Gazet van Antwerpen Stad en Rand
Herman Portocarero
“Je ging jezelf beschouwen als deel van een soort geheim genootschap”
Ambassadeur van België op prestigieuze posten en gevierd auteur: Herman Portocarero is de meest indrukwekkende figuur in de reeks. Zijn vader behoorde tot de hardste kern van collaborateurs.
De pas gepensioneerde Herman Portocarero is het meest spraakmakende bewijs dat ook kinderen van de collaboratie in België carrière konden maken. Het zwaar aangebrande verleden van zijn vader en grootvader schreef hij eerder al van zich af in zijn boek Collaboratie, Fortuin en Ondergang. Dat verhaal is een écht Antwerps verhaal, vertelt de oud-diplomaat. “Vader en grootvader behoorden tot het milieu van veekooplui rond het Antwerpse slachthuis, een milieu vertrouwd met bloed en geweld. Mijn vader groeide zonder moeder op in dat typische politieke milieu van de jaren 30 met gewelddadige conflicten tussen links en rechts. Vader, 17 jaar oud, was actief betrokken bij straatgevechten. Als Belgische krijgsgevangene kwam hij in Oost-Pruisen terecht waar hij een romance had met een kasteeldame. Daar werd hij bekeerd tot het nazisme, veeleer dan flamingant. Typisch is dat hij pas Oostfronter werd toen de krijgskansen al gekeerd waren. Vanuit een soort reflex: nu hebben ze me echt nodig. Hij heeft meegevochten op de ergste fronten, werd zwaar gekwetst, gevangen genomen door de Russen en ontsnapte. In Duitsland werd hij opgepakt én mishandeld door de brigade Piron en nadien nog eens door de gendarmen, die ook zijn trouwring stalen, want hij was in 1944 getrouwd. Dat heeft bij hem een levenslange afkeer tegen België veroorzaakt. Hij kreeg veertien jaar maar werd op oudejaarsavond 1949 vrijgelaten. Hij was dus een man die zijn leven van 1939 tot zijn vrijlating doorbracht in een parallel universum, los van de realiteit.” “Moeder werd niet vervolgd maar droeg wel de last. Vader was vaak werkloos, zij deed allerlei jobs. Wij woonden in bij haar moeder op de Herentalsebaan in Borgerhout. Vanaf mijn 5 à 6 jaar begon ik me onze situatie te realiseren. Ik herinner me huiszoekingen door de staatsveiligheid en de politie. Op school was er het gefluister dat je “een zwarte” was. Het gekste was – je bent nu eenmaal kind – dat bij de verkiezingen alleen mijn moeder en grootmoeder gingen stemmen. Lange tijd dacht ik daardoor dat stemmen een vrouwenzaak was.” “Gaandeweg begreep ik meer en was ik totaal niet akkoord met vader die de ultieme revisionist werd. Hij was een warme, intelligente man, maar over zijn verleden konden we niet praten. Daar is veel ongezegd gebleven. Ik heb veel gehoord van mijn moeder.” “Met zo’n naam en grootvader én vader veroordeeld, was er natuurlijk die stempel van ‘zwarte’. Maar als jurist meen ik dat het Belgisch gerecht, zeker na de eerste repressiegolf, correct heeft gehandeld. Mijn vader had het geluk dat hij aan de zwaarste golf is ontsnapt. Later had ik als stafhouder René Victor, die advocaat was geweest van mijn vader.” “Aan de Antwerpse balie, waar ik stage deed als advocaat, heb ik nooit opmerkingen gekregen. Bij mijn eedaflegging zei de eerste voorzitter van het Hof van Beroep alleen gemoedelijk: ‘Jongen, met zo’n naam zou je toch beter in de sigarenhandel gaan.’” “Ons hele sociale leven was gericht op andere zwarten die ook maatschappelijk waren uitgesloten. Daar heerste het grote gelijk en de nostalgie, maar bovenal een zeer grote solidariteit. Als kind voelde je de discriminatie van de buitenwereld en de solidariteit in dat eigen milieu. Je ging je be- schouwen als deel van een soort geheim genootschap. Dat alles ging mijn vader nog meer bevesti- gen. Bij zijn vrijlating was hij nog bereid geweest toe te geven dat hij fout had gehandeld, maar door dat gebrek aan integratie en het terugvallen op die eigen kring, verstrakte hij nog meer. Een van mijn conclusies is dat mijn vader in die jaren 30 met de verleiding van het nazisme, behoorde tot die vele stuurloze jongeren op zoek naar sociale bevestiging. Die werd hem gegeven door de nazi’s. Ik denk dat zoiets nog actualiteitswaarde heeft. Kijk naar de problemen met allochtone jongeren: stuurloos, tussen twee culturen.”