Gazet van Antwerpen Stad en Rand
“Van meisje op straat tot doctoraat”
Antwerpse Julie Rausenberger (25) verliet al vroeg de schoolbanken maar klimtnu omhoog als antropologe
Ze ging van aso naar tso naar kso naar bso en verliet de schoolbanken onder toezicht van de jeugdrechter en zonder diploma. Werkend aan de kassa van de Delhaize maakte ze de klik en nu begint ze te doctoreren aan de Universiteit Antwerpen. De Antwerpse antropologe Julie Rausenberger (25) legde een atypisch parcours af en vandaag kan ze zeggen dat de problemen van toen haar juist sterker hebben gemaakt. “Geloof in jezelf, voorál als anderen dat niet doen.”
“We zullen buiten op het dakterrasje gaan zitten”, zegt Julie, op zoek naar een plek in de UA-stadscampus in de Sint-Jacobstraat, “ik ben nog niet gewend om veel binnen te zijn.” Ze is nog niet lang terug van een lange reis naar Cuba, het land waar ze onderzoek naar doet. “Voor mijn doctoraat hier in het Onderzoekscentrum voor Visuele en Digitale Culturen (ViDi) bestudeer ik de dagelijkse digitale praktijken van de Cubaanse bevolking. Het internet is er zeer schaars toegankelijk, enkel op publieke plaatsen. Dat aantal is in twee jaar tijd wel heel sterk gestegen, naar meer dan 400 punten in heel het land. Maar slechts zo’n 5% van de bevolking kan ervoor betalen en er is censuur vanuit de staat. Je ziet er hoe bloggers en journalisten proberen hun teksten buiten te krijgen. En hoe USB-sticks met films en muziek illegaal het land binnenkomen. Welke impact heeft dat op mode, cultuur? Er is sprake van een heuse digitale revolutie.”
Hoe kom je bij zo’n onder werp? Het was weer zo’n ongelooflijk toeval, zoals de dingen de jongste jaren voor mij altijd op een of andere manier in elkaar vallen. Ik had op Cuba veldwerk gedaan voor mijn masterproef in de sociale en culturele antropologie, aan de KU Leuven, naar vrijwilligerstoerisme. En plots blijkt een professor, Dr. Paolo Favero, hier aan de UA op zoek naar iemand als ik. Uit 45 internationale kandidaten werd ik het. Ik zal nu vier jaar fulltime op dit project werken.
Mogelijk de start van een academische carrière, maar laat ons bij het begin beginnen. Je komt van ver. Ik zeg het zo: van meisje in de straat tot doctoraat (lacht). Ik ben opgegroeid in Vremde (deelgemeente van Boechout, red.), mijn moeder werkte in shiften in de supermarkt. Na de lagere school ging iedereen aso (algemeen secundair onderwijs, red.) doen, dus ik volgde mee, naar het Sint-Gabriëlcollege in Boechout. Ik haalde er in het eerste jaar ongeveer 70% en volgens de school was dat niet goed genoeg. Ik moest tso (technisch, red.) gaan doen, vonden ze. Mijn moeder wist niks van al die niveaus in het onderwijs en ik ging dan maar sociaal-technische doen in Lier. Vond ik maar niks, in het derde wilde ik kunst gaan doen, dus weer naar een andere school, dit keer in het spannendere Antwerpen. Ik wilde dreadlocks – ‘zot’, zei mijn moeder (lacht). Na anderhalf jaar had ik het ook daar gezien en schakelde ik weer over op tso: toerisme. Ik had een reisdroom, maar wist ook niet wat dat was, want op reis waren wij nog nooit geweest.
In die tijd liep de relatie tussen mijn moeder en stiefvader heel slecht, hij dronk en was agressief. Mijn moeder nam antidepressiva sinds de scheiding van mijn biologische vader en zij bleef in een soort leegte hangen. Nu kun je kiezen, zei ik, ik of hij, het moest gedaan zijn. En uiteindelijk heeft ze dus mij gekozen en zijn we bij mijn grootouders gaan wonen. Daar liep de negatieve spiraal gewoon verder, want mijn opa had kanker en ik kon het niet aan om hem voor mijn ogen te zien sterven. Ik heb contact gezocht met mijn biologische vader en ben daar gaan wonen. Bij een man die niet wist hoe hij een kind, laat staan een puber moest opvoeden... Mijn moeder voelde zich verraden, ik kreeg ‘slechte’ vrienden en had geen echte thuis meer. School kwam helemaal op het achterplan en uiteindelijk werd de jeugdrechter ingeschakeld. Ik kwam in een ‘oriëntatiecentrum’ (OOOC De Sluis) in Zandvliet terecht, waar ze mijn gedrag beoordeelden en ik mocht begeleid zelfstandig gaan wonen. In Turnhout kwam een plek vrij, maar ik wilde per se naar school blijven gaan in Antwerpen, het atheneum intussen. Ik kwam altijd te laat, zelfs zonder dat het mijn bedoeling was (lacht). En zoals je weet komt miserie nooit alleen: ik kreeg een zwaar ongeval, moest een operatie ondergaan en van dat schooljaar kwam niks meer in huis. De waterval leidde je tot slot naar het bso (beroeps). Ik kwam op een concentratieschool (SIHA Stedelijk Lyceum Meir) terecht, ik was de enige ‘ech-
JULIE RAUSENBERGER Doctoraatsstudente “Universiteit? Dat is toch niks voor onze slag, zei mijn moeder altijd. Ik was dat meisje dat alleen haar huiswerk maakte, alleen zich ging inschrijven, alleen hulp zocht en uiteindelijk alleen naar de proclamatie ging om haar diploma af te halen.”
te’ Vlaamse van de klas. Maar ik was wel plots de beste en dat was eigenlijk wel leuk. Ik ging stage doen in een winkel op de Meir en deed vakantiewerk aan de kassa in de Delhaize en als ik wou, mocht ik blijven. Dat leek mij een prima idee, in een winkel werken, daar had ik geen diploma voor nodig.
Toeval of niet, je ging net als je moeder in een supermarkt werken. De dingen lopen zoals ze lopen, maar ik denk dat het voor mij toch een stukje vertrouwdheid was. Ik dacht alleszins dat het mij zekerheid ging geven, ik woonde intussen alleen op een studio in de stad. Maar ik kon er enkel halftijds aan de slag en verdiende maar 900 euro. Op 1 september moest ik de schoolgaande jeugd bedienen en dan besefte ik: ‘Wat zit ik hier te doen? Ik moet naar school!’. Dat werk had een zekere routine en rust gecreëerd en ik kon helderder denken. Ik trok mijn stoute schoenen aan en ging mij voorstellen op de handelsschool Sint-Lodewijk. Ik heb mijn verhaal gedaan aan de directeur en die reageerde enorm begripvol. Ik mocht er mijn vijfde jaar – voor de derde keer – gaan doen, in de richting toerisme, als ik beloofde alles op alles te zetten. De directeur had vroeger ook zijn studies zelf moeten bekostigen, zonder hulp van zijn ouders. Hij wilde mij begeleiden als ik voelde dat ik er geen vat meer op had. Maar dat gebeurde niet, het liep als een trein, en aan het eind van het zesde jaar vroeg een leerkracht mij waarom ik geen hogeschool ging doen. Dat was iets waar ik tot dan toe nog nooit aan had durven te denken. De hogeschool, de unief, dat is toch niks voor onze slag, zei mijn moeder altijd. Dat hield je niet tegen? Ik schreef mij in Mechelen in aan de Thomas More hogeschool en drie jaar later had ik een bachelordiploma in toerisme en recreatiemanagement. Ik was er met een bang hartje aan begonnen, maar in het tweede jaar, op uitwisseling in Spanje – mijn eerste langdurig buitenlands verblijf – ben ik helemaal opengebloeid. Tot dan had ik enkel nog voor school gewerkt en daar kon ik me eindelijk ook weer ontspannen. Mijn familie merkte dat ook aan mij. In mijn derde jaar was ik op stage bij een ngo in Ecuador geraakt, waar ik een bijzondere man leerde kennen, een antropoloog die in de jungle een boek schreef over een indianenstam. Dat vond ik ongelooflijk knap. Ik had ook op de ‘andere kant’ van het toerisme leren kennen, een minder mooie kant. Het economische boeide mij minder dan de mensen en hun culturen. En dus ben ik aan de KU Leuven antropologie gaan studeren. Een kot kon ik niet betalen, maar weer heel toevallig kwam er een plekje vrij in een kot van de sociale dienst, voor 109 euro per maand. Wiskunde had ik amper gehad, van filosofen en politieke leiders nog nooit gehoord. Maar door hard te werken raakte ik zelfs over die ‘vreselijke’ statistiek heen en mijn masterjaren liepen als niks. Ik ben afgestudeerd met grote onderscheiding. En nu is er weer dat doctoraat. Ik merk bij mezelf dat ik blijf zoeken naar iets, bevestiging, schouderklopjes, die ik vroeger nooit heb gehad. Ik besef dat dat een werkpunt is, iets uit mijn verleden dat ik nog een plaats moet geven.
Is je verleden iets waarvoor je je schaamt in academische kringen? Er zijn niet veel mensen die mijn verhaal kennen. Ik ben ervan overtuigd dat je niet achteruit maar vooruit moet kijken. Maar mijn turbulente verleden heeft mij wel ge- maakt tot wie ik vandaag ben en daar ben ik best trots op. Mijn familie inmiddels ook. Aan mensen zoals ik, zou ik zeggen: geloof in jezelf, voorál als anderen dat niet doen. En niet iedereen hoeft zoals ik op school blijven plakken (lacht). Maar ik geloof heel sterk in onderwijs en kennis als sleutel naar succes. Het onderwijs biedt ook iedereen de kans om deel te nemen. Ik weet het uit ervaring, aan de unief helpen ze je zelfs verhuizen of krijg je een tweedehandscomputer. Te weinig mensen weten nog dat dat bestaat en daarom wil ik graag andere jongeren zoals ik mee op weg zetten. De unief is niet alleen voor wie rijk is, je vindt er ook gelijkgestemden.