Gazet van Antwerpen Stad en Rand
Afscheid
Freelancejournaliste Janine Meijer woont met Victor (9) en Cecilia (5) in een groot huis in W ilrijk. Sinds juni 2016 huurt Abdul Rachman Hotak, een 19jarige jongen die de oorlog in Afghanistan ontvluchtte, twee kamers op de benedenverdieping. Vandaag sc
Abdul gaat verhuizen. Hij gaat samenwonen in het centrum van Antwerpen met een goede vriend. Een paar maanden geleden kondigde hij zijn vertrek al aan en vandaag is het dan echt zo ver. Zorgvuldig stopt hij een stapel kleren in een grote rugzak. Opnieuw kijken mijn kinderen toe. Net als de eerste avond toen hij aankwam. De zware broeken onderin en de lichte shirts bovenop. De rest van zijn spullen gaan in een grote plastic tas. Het is niet veel. De map met zijn administratie neemt de meeste plek in. Alle brieven en belangrijke formulieren heeft hij zorgvuldig gerangschikt. Kleurige tussenbladen zorgen voor een goed overzicht.
Het heeft mij altijd verbaasd hoe toegewijd en verantwoordelijk deze jongen van negentien jaar in het leven staat. Elke vorm van ruwheid, achteloosheid of nonchalance is hem vreemd. Hoe vaak hebben we niet samen over een brief van het OCMW, de VDAB of een andere instantie gebogen gezeten? Wat moest er nu weer worden ingevuld of opgestuurd? Nooit werd hij opstandig of cynisch. Hij zocht met eindeloos veel geduld een weg door het administratieve doolhof waar nieuwkomers in ons land in terechtkomen.
Als de kamer leeg is, staat alleen nog het witte pluche konijn op de vensterbank. Het konijn dat over Abdul waakt sinds hij drie jaar geleden helemaal alleen als minderjarige vluchteling uit Afghanistan in ons land aankwam. Hij kreeg het van een medewerkster in het asielzoekerscentrum in Kapellen die zag hoe eenzaam hij zich voelde. Sindsdien is het knuffelbeest telkens mee verhuisd.
Abdul pakt het pluche dier, streelt het een paar keer over zijn rug en drukt het dan in de handen van Victor. “Die is voor jou,” zegt hij met een schorre stem. “Meen je dat?”, vraag ik voor de zekerheid. Ja, Abdul is overtuigd. Zwijgend en onwennig staan we tegenover elkaar. Een tijdlang waren we een viereenheid: een klein blond meisje, een iets grotere rossige jongen, een nog grotere donkere jongeman en een moeder, maar duidelijk niet van alle drie. Buitenstaanders die ons samen zagen, begrepen niet wat ons bond. Wij vonden het vanzelfsprekend. Nu scheiden onze wegen. We lopen met Abdul mee naar de bushalte verderop in de straat. Mijn dochter huppelt vrolijk vooruit, zich niet bewust van wat komen gaat. Mijn zoon – de meest gevoelige van de twee – klemt het witte konijn stilletjes tegen zijn borst. De bus komt sneller dan verwacht. Abdul aarzelt niet en kijkt ook niet achterom. Duidelijk gehard in afscheid nemen. Als de bus al lang om de hoek is verdwenen, staan wij nog steeds te zwaaien.