Gazet van Antwerpen Stad en Rand
De zin van een commissie
Nu het hele land in de ban van de Bende van Nijvel leeft, komt de parlementaire onderzoekscommissie over de aanslagen van 22 maart en de radicalisering met haar rapport naar buiten. Een trotse voorzitter Patrick Dewael liet zich uitgebreid fotograferen met het lijvige boekwerk dat zijn commissie heeft afgeleverd. Daaraan is ongetwijfeld hard gewerkt, maar de timing van de publicatie is bepaald ongelukkig. Het vertrouwen van de bevolking in parlementaire commissies heeft een serieuze knauw gekregen na de recente onthullingen over de Bende van Nijvel.
Hoe meer er bekend geraakt over het onderzoek naar die Bende, hoe meer vragen er rijzen over hoe het gevoerd werd en wordt. Die vragen zijn niet nieuw. Om er een antwoord op te bieden, werd in 1995 – vijf jaar nadat de eerste commissie over de Bende haar rapport had afgeleverd – een tweede in het leven geroepen. Meer dan twintig jaar later blijken de commissieleden van toen niet eens te weten of hun aanbevelingen ook gevolgd zijn. Die ene belangrijke om een regeling voor spijtoptanten te treffen, is in ieder geval genegeerd. Bovendien kun je bezwaarlijk stellen dat na die tweede commissie het geklungel in het onderzoek is afgenomen. Integendeel.
In deze sfeer een rapport van een parlementaire onderzoekscommissie voorstellen is geen dankbare taak. Maar Patrick Dewael laat zich niet van de wijs brengen. Deze keer komt er een opvolgingscommissie en hijzelf zal erover waken dat het parlement controle uitoefent op de uitvoering van de aanbevelingen. Daarvoor heeft hij binnen zijn commissie een zo groot mogelijke consensus nagestreefd, waardoor ze wel breed politiek gedragen zijn, maar niet zo doortastend als misschien nodig is. Zo wordt er wel gezegd dat de geldstromen vanuit SaudiArabië naar de Belgische moskeeën moeten stoppen, maar wordt er niet gerept over de handelsbetrekkingen met dat land. Om de haatpredikers buiten te houden en de geldstromen te controleren, vindt de commissie dat er dringend nood is aan een behoorlijke erkenningsprocedure voor moskeeën. Maar, zegt Dewael, “wie erkend wil worden, zal er iets voor moeten doen. Criteria moeten strenger, maar de gewesten moeten moskeeën die voldoen dan ook wel erkennen.” Een duidelijke hint naar Vlaams minister Liesbeth Homans, die een aantal moskeeën weigert te erkennen. Hopelijk kan het werk van deze commissie een oplossing bieden voor de patstelling rond die erkenningen. Je hoeft niet eens een commissie samen te roepen om te weten dat de beste remedie tegen radicalisering openheid is. En die bereik je door goede afspraken, niet door afwijzing. Het mag niet gebeuren dat we over enkele jaren vaststellen dat we nog altijd niet weten wat er in bepaalde moskeeën wordt verteld en hoe ze worden gefinancierd. Laten we geen nutteloze commissie aan ons palmares toevoegen.