Gazet van Antwerpen Stad en Rand
Jeroen Olyslaegers schrijft open brief aan de Antwerpenaar
Ik ken u niet allemaal, we maken geen deel uit van één groot dorp, ook al kom ik geregeld Antwerpenaren tegen die doen alsof ze toch bijna iedereen minstens weten wonen. We mogen serieus blijven op dat vlak, we zijn met veel. Zoveel mensen denken dit en zoveel mensen denken dat. Vaak laten we ons verdelen en horen we bij een ‘wij’. Mensen die niet bij onze club horen, achten we onnozelaars of beschouwen we als verloren gelopen. Dat is het maatschappelijke en politieke spel en dat hoeft niet te worden afgeschaft, want anders wordt de boel strontvervelend. Ik vind wel dat er een paar onderwerpen zijn waar we toch beter aan één zeel trekken, omdat het ons echt allemaal aangaat. Een daarvan is armoede, want daar moeten we in deze welvarende stad echt van af. Ik heb al verscheidene keren geschreven dat armoede een bewustzijnsprobleem is voor de mensen die wél rondkomen. We willen het niet horen of erover lezen, uit angst zelf ooit in dat straatje te sukkelen. Maar dat gebrek aan empathie dat we ons hebben aangepraat, vergroot alleen maar de kloof, plaatst mensen nog in een dieper isolement en daar komen vodden van. Het zijn trouwens wijzelf die daar verandering in kunnen brengen. Hoe meer mensen zeggen dat dit niet langer kan, hoe groter de kans dat dit op de bestuurlijke agenda komt. Het is in het belang van de stad zelf dat dit gebeurt. Armoede haalt veel meer neer dan het lot van een mens of een gezin, het sloopt immers straten en wijken. Nog zo’n onderwerp is duurzaamheid. Op ecologisch vlak zijn het geen simpele tijden. We krijgen een rekening gepresenteerd van zoveel eeuwen industrialisering en zoveel decennia stevig consumeren. Ook dat is een kwestie van bewustzijn. Wie in een restaurant een serieuze rekening krijgt en vervolgens roept dat hij of zij daar niets mee te maken heeft, komt in de problemen. Het begint dus met de rekening te erkennen en ons vervolgens af te vragen hoe we dit op onze manier kunnen afbetalen. Wat we nodig hebben, volgens mij, is een draagvlak voor duurzaamheid én een antigif tegen cynisme of machteloosheid. Dat hebben we dus allemaal zelf in de handen en daarrond zouden we elkaar kunnen ontmoeten, waar ook ieder van ons in het leven staat. Sta me toe concreet te worden. Deze namiddag, woensdag 29 november, organiseert uw krant samen met mij en enkele goede vrienden een speelgoedgeefplein op de parking voor het Zuiderpershuis. Ik moet er geen tekening bij maken dat arme gezinnen niet bepaald uitkijken naar de maand december, waarin de geschenken door de schoorsteen vallen of onder de kerstboom liggen. Veel kinderen hebben veel speelgoed dat nog perfect in orde is, maar waar niet meer mee wordt gespeeld. Op zo’n geefplein is iedereen welkom: gevers en krijgers samen. De mensen die met hun kinderen speelgoed brengen, ontmoeten mensen en kinderen die zich geen speelgoed kunnen veroorloven. Op onze bescheiden manier slaan we een paar vliegen in één klap en wordt deze stad weer wat warmer die dag. Nee, we zijn geen dorp. Maar soms mag dat heel even wel. Hebt ge ’m? Met een warme groet en leve deze stad.