Gazet van Antwerpen Stad en Rand

“Klimmen als Pantani is het allermoois­te. Maar ik moet het doen zoals Froome”

- JANPIETER DE VLIEGER

Laurens De Plus (21) is het soort wielerbelo­fte waar ons land al een tijd op zit te wachten. Een klimmer – 67 kilogram voor 1m89 – die komende maand op studiereis gaat: zondag Luik Bastenaken Luik, daarna de Giro. “Klimmen als Pantani is het allermoois­te. Maar ik zal het zoals Froome moeten doen.”

Laurens ‘Pluske’ De Plus (21) is een zondagskin­d. Hij blinkt, zelfs in de grijze training van de ploeg. De Plus was wereldtop bij de beloften: vierde in de Vredeskoer­s, tweede in Valle d’Aosta, achtste in de Ronde van de Toekomst, ondanks een hongerklop van jewelste. Hij is nu al anderhalf jaar prof en voelt zich tussen de sterren van Quick.Step Floors als een vis in het water: Tom Boonen is een maat geworden, Philippe Gilbert overnachtt­e zelfs al bij hem thuis. “Het klikt met die mannen”, zegt De Plus. “Ik weet niet hoe dat komt. Ik zou mezelf toch niet direct een starfucker noemen.” Je zou denken dat zeker Boonen en in mindere mate Gilbert als renner niet de juiste rolmodelle­n zijn voor De Plus, maar zelf weerlegt hij dat. “Ja, ik ben een klimmer en zij niet. Maar de grootste bepalende factor van het wielrennen is mentale weerbaarhe­id. En daarin kan ik zoveel van die mannen leren. Omgaan met de druk om een hele ploeg te dragen. Die absolute wil om te winnen die Gilbert toonde in de Ronde van Vlaanderen. Dat is het verschil tussen gewone renners en kampioenen. Ze hebben de wil om iets groots neer te zetten.”

En jij hebt die wil ook? “Ik hoop het. Ze zeggen toch van wel.”

Hoeveel tijd geef je jezelf? Over hoeveel jaar wil jij Luik Bastenaken Luik rijden om te winnen?

“Oei, dat is een serieuze vraag. Luik is sowieso mijn droomkoers. Vorig jaar heb ik ook gevoeld dat het een wedstrijd is die me ligt. De zwaarste die ik ooit gereden heb, dat wel. Veel zwaarder nog dan de olympische wegrit. Maar wanneer kan ik zo’n wedstrijd winnen? Hoe snel ga ik evolueren? Daar kan ik geen termijn op kleven.

In vergelijki­ng met vorig jaar heb ik een stapje gezet. Ik voel dat ik sterker en slimmer ben in finales. Ik kan de kopmannen alsmaar beter op het juiste moment naar voor brengen.”

Maar zijn het voor een klimmer niet de cijfers op de vermogensm­eter die zeggen hoeveel progressie je maakt? “Sowieso. Klimmen gaat over watts per kilo (het vermogen dat een renner kan trappen, gedeeld door zijn lichaamsge­wicht, red.). En dat verbetert nog elk jaar, weliswaar altijd met een kleinere marge. Als tweedejaar­sbelofte was ik in één keer veertig procent beter dan het jaar voordien. Toen heeft mijn coach gezegd: ‘ Pluske, volgend jaar weer zo’n stap en je wint de Tour.’ (lacht) Maar dat gebeurt natuurlijk niet.”

Wat is in ‘watts per kilo’ de maatstaf voor de wereldtop? “Je moet toch altijd boven de zes watt per kg zitten. In een inspanning van tien minuten boven 6,5. Ik kom daar steeds dichter bij. Ik moet nog groeien in maturiteit, in ‘fond’. In een bergrit over vier, vijf cols kraak ik nog op de slotklim, waar de oudere gasten puur op hun ‘moteur’ verder rijden. Het BK vorig jaar was extreem. Tot 230 kilometer rijd ik mee met Phil en Tim Wellens. In mijn gedachten ben ik al bezig met het podium en dan: Pooong! Klop van de hamer. Ik geraakte geen meter meer vooruit. We hadden anderhalve minuut voorsprong op het peloton, maar dat is me in één keer voorbij gereden. Naesen reed als laatste en gaf me een tik op mijn gat: ‘Kom Pluske, aanpikken.’ Het ging niet meer.

In finales ben ik nog te veel bezig met de tactiek en te weinig met eten en drinken.” Over eten en drinken: hoe extreem ben je in dieet? “Nog te weinig extreem.” En dat wil zeggen? “Ik moet strenger worden voor mezelf. Als ik zie hoe iemand als Daniel Martin toeleeft naar een koers. Als ze hem vragen plat of bruis, kiest hij bij manier van spreken voor plat omdat het beter is voor zijn maag. Hij eet altijd - altijd - vis of kip. Ik eet al graag eens een steak. “Ik weeg nu 67 kg. Dat zou 66 moeten zijn. Zo nauw steekt het. Een topklimmer heeft een extreme levensstij­l. Er zijn niet veel mensen die dat aankunnen.” Jij kan het? “Ik ben nu pas 21, maar ik weet dat ik zo extreem zal moeten leven. Dat zit stevig in mijn hoofd. Zoals ik ook naar het buitenland zal moeten verhuizen als ik het echt wil maken. Mijn vriendin studeert hier nog twee jaar, dus nu is het nog moeilijk. En in ‘Hotel Mama’ heb ik het verre van slecht. Maar op termijn is het buitenland onvermijde­lijk.”

Doe je het eigenlijk graag, klimmen? Of is het zelfs met jouw talent vooral afzien?

“Ik doe het supergraag. Als ik bovenkom op een berg kan ik echt rond mij kijken en denken ‘wauw, waar ben ik?’ Ik rijd zo vaak ik kan naar de Vogezen. Boven op de Grand Ballon is het zo mooi en groen. En dan die wolken daar bij. Dat is het liefste wat ik doe. Ik heb maar één punt van kritiek bij klimtraini­ng: ik train graag lang, aan hetzelfde tempo. Maar om beter te worden moet je toch vooral interval trainen.”

Alberto Contador is je idool als klimmer. Hij heeft twee levens gehad: eerst ‘El Contador’ – de boekhouder die de inspanning­en zuinig afwoog. Nu is hij ‘El Pistolero’ die lustig aanvalt. Welke stijl past best bij jou?

“Voor mij is hij altijd ‘El Pistolero’ geweest. Zijn eerste Tourzege in 2007, die tijdrit tegen Levi Leipheimer, dat is een van mijn eerste herinnerin­gen aan de koers.

Natuurlijk is dat pure ‘pocket’-klimmen altijd het mooiste. Die excentriek­e stijl van Pantani. Maar ik vrees dat het voor mij meer ‘ vermogensk­limmen’ zoals Froome zal zijn.

Tegelijk moet je ook wat intuïtie blijven hebben. In de Brabantse Pijl viel ik aan omdat mijn buikgevoel mij dat ingaf. En die groep is toch ook voorop gebleven.” Moeilijke vraag: moet een klimmer voor zichzelf ook bepalen hoeveel ‘grijze zone’ hij wil toelaten in zijn medische voorbereid­ing?

“Dat denk ik niet. Daar weet ik in ieder geval niks vanaf. Wat kan je nog doen vandaag? Medisch is er geen marge meer. Als je ziet dat David Gaudu op zijn twintigste al negende wordt in de Waalse Pijl, dan zegt dat veel voor mij. Je kan zuiver resultaten halen. Hoogtestag­es en dieet, dat zijn ‘de middelen’ van vandaag. Ik heb bij dokter Yvan Vanmol wel eens geïnformee­rd naar ketonen en ik hoor dat het ook gebruikt wordt. Maar blijkbaar is dat veel ‘blabla’ en werkt het vooral tussen de oren.”

Tot slot: je rijdt straks de Giro. Je eerste grote ronde. “Een grote test. Ik ben benieuwd hoe ik presteer in de derde week. Normaal ben ik iemand die goed recupereer­t. Tom Steels heeft zo’n statistisc­h programma waarin hij alle data van renners dag voor dag bijhoudt. Hij zegt dat hij nog nooit iemand heeft gezien die zijn niveau zo goed kan vasthouden.

Ooit wil ik natuurlijk naar de Tour, in mijn best mogelijk vorm. Maar wat ik daar ooit kan halen? Daar is nu nog niks zinnig over te zeggen. De mensen verwachten veel van mij, maar ik heb ook maar twee goede benen en een goed hart (lacht). Ik ga het advies volgen van Tom Boonen: ‘gewoon altijd kijken naar jezelf’.”

 ??  ??
 ?? FOTO RAYMOND LEMMENS ?? Laurens De Plus: “Luik is mijn droomkoers. Maar wanneer kan ik die winnen? Hoe snel ga ik evolueren? Daar kan ik geen termijn op kleven.”
FOTO RAYMOND LEMMENS Laurens De Plus: “Luik is mijn droomkoers. Maar wanneer kan ik die winnen? Hoe snel ga ik evolueren? Daar kan ik geen termijn op kleven.”

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium