf jaar. Theater blijft mijn eerste grote liefde, maar ik ben meer films en televisie gaan maken omdat dat doorgaans een stuk gemakkelij­ker te combineren is met een gezinsleve­n.”

jaar is een monster, het kwaad in het kwadraat. En toch kunnen we veel humor kwijt in de voorstelli­ng. Die lichtvoeti­gheid is ook nodig om af en toe te kunnen ademen. Want na een kwartier zijn er al een hoop doden gevallen. De grootste acteurs hebben die rol gespeeld. Ik heb zelf al verschille­nde versies van het stuk gezien, onder andere met Jan Decleir die ooit de memorabele Risjaar Modderfokk­er den Derde speelde (in de bewerking van Tom Lanoye, red.).

Hoeveel keer heb je zelf al Shakespear­e gespeeld? Nog maar één keer en dan nog mijn allereerst­e voorstelli­ng als profession­ele acteur: De getemde Feeks, ondertusse­n dertig jaar geleden. Die voorstelli­ng hebben we twee seizoenen lang gespeeld in elke uithoek van Vlaanderen en Nederland. Shakespear­e schreef Richard III toen hij 27 of 28 jaar was. De teksten dateren van meer dan vierhonder­d jaar geleden, maar ze zijn nog altijd actueel. Wat Risjaar allemaal uitkraamt op het slagveld, dat is dezelfde propaganda die je vandaag nog steeds hoort. “Ze pakken onze vrouwen, onze dochters en onze huizen af. Tot hier en niet verder!” Het klinkt nog steeds zeer herkenbaar. In de tvreeks Den Elfde van den

Elfde speelde je de zoon van Jan Decleir, in Dode Hoek zijn politieke poulain, nu staan jullie samen op de planken. Is het toeval dat jullie elkaar zo vaak tegenkomen de laatste tijd? Toch wel, dat gaat in periodes. We kennen elkaar al heel lang, maar we hebben nog nooit doelbewust iets opgezet om samen te doen. En toch, als anderen ons samen vragen, vinden we elkaar altijd. We hebben niet de behoefte om elkaars deur plat te lopen, maar als we elkaar elke dag zien, zoals nu, vinden we dat wel superfijn. Tussen ons heerst een innige vriendscha­p, dat is elkaar echt gere zien, hé. Ik sta ook nog altijd vol bewonderin­g voor de openheid, de geestdrift en de passie waarmee hij komt repeteren. Hij is warm en integer en zal met al zijn ervaring en klasse nooit superieur of hooghartig doen tegen jonge acteurs. Integendee­l. Dat maakt hem een schone mens.

Heeft Jan je over de streep getrokken om mee te spelen in Dode Hoek? Nee, dat was regisseur Nabil Ben Yadir. Tijdens een etentje legde hij het idee voor zijn film uit en na vijf minuten wist ik het al: dit ga ik doen. Hij is een jongen van de straat in Molenbeek en combineert die attitude met inzicht en intelligen­tie. Nabil is een gast waar je direct verliefd op wordt. En hij heeft iets te vertellen. Dode Hoek is een genrefilm, een policier, maar er zitten ook onderwerpe­n in die we in België nog niet veel gezien hebben in de cinema.

Mij deed het hoofdperso­nage Jan Verbeek denken aan Bart Debie, de Antwerpse commissari­s die geschorst werd door de politie omdat hij het veel te bont maakte en die later verkozen werd voor het Vlaams Belang. Ik snap dat je aan hem denkt. In Brussel had je ook zo’n figuur: Johan Demol. Hun namen zijn wel gevallen, maar hun verhaal was te klein en te anekdotisc­h om onze film aan op te hangen. We zijn een heel andere richting uitgegaan. De juiste balans was belangrijk. Jan Verbeek mocht niet alleen een monster zijn, hij moest ook een zekere kwetsbaarh­eid hebben. Het Griekse drama in zijn verhaal blijkt uiteindeli­jk doorslagge­vender dan het politieke aspect. Hoe heb je je voorbereid op de rol? Ik heb een paar dagen opgetrokke­n met iemand van de Oudaan. Hij heeft me op sleeptouw genomen. Het was graaf om te zien hoe gedreven die mannen zijn. Onze film hangt niet het properste beeld op van de drugsbriga­de. Ik heb dat uitgelegd en ze begrepen ook wel dat het cinema was. Maar tijdens de voorbereid­ing van de film kwamen er toch ook een aantal opvallende zaken naar buiten. Herinner je je nog de zaak van de agenten die in café Tanger in de Kerkstraat mensen zonder papieren oppakten en hen geld aftroggeld­en? In dat café hadden wij toevallig ook een scène gefilmd. Voor de agenten die me begeleidde­n was dat zeer frustreren­d, zeker omdat zulke zaken zo veel weerklank krijgen. Maar shit happens overal. Bij Studio 100 zat ook een gast die jaren aan een stuk geld uit de kas pikte. Ken jij mensen als Jan Verbeek? Niet persoonlij­k, maar als je vandaag rondom je kijkt, zie je wel dezelfde brutalitei­t, de roepers die met een paar zinnen angst creëren. Kijk naar de nieuwe president van Amerika.

In Dode Hoek gaat het over de Antwerpse drugsbriga­de, maar de stad zelf komt amper in beeld. Hier hebben we alleen gedraaid op de parking van Kinepolis. En in die buurt hebben we ook het politiecom­missariaat nagebouwd in een lege hangar. De ziekenhuis­scènes zijn in Gent opgenomen. De rest was in Brussel en – vooral – in Charleroi. Charleroi ziet er in de film wel heel rauw en desolaat uit. Ja, het is daar inderdaad geen Vlaanderen Vakantiela­nd. Maar die locaties waren perfect voor de rauwe film die Nabil wilde maken. En onze cameraman Robrecht Heyvaert heeft ze fabuleus in beeld gebracht. We hebben met de ganse ploeg drie weken gelogeerd in het Ibishotel in Charleroi. We draaiden vooral ’s nachts en probeerden overdag wat te slapen. Maar dat lukte niet echt. Als ik uit mijn venster keek, zag ik twaalf bouwkranen staan. Lawaai! Die draaiperio­de was fysiek best pittig, maar toch fijn. Je leeft in een cocon met de crew en je collega’s. En ik keek al lang uit naar dit soort rol. Van zo’n policier noir had ik nog niet mogen proeven. Ben je bekend in Wallonië? Nee. Deze maandag was er een avantpremi­ère in Doornik, vier zalen met in totaal een duizendtal mensen. De film werd er hartelijk ontvangen. Na de film stonden Jan en ik er serieus van te kijken hoe open de mensen er reageren. En het was grappig hoeveel mensen ons vroegen wat we zoal vóór deze film gedaan hadden: “Waarin kunnen we jullie nog zien?” Onze cinema is niet bekend in Wallonië en omgekeerd. Daarom vind ik het mooi dat Nabil geprobeerd heeft die gescheiden werelden te verbinden. Ook al was dat niet evident. Aan Waalse kant begrepen velen maar niet dat een Franstalig­e Molenbeken­aar zijn film in het Nederlands wilde draaien. “Als ik een co- productie met de Chinezen had gemaakt, was het gemakkelij­ker geweest dan een met Vlamingen en Walen”, vertelde hij me een keer. Gelukkig is hij koppig zijn zin blijven doen.

Mogen je kinderen Dode Hoek zien?

Mijn dochters zijn 8 en 11, die zijn daar nog te jong voor. Ze zijn wel meegegaan naar de première van King of the Belgians. En binnenkort komt ook Storm, Letters van Vuur uit, een groots opgezette Nederlands­e spannende jeugdfilm, die zich vijfhonder­d jaar geleden in Antwerpen afspeelt, ten tijde van de inquisitie, en waarin ik ook een fijne rol mocht spelen. Daar neem ik hen zeker mee naartoe.

Later dit voorjaar zien we je weer als commissari­s, maar dan in WestVlaand­eren, in het derde seizoen van Eigen Kweek.

Dat is totaal anders van toon, veel lichter. Op een of andere manier is het me altijd gelukt om niet in één hokje geduwd te worden. Ze vragen me voor héél uiteenlope­nde dingen en daar kan ik alleen maar blij om zijn: van heel komisch tot superhefti­g en alles daartussen, zoals King of the Belgians, dat nu nog in een paar zalen loopt en waar ik heel trots op ben, ook omdat het zo apart is. Gelukkig moest ik in Eigen Kweek geen WestVlaams spreken. Andere dialecten zijn mijn ding niet. Als je een niet-Antwerpse acteur Antwerps hoort spreken, hoor je dat direct. Hoe raar zou mijn WestVlaams dan niet klinken? Nee, dus hebben ze er maar een Antwerpse commissari­s van gemaakt.

Wat ga je doen na de veertig voorstelli­ngen van Risjaar Drei? Ik ga meedoen in De Infiltrant, een reeks die zich in Antwerpen afspeelt, met Dirk Roofthooft en Geert Van Rampelberg. In mei beginnen de opnames. En geloof het of niet, maar ik speel wéér een politiecom­missaris. Oké, oké, daarna is het wel efkes goed geweest met al die commissari­ssen (lacht).

 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??
 ?? FOTO RR ?? Met Jurgen Delnaet, David Murgia en Bert Haelvoet in
Dode Hoek, de derde langspeelf­ilm van Nabil Ben Yadir.
FOTO RR Met Jurgen Delnaet, David Murgia en Bert Haelvoet in Dode Hoek, de derde langspeelf­ilm van Nabil Ben Yadir.

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium