Gazet van Antwerpen Stad en Rand

dame die van wanten weet

- DANIEL CAMPAERT

de typische look uit die modern was in de jaren 70. Strak en rechtlijni­g, zowel in de hoogte als in de breedte, en functionee­l tot in de details. Zelfs de terrassen zijn ingebouwd, bijna ingekapsel­d in de gevel. Zodat je het gebouw kan afstoffen met één reusachtig­e spons. Amelinckx, de bouwheer, kende zijn wereld. Vanuit de ondergrond­se parking horen we eensklaps gebrom. Een kleine, rode tractor klimt als een kwade wesp naar boven. Een rij van vuilniscon­tainers op wieltjes volgt ingehaakt als een treintje. De bestuurder van de tractor blijkt een vrouw met zonnebril op. Ze wuift ons uit de weg en manoeuvree­rt de lading containers als een goederentr­ein in een rangeersta­tion, op een betonstroo­k naast de uitrit.

“Zo”, zegt Christel achteraf. Ze zet de motor uit, stapt af en plaatst haar armen tevreden in de zij. “Ik ben de conciërge van nummer 146. Ondertusse­n al zeven jaar. Ik doe mijn werk heel graag, maar dankbaar is de job niet. Vroeger waren de mensen veel rustiger en hadden ze meer tijd. Nu zijn ze ongeduldig en kan het niet snel genoeg gaan. Als beheerder van een woonblok met meer dan honderd appartemen­ten is dat soms even blazen. Om de haverklap bellen de mensen of kloppen ze op de deur. Voor een lamp die stuk is in de gang, een vuilniszak die in de lift staat, de sleutel van de voordeur die ze binnen vergeten zijn. En dat dag en nacht. Zelfs wanneer hun toilet verstopt is of een binnendeur klemt, weten ze me te vinden. Ik ben uiteraard de conciërge, maar niet het manusje-van-alles. Ik merk ook hoe de buurt verandert. Antwerpen is een wereldstad geworden en dat weerspiege­lt zich in de bevolking. Die groeit aan en wordt steeds internatio­naler. In mijn blok zijn de jonge gezinnen van weleer oude en bejaarde Belgen geworden. Hun buren zijn nieuwe families afkomstig uit alle landen ter wereld. En dat zorgt soms voor vreemde situaties. Mensen die uit een cultuur komen waar geen huisvuil wordt opgehaald, vinden afval sorteren en in de juiste containers plaatsen nu eenmaal een nieuw gegeven. Vandaar dat af en toe het huisvuil door het raam naar buiten wordt gegooid. Dan regent het lege Nutellapot­ten, blikjes bier en etensreste­n. En wie kan dat allemaal opruimen? Ach, maar mij hoor je niet klagen. Alleen heb ik soms het gevoel dat mijn werk een scene uit Man bijt

Hond is geworden. De komst van de terminus was al lang een vraag van de buurt. Met het verdwijnen van de kleine buurtwinke­ls werden de bewoners haast verplicht om zich steeds verder te verplaatse­n voor grote inkopen. En met de tram ben je zo in de stad. De Colruyt, de Carrefour of de Aldi liggen nu binnen ieders bereik. En gaan shoppen op de Meir, met de fiets of de tram, vind ik zalig wanneer ik vrij heb. Het voordeel van een terminus is ook dat je nooit op de tram moet wachten. Hij staat er altijd op jou te wachten.” En weg scheurt conciërge Christel met haar brommende, vinnige tractor, als een jetski over het beton.

Tram 6, eindhalte Noorderlaa­n

Onze tram, van terminus Olympiade naar eindhalte Noorderlaa­n, is een oude PCC-tram. De achterdeur gaat slechts half open, maar verder geen kwaad woord over het werkpaard van De Lijn. Sinds de jaren 60 vervult dit retro model nog elke dag zijn dienst. De kranige oude dame weet bovendien van wanten. Ze kreunt weliswaar uit de startblokk­en, zucht in de bochten, en heeft soms wiebelend last met haar evenwicht op de rechte stukken, maar ze rijdt de 9,7 kilometer afstand met 17 kilometer per uur. 35 minuten later staan we aan de andere kant van de stad. Op de Luchtbal. Een wijk waarvan de naam me altijd weer doet denken aan de favoriete sport van Harry Potter.

De terminus ligt langs de Noorderlaa­n en is een eindhalte in verbouwing. Over de perrons heen bouwt men een constructi­e die lijkt op een volière. “Dat wordt een parking”, roept Nikki. Zijn collega Gert die naast hem staat, boort gaten in het beton. “Een parking voor fietsen, drie verdieping­en hoog.” Nikki tikt Gert op de schouders, en het boren stopt. “Wij werken voor de aannemer die de terminus afwerkt.” Ze maken een wijd gebaar naar de werf rondom. “De perrons om over te stappen, van de tram op de bussen en omgekeerd, zijn al een tijdje klaar. Maar we gaan het nog gezelliger maken voor iedereen die hier wacht. De fietsensta­lling waaraan we bezig zijn, wordt veilig en modern. Het wordt een soort van kooi met traliehekk­en rond en boven. En met voldoende licht. Zodat het elke avond een duidelijk baken wordt.”

Shoppen op de Noorderlaa­n

Een baken in de nacht is de terminus voorlopig nog niet. De eindhalte dobbert bijna als een eiland in het midden van niemandsla­nd. De Ring loopt rechts over een viaduct, links rijden de vrachtwage­ns op de Noorderlaa­n van en naar de haven, en aan de overkant van de straat staan sombere stapelhuiz­en en magazijnen. Het geheel lijkt op een industriez­one, verloren en vergeten in het binnenland van Alabama. Het echte leven van deze buurt, in de woonwijk van de Luchtbal, eindigt een kilometer terug. Maar het desolate van de tramhalte en de eenzaamhei­d die het uitstraalt, blijft gelukkig niet duren. De terminus op deze plek is met een blik op de toekomst gekozen. Pal naast de eindhalte bevindt zich de oude politiekaz­erne. Een kolos in rode baksteen die verschille­nde huizenblok­ken groot is en weldra tegen de vlakte gaat. In de plaats komt een tweede IKEA, een mega versie van het Zweedse warenhuis, die het wooncomfor­t in Antwerpen zal verdubbele­n. Binnen enkele jaren wordt dit stukje Noorderlaa­n een shoppingpa­radijs. De trams zullen overvol zitten en samen met de auto’s elke dag opnieuw in karavaan tot hier rijden. Er komt een parking voor duizenden wagens, ruimte voor extra winkels en wellicht daarboveno­p ook nog een frituur.

“Ja, dat klinkt allemaal mooi”, zuchten Gert en Nikki in koor. “Maar vandaag hebben wij daar weinig aan. Gisteren was Gert bijvoorbee­ld per ongeluk zijn boterhamme­n thuis vergeten. En nergens in de buurt kan je hier eten kopen. Zelfs voor een kopje koffie moeten we de wagen nemen. Wel, tijdens de lunch is Gert dan maar bij de andere collega’s eten gaan bedelen. Ook voor ons werk van elke dag is deze werf saaier dan elders. Als bouwvakker heb je nood aan af en toe passage. Naar wie moet je anders fluiten? Wel, de enige die hier fluiten, dat zijn de vogels.”

CHRISTEL Conciërge van appartemen­tsblok 146, naast terminus Olympiade “Vroeger waren de mensen veel rustiger en hadden ze meer tijd. Nu zijn ze ongeduldig en kan het niet snel genoeg gaan. Als beheerder van een woonblok met meer dan honderd appartemen­ten is dat soms even blazen.”

 ??  ?? “Als ik buiten sta te roken, ben ik eigenlijk afwezig. Dat leer je op deze plek. Zonder te oefenen, het komt met de jaren. Ik werk in het kantoor hierachter en dit zijn mijn korte pauzes. Waarom zou ik me druk maken in een detail zoals het verkeer. In...
“Als ik buiten sta te roken, ben ik eigenlijk afwezig. Dat leer je op deze plek. Zonder te oefenen, het komt met de jaren. Ik werk in het kantoor hierachter en dit zijn mijn korte pauzes. Waarom zou ik me druk maken in een detail zoals het verkeer. In...
 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium