Gazet van Antwerpen Stad en Rand
Hoe ingrijpend verandert technologie ’t Stad?
Debat in Sint-Andries over technologische stadsontwikkeling
Gisteren vond een debat plaats in SintAndries over stadsontwikkeling met technologische snufjes. Maar kan technologie in de toekomst de stad veranderen? Pieter Ballon (VUB en Imec) legt het uit aan de hand van verkeerslichten.
In mensentaal uit te leggen waar de technologen van dromen: dat was gisteren de opzet van een debatavond in de Thomas Morecampus in de Kronenburgstraat. Onder meer staatssecretaris Philippe De Backer (Open Vld), Pieter Ballon (VUB en Imec) en districtsvoorzitter Paul Cordy (N-VA) tekenden present voor een discussie over hoogtechnologische stadsontwikkeling. De avond ging niet toevallig door in Sint-Andries, want daar loopt momenteel het project rond ‘smart cities’. De WAPPR-app bevraagt bewoners over hun gevoel bij een bepaalde plek in de buurt wanneer ze juist daar langslopen. Kwesties als ‘Voelt u zich ’s nachts veilig op straat?’, of ‘Hoe veilig heb je hier kunnen oversteken?’ worden hen voorgelegd. De antwoorden worden verzameld om er iets mee te doen. Sint-Andries is een proeftuin voor digitale stadsontwikkeling.
Maar wat is dat juist, zo’n hoogtechnologisch verhaal. Professor aan de VUB en onderzoeksleider bij Imec Pieter Ballon legt het uit. Hij ziet vier fases in het proces: monitoren, controleren, optimaliseren en autonomie. Voor u stopt met lezen: hij legt het uit aan de hand van een bevattelijk voorbeeld, het verkeerslicht.
Het eerste niveau is monitoren, dat is nu al mogelijk. “Met sensoren kan je bijvoorbeeld trillingen, luchtvervuiling, warmte, waterpeil in riolen en dat soort dingen meten”, vertelt Ballon. “Bij een verkeerslicht gaat het bijvoorbeeld over cameraatjes of magnetische ringen die kunnen voelen wanneer er een auto aankomt.” De data worden verzameld en bekeken door techneuten om te zien wat mogelijk kan gedaan worden aan een probleem.
Optimaliseren
Stap twee is controle. “Dat houdt in dat objecten zelf functies in- en uit kunnen schakelen om nuttig te zijn. Een verkeerslicht kan bijvoorbeeld op groen springen als er een voetganger aankomt en op het knopje duwt.”
“Het is goed data te verzamelen”, gaat Ballon verder, “maar je leert er niets uit.” Daarvoor dient stap vier: optimaliseren. “Door data van een resem verkeerslichten binnen een wijk samen te voe-
gen, kan je over een heel gebied de beste stand voor voetgangers, fietsers, auto’s van alle verschillende verkeerslichten leren kennen. Een slim systeem dat lichten niet alleen op rood of groen zet, maar voorspelt wat de beste tijd is om dat te doen, afgestemd op andere lichten.
Optimaliseren gebeurt nog steeds door mensen. De laatste tussenstap, autonomie, maakt ons overbodig en klinkt erg futuristisch: “Je bekomt autonomie in bijvoorbeeld het verkeerslichtenaan netwerk op het moment dat je een systeem hebt en verkeerslichten ad hoc op elkaar gaan afstemmen, over heel stad”, verhaalt Ballon. “Ze leren uit zichzelf en elkaar, en vormen een netwerk. Dat kan dan gecombineerd worden met zelfrijdende auto’s en openbaar vervoer.”