Gazet van Antwerpen Stad en Rand
dame die van wanten weet
de typische look uit die modern was in de jaren 70. Strak en rechtlijnig, zowel in de hoogte als in de breedte, en functioneel tot in de details. Zelfs de terrassen zijn ingebouwd, bijna ingekapseld in de gevel. Zodat je het gebouw kan afstoffen met één reusachtige spons. Amelinckx, de bouwheer, kende zijn wereld. Vanuit de ondergrondse parking horen we eensklaps gebrom. Een kleine, rode tractor klimt als een kwade wesp naar boven. Een rij van vuilniscontainers op wieltjes volgt ingehaakt als een treintje. De bestuurder van de tractor blijkt een vrouw met zonnebril op. Ze wuift ons uit de weg en manoeuvreert de lading containers als een goederentrein in een rangeerstation, op een betonstrook naast de uitrit.
“Zo”, zegt Christel achteraf. Ze zet de motor uit, stapt af en plaatst haar armen tevreden in de zij. “Ik ben de conciërge van nummer 146. Ondertussen al zeven jaar. Ik doe mijn werk heel graag, maar dankbaar is de job niet. Vroeger waren de mensen veel rustiger en hadden ze meer tijd. Nu zijn ze ongeduldig en kan het niet snel genoeg gaan. Als beheerder van een woonblok met meer dan honderd appartementen is dat soms even blazen. Om de haverklap bellen de mensen of kloppen ze op de deur. Voor een lamp die stuk is in de gang, een vuilniszak die in de lift staat, de sleutel van de voordeur die ze binnen vergeten zijn. En dat dag en nacht. Zelfs wanneer hun toilet verstopt is of een binnendeur klemt, weten ze me te vinden. Ik ben uiteraard de conciërge, maar niet het manusje-van-alles. Ik merk ook hoe de buurt verandert. Antwerpen is een wereldstad geworden en dat weerspiegelt zich in de bevolking. Die groeit aan en wordt steeds internationaler. In mijn blok zijn de jonge gezinnen van weleer oude en bejaarde Belgen geworden. Hun buren zijn nieuwe families afkomstig uit alle landen ter wereld. En dat zorgt soms voor vreemde situaties. Mensen die uit een cultuur komen waar geen huisvuil wordt opgehaald, vinden afval sorteren en in de juiste containers plaatsen nu eenmaal een nieuw gegeven. Vandaar dat af en toe het huisvuil door het raam naar buiten wordt gegooid. Dan regent het lege Nutellapotten, blikjes bier en etensresten. En wie kan dat allemaal opruimen? Ach, maar mij hoor je niet klagen. Alleen heb ik soms het gevoel dat mijn werk een scene uit Man bijt
Hond is geworden. De komst van de terminus was al lang een vraag van de buurt. Met het verdwijnen van de kleine buurtwinkels werden de bewoners haast verplicht om zich steeds verder te verplaatsen voor grote inkopen. En met de tram ben je zo in de stad. De Colruyt, de Carrefour of de Aldi liggen nu binnen ieders bereik. En gaan shoppen op de Meir, met de fiets of de tram, vind ik zalig wanneer ik vrij heb. Het voordeel van een terminus is ook dat je nooit op de tram moet wachten. Hij staat er altijd op jou te wachten.” En weg scheurt conciërge Christel met haar brommende, vinnige tractor, als een jetski over het beton.
Tram 6, eindhalte Noorderlaan
Onze tram, van terminus Olympiade naar eindhalte Noorderlaan, is een oude PCC-tram. De achterdeur gaat slechts half open, maar verder geen kwaad woord over het werkpaard van De Lijn. Sinds de jaren 60 vervult dit retro model nog elke dag zijn dienst. De kranige oude dame weet bovendien van wanten. Ze kreunt weliswaar uit de startblokken, zucht in de bochten, en heeft soms wiebelend last met haar evenwicht op de rechte stukken, maar ze rijdt de 9,7 kilometer afstand met 17 kilometer per uur. 35 minuten later staan we aan de andere kant van de stad. Op de Luchtbal. Een wijk waarvan de naam me altijd weer doet denken aan de favoriete sport van Harry Potter.
De terminus ligt langs de Noorderlaan en is een eindhalte in verbouwing. Over de perrons heen bouwt men een constructie die lijkt op een volière. “Dat wordt een parking”, roept Nikki. Zijn collega Gert die naast hem staat, boort gaten in het beton. “Een parking voor fietsen, drie verdiepingen hoog.” Nikki tikt Gert op de schouders, en het boren stopt. “Wij werken voor de aannemer die de terminus afwerkt.” Ze maken een wijd gebaar naar de werf rondom. “De perrons om over te stappen, van de tram op de bussen en omgekeerd, zijn al een tijdje klaar. Maar we gaan het nog gezelliger maken voor iedereen die hier wacht. De fietsenstalling waaraan we bezig zijn, wordt veilig en modern. Het wordt een soort van kooi met traliehekken rond en boven. En met voldoende licht. Zodat het elke avond een duidelijk baken wordt.”
Shoppen op de Noorderlaan
Een baken in de nacht is de terminus voorlopig nog niet. De eindhalte dobbert bijna als een eiland in het midden van niemandsland. De Ring loopt rechts over een viaduct, links rijden de vrachtwagens op de Noorderlaan van en naar de haven, en aan de overkant van de straat staan sombere stapelhuizen en magazijnen. Het geheel lijkt op een industriezone, verloren en vergeten in het binnenland van Alabama. Het echte leven van deze buurt, in de woonwijk van de Luchtbal, eindigt een kilometer terug. Maar het desolate van de tramhalte en de eenzaamheid die het uitstraalt, blijft gelukkig niet duren. De terminus op deze plek is met een blik op de toekomst gekozen. Pal naast de eindhalte bevindt zich de oude politiekazerne. Een kolos in rode baksteen die verschillende huizenblokken groot is en weldra tegen de vlakte gaat. In de plaats komt een tweede IKEA, een mega versie van het Zweedse warenhuis, die het wooncomfort in Antwerpen zal verdubbelen. Binnen enkele jaren wordt dit stukje Noorderlaan een shoppingparadijs. De trams zullen overvol zitten en samen met de auto’s elke dag opnieuw in karavaan tot hier rijden. Er komt een parking voor duizenden wagens, ruimte voor extra winkels en wellicht daarbovenop ook nog een frituur.
“Ja, dat klinkt allemaal mooi”, zuchten Gert en Nikki in koor. “Maar vandaag hebben wij daar weinig aan. Gisteren was Gert bijvoorbeeld per ongeluk zijn boterhammen thuis vergeten. En nergens in de buurt kan je hier eten kopen. Zelfs voor een kopje koffie moeten we de wagen nemen. Wel, tijdens de lunch is Gert dan maar bij de andere collega’s eten gaan bedelen. Ook voor ons werk van elke dag is deze werf saaier dan elders. Als bouwvakker heb je nood aan af en toe passage. Naar wie moet je anders fluiten? Wel, de enige die hier fluiten, dat zijn de vogels.”
CHRISTEL Conciërge van appartementsblok 146, naast terminus Olympiade “Vroeger waren de mensen veel rustiger en hadden ze meer tijd. Nu zijn ze ongeduldig en kan het niet snel genoeg gaan. Als beheerder van een woonblok met meer dan honderd appartementen is dat soms even blazen.”