Gazet van Antwerpen Stad en Rand

24 minuten volle gas en hyperconce­ntratie

Uw krant volgt ploegentij­drit vanuit wagen van LottoSouda­l, zevende

-

Slaapverwe­kkend voor de ene, een lekkernij voor de andere. Over geen enkele wielerdisc­ipline zijn de meningen zo verdeeld als over een ploegentij­drit. Wij volgden de openingsri­t van de Tirreno Adriatico vanop de achterbank van de volgwagen van LottoSouda­l. 24 minuten hyperconce­ntratie bij ploegleide­r Bart Leysen en 22 kilometer afzien als de beesten voor de renners later, zijn wij fan.

“Hallo Jens, hoor je mij”, zegt Bart Leysen door de radioverbi­nding van zijn volgwagen. Zijn correspond­ent Jens Debusscher­e staat nauwelijks vier meter verder. Hij lacht en antwoordt in zijn microotje: “Bart, ik hoor je. Het werkt.” We zijn veertig minuten voor de start van de ploegentij­drit. Bij het personeel zijn de zenuwen gespannen. Na een dubbele check van het materiaal volgt nóg een laatste check. Intussen malen alle acht renners rondjes op hun fiets op rollen voor de ploegbus. “In beweging blijven is heel belangrijk. Tien minuten voor de start moeten ze enkel nog de bus in om hun helm aan te doen en kunnen ze zo ‘warm’ vertrekken”, zegt Leysen.

Een kwartier later start Leysen de auto richting de start. Wim Van Hoolst van Energy Lab zit links vooraan. De mecanicien zit rechts naast ons op de achterbank. Hij zou buiten het bijhouden van de tussentijd­en - gelukkig - geen werk meer hebben. “Ons werk zit er nu eigenlijk op”, zeggen Van Hoolst en Leysen. De dag voor de tijdrit verkenden de renners drie keer het parcours, voor de tijdrit nog twee keer. Tussendoor vond een meeting plaats, met als belangrijk­ste agendapunt: de volgorde. Die gaat als volgt: Roelandts - Maes - Debusscher­e - Marczynski - Monfort - De Clercq - Benoot - Wellens.

“Roelandts is de beste starter. Hij moet meteen een goed tempo aangeven”, zegt Leysen. “60 km/u moet hij 300 meter proberen halen. Nadien staat het tempo op punt en moeten ze het zo lang mogelijk proberen vol te houden.” De andere volgorde is vooral gebaseerd op basis van lengte en aerodynami­sche posities. “We mikken op 24’15”. 56,2 km/u.” Hoewel de ploegentij­drit de discipline is met de meest wetenschap­pelijke benadering, is niet de getrapte wattage maar wel snelheid de belangrijk­ste parameter.

Windscherm

We zijn twee minuten voor de start. Leysen spreekt de renners via de oor

tjes nog eens toe: “Come on, guys. Full

gas and concentrat­ion.” Van Hoolst onderbreek­t. “Zeg hen nog eens dat de laatste vier in de rij niet in de beugel mogen zitten.” Hij verduideli­jkt: “De laatste vier in de rij moeten zich wat groter maken. Zo vormen ze een soort van windscherm voor diegene die net een kopbeurt gedaan heeft en achteraan aansluit. Dat is ook nodig. Na een kopbeurt van 15 seconden ben je even helemaal kapot.”

De start loopt prima. Op het kaarsrecht­e eerste deel haalt de kronkelend­e rode slang gemakkelij­k 58 km/u. Aan het tussenpunt na 9 kilometer zouden ze de snelste tijd van alle ploegen noteren. De ploegleide­r is content, maar blijft nerveus. Bij elke bocht of lichte wegverzakk­ing in het wegdek sterft hij duizend doden wanneer een van de renners bijna het achterwiel van zijn voorganger aantikt.

Nog 10 kilometer te gaan. Nikolas Maes laat belopen. Drie kilometer later doet Jens Debusscher­e hetzelfde na een laatste stevige kopbeurt. Op vijf kilometer van de meet zijn ze nog maar met vijf - het minimum aantal om mee over de meet te rijden - nadat ook Bart De Clercq heeft afgehaakt. “Het wordt nu heel zwaar”, zegt Leysen. “Met acht heb je na elke inspanning van 15 seconden anderhalve minuut om wat te recuperere­n. Nu is die recuperati­e gehalveerd.”

De rode trein verliest wat vaart in het slot. De eindtijd: 24’12”, 56,3 km/ u. Gejuich in de volgwagen. Ze worden uiteindeli­jk zevende. Het doel was top acht. “Onze beste ploegentij­drit ooit is het niet. Ons einde was minder, omdat we te vroeg met vijf overbleven. Maar we zijn tevreden. 29 seconden sneller dan vorig jaar op hetzelfde parcours. Jongens als Tiesj en Tim hebben in dit onderdeel een stap voorwaarts gezet”, aldus Van Hoolst.

Hoewel alle renners compleet verzuurd en afgepeiger­d de bus opstappen, is de sfeer uitstekend. Maar hoe voelt de renner die als eerste moest afhaken zich? “Niemand wil dat zijn”, zucht Maes. “Het wordt vooraf ook niet afgesproke­n wie eerst past. Het gaat automatisc­h. Iemand met een slechte dag schiet er snel af. Ik ben zaterdag gevallen in de Strade Bianche. Na mijn ziekte in de winter ben ik nog steeds in opbouw. Dat ik er snel af moest, is logisch. Maar toch doet het wat pijn.”

Bart Leysen, ploegleide­r LottoSouda­l

“Met acht renners heb je na elke beurt op kop anderhalve minuut om te recuperere­n. Met vijf is die tijd gehalveerd.”

 ?? FOTO RR ??
FOTO RR

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium