Gazet van Antwerpen Stad en Rand
“Door de pijngrens gegaan om sneller terug te zijn”
Herstelde Benji De Ceulaer is extra troef bij debuut van Bob Peeters
Bob Peeters staat voor zijn eerste opdracht in zijn tweede periode als coach van Westerlo. Met de herstelde Benji De Ceulaer heeft de voormalige Rode Duivel een extra troef op succes. “Er zullen veel ogen op mij gericht zijn, maar daar heb ik geen last van”, aldus de aanvaller.
Hoeveel pech kan je als speler hebben? In minder dan twaalf maanden tijd liep De Ceulaer twee zware schouderblessures op. In november 2016 scheurde hij op het veld van Eupen het ligament tussen het schouderblad en het sleutelbeen van de rechterschouder, in december maakte hij tegen Roeselare een fatale val op de linkerschouder. “Dat was heel zwaar”, bekent De Ceulaer. “Ik maak blijkbaar altijd wel iets mee. Ook al kon ik er weinig aan doen. Er werd gewoon een fout op mij gemaakt. In het begin was het moeilijk om positief te blijven. Ik wist waar ik aan toe was: opnieuw een zware blessure, opnieuw een zware revalidatie.”
Hoe zwaar is die periode geweest?
“Ik heb weer heel veel pijn gehad. Ik ben sneller fit dan verwacht. Dat wil zeggen dat ik hard gewerkt heb, maar dat ligt ook aan het karakter van de speler. Sommige jongens laten het hoofd wat hangen, ik doe het tegenovergestelde. Als ik mijn moment heb gehad om het een plaats te geven, dan ben ik niet meer te houden. Elke dag heb ik getraind. Dan ga je door de pijngrens. Acht weken na de operatie ben ik begonnen met oefeningen voor de schouder: armen strekken, planken… Alles doet dan pijn. Normaal moest ik vier weken een brace dragen. Na één week heb ik mijn arm er uitgehaald om kleine bewegingen te doen. Hoe sneller je beweegt, hoe beter de revalidatie verloopt.”
Je hebt twee zware schouderblessures achter de rug. Met welke ingesteldheid verschijn je nu op het veld?
“Ik durf weer voluit te gaan in de duels, al zal ik auto matisch toch iets gereserveerder voetballen en niet meer te gek doen. Bij bepaalde bewegingen blijft het nog wel gevoelig. Het risico dat ik opnieuw dezelfde blessure oploop, is er niet. Er zitten twee schroeven en een kunstligament in mijn schouders. Veel kan ik dus niet meer kapotmaken.”
Tijdens je afwezigheid werd vaak benadrukt dat ze jou hebben gemist.
“Ik probeer mezelf nooit in zo’n positie te duwen. Het is ook een beetje te kort door de bocht om te zeggen dat de resultaten van één speler zouden afhangen. Dat iedereen heel hard wou dat ik terugkwam, heeft me wel gemotiveerd om er snel terug te staan. Na de 40 tegen Roeselare was iedereen meer met mijn blessure bezig dan met die overwinning, dat siert de groep.”
Iedereen zal nu naar jou kijken. Is dat iets wat je sterker maakt als speler? “Ik besef dat er veel ogen op mij gaan gericht zijn, maar daar heb ik geen last van. Ik heb geen schouderklopjes nodig, ik heb alleen mezelf nodig om beter te spelen. Misschien speel ik zaterdag een draak van een match, maar winnen we als ploeg met 10. Dan ga ik me dat niet aantrekken.”
Het behoud is nu nog jullie enige ambitie. Hoe hard is die sportieve realiteit? “Het klassement spreekt voor zich. We moeten ons niet schamen, maar moeten wel teleurgesteld zijn. Er werd vaak over pech gesproken, maar geluk dwing je ook zelf af. Nu spelen we niet alleen tegen de tegenstander, ook tegen onszelf. Ik kan me voorstellen dat spelers op het veld stappen met het idee: ‘Verdorie, de supporters gaan slechtgezind zijn als we opnieuw verliezen’. Dat zou niet mogen.”
Je zal samen met Jens Naessens voor doelpunten moeten zorgen. In een paar wedstrijden die jullie samenspeelden maakten jullie veel indruk. Hoe hoog schat je jullie als duo in?
“Voor het rendement van Jens was het niet goed dat ik uitviel. Wij vinden elkaar blinde lings. Ik weet hoe hij loopt en beweegt op het veld. Zo kunnen we een heel gevaarlijk duo vormen. Met Jelle Vossen had ik ook een goede klik, al is Jelle wel een ander type. Jens wijkt nog wat meer uit in de diepte en naar de zijkanten en zijn snelheid ligt ook hoger. In de rug van de verdedigers moet hij zo nog veel goals kunnen maken.”
Sinds woensdag is er met Bob Peeters een nieuwe trainer. Was het echt nodig? “3 op 30, dat is gewoon slecht. Het eerste slachtoffer is altijd de trainer. Op training zag je de eerste dag al dat iedereen weer wat scherper was. Misschien hadden we die trainerswissel wel nodig. Al mag je de situatie van Vedran niet onderschatten. Hij is van T2 meteen T1 geworden. Binnen zijn mogelijkheden en het materiaal dat hij ter beschikking had, heeft hij goed gewerkt. Uiteraard waren er punten van discussie, daar hebben we als groep open over kunnen praten. Dat is een goed teken: hij staat open voor kritiek en wil aan zijn werkpunten schaven. De voorbije maanden moet hij beschouwen als een harde leerschool.” KERSTEN STEURBAUT