Gazet van Antwerpen Stad en Rand
“De Duitsers hadden onze school opgeëist”
De eerste 25 jaar van zijn leven woonde Walter aan de SintWillibrorduskerk, in de Lange Pastoorstraat. “Daar in de buurt ging ik ook naar de gemeentelijke school, tot die in 1940 werd opgeëist door de Duitsers, die er een kazerne van maakten.”
“Vlak voor de bevrijding werd die school trouwens geplunderd. Dat kwam zo: nog voor de Engelsen er waren, hadden veel mensen al Belgische vlaggen uitgehangen. De Duitse soldaten die in de school gelegerd waren, dronken zich moed in met schnaps en gingen de straat op om die vlaggen neer te schieten. Maar dat wilde ook zeggen dat hun kwartier verlaten was. Het duurde niet lang vooraleer de lokale bevolking er alles wat niet te zwaar of te heet was buiten sleepte.” “Het was de bevrijdingsroes he. De mensen hadden vier jaar lang onder dwang geleefd en honger geleden - de Duitsers hadden alles en wij niks - en namen toen risico’s die men anders nooit zou nemen.”
Britse pompon
“Na de bevrijding namen de Engelsen er hun intrek en konden we vrij binnen en buiten lopen. Ik had toen een muts met een Britse pompon en heb er mijn eerste Engels geleerd, wat me later op school nog goed van pas is gekomen. Ik ben kortom een oorlogskind.” Na zijn huwelijk verhuisde hij naar de overkant van de Grote Steenweg en werkte voor het gemeentebestuur van Berchem. Zo maakte hij de overgang van gemeente naar Antwerps district mee. “Toen Berchem nog zelfstandig was, stond de bevolking in veel nauwer contact met de schepenen en gemeenteraadsleden. Nu staat de politiek veel verder van de mensen af. De districten hebben nu wel meer bevoegdheden dan in de beginperiode, ook op financieel vlak. Vroeger werden de districtsleden aangesteld door de Antwerpse gemeenteraad, nu worden ze verkozen.”
Coiffeurs
Als ambtenaar maakte hij in de jaren ‘60 ook kennis met de eerste gastarbeiders. “Ik heb op vreemdelingenzaken gezeten, dus ik leerde ze snel kennen. Het is allemaal begonnen met de aanleg van de Ring. Toen kwamen er heel wat Turkse mannen werken. Na afloop gingen ze weer naar huis, om later terug te komen met hun vrouw en kinderen. Die mensen zeggen nog altijd vriendelijk goeiedag en toen ik uit het hospitaal kwam, wilden ze allemaal weten hoe het met me ging.” Wat hem tenslotte nog opvalt: “Tegenwoordig zijn hier heel veel coiffeurs. Ze schieten als paddenstoelen uit de grond en worden meestal uitgebaat door vreemdelingen. Maar als ik naar de kapper moet, ga ik ook altijd naar een Turk.”
WALTER GYSEN ‘‘De Duitse soldaten die in de school zaten, gingen de straat op om de Belgische vlaggen neer te schieten. Ondertussen werd het schooltje geplunderd. De bevrijdingsroes he.”