Gazet van Antwerpen Stad en Rand
“Ik maak geen grote fouten meer. Of toch minder”
Een interview met Laszlo Bölöni, dat regel je niet op eentwee-drie. De Roemeense trainer van Antwerp laat zich niet zomaar strikken. Pas als hij je wat beter leert kennen en een beetje kan inschatten wat voor journalist je bent, zal hij erover nadenken. Na zes maanden aandringen ging hij vorige week eindelijk overstag. Al werd ook die afspraak eerst uitgesteld. Er wordt afgesproken om mekaar de volgende middag om 12.00u te treffen in de lobby van het hotel. Maar om 12.00u komt Bölöni naar ons toe: “Ik ga eerst nog een uurtje lopen.” Een zucht, ook bij de perschef van Antwerp. Maar die man weet net als iedereen binnen de club: als Laszlo iets bepaalt, breng je hem niet meer op andere gedachten. We zijn pas gerust als hij om 13.40u bij ons aan tafel zit. Fris gewassen en met twee stukken fruit voor zijn neus. “Ik ben moe. Eigenlijk loop ik niet graag. Laat mij maar tennissen of skiën. Maar ik wil niet dik worden, ik wil fit blijven. Dat is de enige reden waarom ik ga lopen.” Het doet ons denken aan een anekdote die Tony Cascarino een Ierse topvoetballer die tussen 1997 en 2000 onder Bölöni speelde bij Nancy - twee jaar geleden vertelde: “We moesten in Troyes spelen die dag. ’s Ochtends vertrok de bus naar training, maar Laszlo zat niet op de bus. Het was dertig graden en wij stonden op het trainingsveld. Plots kwam hij aangelopen, met een rood gezicht. Tien kilometer had hij gelopen van het hotel naar de training. Na de training reden we terug en lunchten we. En wie kwam daar tijdens het eten al hijgend aangelopen? Laszlo! Hij had ook de terugweg gelopen. Ik dacht dat hij ging sterven.” “Was Tony onder de indruk?”, vraagt Bölöni zich luidop af. “Maar ik ook van Tony, hoor. (lacht) Hij was een grote professional, maar tegelijk zeer simpel en direct. Als ik eens naar Engeland wilde, regelde hij alles voor mij. En toen we zijn contract wilden verlengen, ging hij al na vijf minuten akkoord. Geen gedoe met makelaars die er nog wat extra centen uit wilden halen, geen gezeur voor een jaar extra. Neen, met hem kon je goed werken. Un grand monsieur. Hij was de eerste grote speler met wie ik ooit gewerkt heb.”
Cristiano Ronaldo
De eerste, maar zeker niet de laatste. “Er waren er veel. Ik heb het geluk gehad om te werken met Cristiano Ronaldo, Raphaël Varane, Pepe, João Pinto, Ricardo Quaresma, Paulo Bento, John Utaka, Alexander Frei, Mario Jardel… Die laatste was een gek, maar een fantastische doelpuntenmaker. En Petr Cech, natuurlijk. Hij was mijn doelman bij Rennes. Een genot om mee te werken. Omwille van zijn professionaliteit, maar ook omwille van zijn intelligentie. Een topprof.” Het is een fameus lijstje dat Laszlo Bölöni kan opsommen. “De namen zijn indrukwekkend, maar tegelijk zijn dat de meest simpele kerels om mee te werken. Behalve de Portugezen. (lacht) Die zitten iets ingewikkelder in elkaar. Hun ego, hé.”
Eusebio
Eén van die Portugezen is dus Cristiano Ronaldo. Een egootje, maar bovenal de beste of de op één na beste (schrappen wat niet past naargelang de strekking waartoe u behoort) voetballer ter wereld. De vijfvoudige winnaar van de Gouden Bal werd in het profvoetbal gelanceerd door - jawel Laszlo Bölöni. Nadat hij bondscoach was van het Roemeense nationale elftal ging hij in 2001 aan de slag als trainer van Sporting Lissabon. “Ik zag Ronaldo bezig in een wedstrijd bij de U16. Hij maakte indruk en dus noteerde ik zijn naam, hoewel die makkelijk te onthouden was (de Braziliaanse Ronaldo speelde in die tijd nog bij Real Madrid, red.). Toen wat later vijf of zes van mijn spelers opgeroepen werden voor de nationale ploeg, liet ik hem even met de A-kern trainen. Ik wilde hem eens van het professionele leven laten proeven. Maar na die eerste training is hij nooit meer naar de jeugd teruggekeerd. Ik liet me zes maanden later in een interview op de radio ontvallen dat die kerel - die toen nog bijna niemand kende - misschien wel beter kon worden dan Eusebio, de legende van het Portugese voetbal. Onmiddellijk daarna kreeg ik telefoon van mijn advocaat. Hij was een fan van Benfica, de club van Eusebio. Hoe kan je zoiets zeggen? Beter dan Eusebio? Dat bestaat niet! Maar ik geloofde erin. Ik sloot een weddenschap af met die advocaat. Eén keer raden wie die gewonnen heeft.” (knipoogt) Maar wat maakt Ronaldo dan zo speciaal ten opzichte van al die andere voetballers? “Kijk, om als voetballer een rol te spelen op het internationale niveau, heb je één topkwaliteit nodig. Neem bijvoorbeeld Eliaquim Mangala (ex-speler van Standard die later naar Porto ging en nu bij Manchester City speelt, red.). Die had één kwaliteit waarmee hij tot de top van het wereldvoetbal behoorde: zijn duelkracht. En daarmee heeft hij - in combinatie met wat intelligentie - een fantastische carrière uitgebouwd. Mangala was op zijn zeventiende een monster en is pas nadien voetballer geworden. Dus om goed te zijn, heb je een kwaliteit van wereldniveau nodig. Heb je er zo twee: nog beter. Maar Cristiano behoort in alle voetbalaspecten tot de wereldtop. Hij heeft al die topkwaliteiten.” Laszlo Bölöni had ook enkele Belgische topspelers onder zijn hoede: Axel Witsel, Steven Defour, Marouane Fellaini… “Ik discussieerde indertijd bij Standard veel met Luciano D’Onofrio over Fellaini. Hij verweet me dat ik geen grote fan was en zei steeds: ‘Let maar op, als die tien wedstrijden speelt in een grote competitie, zal je zien dat het een zeer grote voetballer wordt’. Ik wist dat hij iets kon, hé. Maar ik was er ook van overtuigd dat hij als verdedigende middenvelder - want daar zette ik hem - na verloop van tijd een rijtje naar achter zou gaan en een goede verdediger zou worden. Maar het tegenovergestelde is gebeurd. Hij speelt nu hoger op het veld. Dat verrast me, met zijn voetballende kwaliteiten. Want in Engeland gaat het nog zoveel sneller. Dat hij daar als nummer tien kan spelen… Echt straf. De ontwikkeling die hij heeft doorgemaakt, kan je alleen als je een intelligente voetballer bent. Maar weet je wie me nog meer verrast heeft dan Fellaini? Christian Benteke. Ik had nooit verwacht dat hij zou geraken waar hij nu staat. Toen ik hem bij Standard had, vond ik niet de goede manier om tot hem door te dringen. Ik voelde bij Mangala veel meer goesting om te slagen dan bij Benteke, terwijl die laatste meer technische kwaliteiten had. Ik feliciteer hem met heel mijn hart, dat hij zo’n ontwikkeling heeft doorgemaakt.”
Jungle van het voetbal
Als je al die namen van spelers overloopt met wie Bölöni al heeft samengewerkt, kan je niet anders dan concluderen dat hij al een mooie carrière als trainer achter de rug heeft. Hij is de man die traditieclubs als Sporting Lissabon (in 2002) en Standard (in 2009) hun voorlopig laatste titel bezorgde. Maar iets wat weinig mensen weten, is dat de spelerscarrière van Bölöni nog indrukwekkender was. “Als speler heb ik de echte top bereikt. Het enige dat ontbreekt op mijn palmares is deelname aan een wereldkampioenschap. Maar ik stond