Gazet van Antwerpen Stad en Rand
Provincies hebben wel betekenis
L imburgers voelen zich Limburgers, inwoners van de provincie Antwerpen voelen zich Antwerpenaar, Kempenaar of Mechelaar, zo wil het cliché. En in socio-economisch opzicht zouden we vooral gericht zijn op stadsgewesten, van Turnhout over Antwerpen en Gent tot in Oostende. Maar dat wordt nu wat tegengesproken door nieuw onderzoek, zegt professor Ann Verhetsel van de Universiteit Antwerpen. Kijk je naar een aantal factoren zoals woon-werkafstand, het verst dat we willen verhuizen, waar we gaan winkelen en telefoonverkeer, dan tekenen zich vooral de provinciegrenzen scherp af. De samenhang binnen de provincie is beduidend groter dan gedacht, tot grote verbazing van de onderzoekers zelf, wat de geloofwaardigheid ervan vergroot: ze waren er niet naar op zoek.
Provinciegrenzen zijn in de eerste plaats sterk bepalend voor pendelaars. Bij Antwerpen moet dan ook het Waasland worden gerekend. Van Sint-Niklaas tot in Turnhout ontstaat zo één socio-economische gemeenschap, met de haven, het Albertkanaal en de grote verkeersassen als bindmiddel.
Dat is niet alleen leuk om weten, het is ook van belang voor de vraag hoe je best het land bestuurt. Vooral onder impuls van de N-VA is er een tendens om de provincies af te bouwen en meer gewicht te geven aan de stadsgewesten.
Professor Filip De Rynck van de Universiteit Gent doet voor het Vlaamse ministerie van Binnenlandse Zaken een onderzoek naar de mogelijke scenario’s. Het gaat om complexe en politiek gevoelige materie, zegt hij. Bijvoorbeeld: het valt niet te betwisten dat de Antwerpse stadsregio, Antwerpen plus omliggende gemeenten, uitgesproken gemeenschappelijke belangen heeft. In de eerste plaats voor mobiliteit (een tramlijn die wordt doorgetrokken), als zorgregio ook, om maar die twee criteria te nemen. Een project als Oosterweel is uiteraard niet iets van de stad alleen. Maar wil dat zeggen dat je ook best nog een bestuurlijk niveau bijmaakt? Of kun je dat ook op andere manieren oplossen? De Rynck verwijst naar het akkoord rond Oosterweel, waar de Vlaamse overheid, de stad en drie burgerbewegingen tot een uniek samenwerkingsverband kwamen en dus eigenlijk tot een ad hoc-bestuursniveau.
De Rynck meent dat het Antwerpse geografische onderzoek nuttig is, maar de zaken wel maar vanuit een beperkt aantal invalshoeken bekijkt. Een cruciaal element als ruimtelijke ontwikkeling moet je vanuit de stedelijke kernen bekijken, niet gemeente per gemeente maar ook niet op een te grote schaal.
Leuker blijft de vraag of de verschillen tussen een Antwerpenaar, een Mechelaar en een Kempenaar zo veel groter zijn dan die tussen een Hasselaar en een Maaseikenaar. Maar dat weten geografen en bestuurswetenschappers ook niet.