Gazet van Antwerpen Stad en Rand
Met een expatser naar ‘Patser’
Wat een expatser vindt van de langverwachte nieuwe film van regisseurs Adil El Arbien Bilall Fallah
Nog enkele dagen en
Patser, de langverwachte nieuwe film van de Antwerpse regisseurs Adil El Arbi en Bilall Fallah, verschijnt in de zalen. Patser draait rond vier Kielse boeven die het willen maken in de wereld van coke, floes en wapens en zo bijna per ongeluk een drugsoorlog ontketenen. Maar wat vindt een echte expatser van het verhaal? Wij gingen naar de cinema met iemand die zelf jarenlang actief was in het drugsmilieu. “Rippen of geript worden, zo is het in het echt ook.”
“De huiszoekingen. Daar ga je aan merken of ze hun research gedaan hebben. Ik heb er verschil- lende meegemaakt. De politie in uniform, die je op straat ziet patrouilleren? Dat noem ik de brave smurfjes. Die zijn vriendelijk. Het zijn degenen van wie je het gezicht niet ziet, die met een bivak- muts, waar je schrik van moet
ANTHONY PEELMAN (38) ExPatser “Misdaad loont niet. En áls het loont, wat heb je er dan aan? Ik had veel cash geld, maar kon er niets mee doen. Ik kocht er enkel rommel mee.” “Ik was veertien toen mijn moeder me voor het eerst op pad stuurde om ‘een pakketje’ af te zetten. Je kan dus wel gerust zeggen dat de criminaliteit me met de paplepel is ingegeven.”
hebben. De botinnekesstampers noemden wij die. Dat zijn de flikken die je twintig keer op rij op exact dezelfde plaats in je ribben porren. Dat zijn de smeerlappen. Zij die niet eens weten waarom ze je moeten oppakken. Die alleen de opdracht hebben gekregen om je mee te nemen en dus totaal niet weten wie ze voor zich hebben. Als dat goed in beeld is gebracht, dan hebben ze een realistische film gemaakt.” Aan het woord is Anthony Peelman (38), onderweg naar Kinepolis Brussel voor de persvisie van Patser, de derde langspeelfilm van Adil en Bilall. Het verhaal in grote lijnen: een groepje van vier jeugdvrienden, die samen opgroeiden op het Kiel, gaan ervandoor met een lading coke en ontketenen zo een drugsoorlog tussen zichzelf, een Nederlandse drugsbende en zelfs een Colombiaans kartel. Losjes gebaseerd op de golf van liquidaties die een paar jaar geleden Amsterdam overspoelde. Ook die gewelddadige drugsoorlog, die zich grotendeels in Antwerpen afspeelde, was het gevolg van een zogenaamde ‘ripdeal’ door drugsdealers uit Borgerhout. Of zoals Bilall en Adil het zelf verwoorden: de film Patser is “min of meer gebaseerd op waargebeurde shit”.
De Coninckplein
Maar hoe waarheidsgetrouw is die shit? Wie weet dat beter dan iemand die zélf in het milieu heeft gezeten. Anthony Peelman werd geboren op het beruchte De Coninckplein en groeide op in een milieu van prostitutie, drugs en geweld. “Ik was veertien toen mijn moeder me voor het eerst op pad stuurde om ‘een pakketje’ af te zetten in de vorm van een brooddoos. Ik mocht ze absoluut niet openen. Met de brooddoos in mijn rugzakje moest ik op mijn fietsje de stad door. Pas later ontdekte ik dat er drugs in de brooddoos zat. Maar je kan dus wel gerust zeggen dat de criminaliteit me bijna met de paplepel is ingegeven.” Fast forward naar 2014: Anthony wordt veroordeeld tot drie jaar cel voor een brandstichting in Aalst die hij had uitgevoerd in opdracht van anderen. Aanvankelijk was de politie ervan uitgegaan dat de oorzaak bij een kortsluiting lag, maar Anthony kreeg wroeging en stapte zelf naar de politie. Hij belandde in de cel, eerst in de Begijnenstraat en daarna in Merksplas. De parallel met Patser: net als protagonisten Adamo (Matteo Simoni), Badia (Nora Gharib), Volt (Saïd Boumazoughe) en Junes (Junes Lazaar), was Anthony wel een crimineel maar geen slecht mens. Vóór zijn veroordeling zat Anthony in het drugsmilieu. Hij was de Adamo van zijn groep, de ‘leider’. “Ook wij waren met vier”, vertelt Anthony na de film. “Zo gaat het eigenlijk altijd in het milieu. Kleine groepjes van vier, vijf mannen die samenwerken en de rollen verdelen. Wordt de groep te groot, dan wordt het onhoudbaar.”
Geen respect
Dat hij het een leuke film vindt, vertelt hij. En dat er dus elementen zijn die overeenkomen met de
werkelijkheid. “Het cliënteel bijvoorbeeld. Coke wordt écht niet alleen gekocht door marginale junkies. Magistraten, onderzoeksrechters, gevangenisdirecteurs, advocaten, journalisten. Ze doen het allemaal.” Maar dat er ook dingen in de film zitten die niet echt kloppen. “Hoe de hoofdrolspelers omgaan met drugs bijvoorbeeld. Op een gegeven moment snijden ze een pakket van een kilo open met een mes, meer dan een meter boven de tafel, waarna het poeder naar beneden dwarrelt. Als je dat in de echte wereld doet, dan is het oorlog. Weet je hoeveel drugs – en dus geld – er daar in lucht opgaat? Als iemand hoger in rang erachter komt dat je zo met zijn waar omgaat, dan vallen er klappen.”
Het is haast niet te tellen hoeveel er gescheld wordt in Patser. Het zijn de fucking flikken, er worden dikke zakken fucking floes (straattaal voor geld) verdiend, de pasters willen de koningen van ’t fucking Stad worden. Het zou een vraag kunnen zijn in De Slimste Mens Ter Wereld: ‘Hoe vaak wordt het woord fucking gebruikt in Patser? Je mag er vijftig naast zitten.’
“Héél realistisch”, lacht Anthony. “En heel herkenbaar. Ons taalgebruik onderling trok echt op niets. Over niets praatten we met respect, omdat we ook geen respect hádden. Niet voor anderen, niet voor onszelf. In de film zie je hoe iedereen in de drugswereld in feite enkel aan zichzelf denkt. Ze zouden alles doen, iedereen verraden om toch maar hogerop te komen. Zo gaat het in het wereldje. Als je iemand kunt rippen, dan doe je het. En eens je die mentaliteit hebt, dan hou je ze. Ik ben niet meer de drugscrimineel van vroeger, maar ik redeneer hetzelfde. Als er voor mijn neus een buschauffeur een pak rammel krijgt, dan zal ik hem verdedigen. Niet uit respect voor die persoon, maar simpelweg omdat ik zo snel mogelijk van punt A naar punt B wil geraken. En die vechtpartij kost mij tijd.”
Geweld tegen vrouwen
Wie de verkeerde ript, komt in de problemen. Dat ondervindt het Kielse viertal in Patser aan den lijve. Ze kruisen het pad van Nederlandse gangsters en komen ook op de radar van de Colombianen. “Ook dat is herkenbaar”, vindt Anthony. “Er komt altijd een moment waarop je iemand ript die iets grotere teelballen heeft dan je had verwacht (lacht). Bij mij waren het geen Colombianen – gelukkig – maar Polen. Ze kwamen terugeisen wat ik van hen had afgepakt. Ze vielen bij mij thuis binnen, gaven mij en mijn vriendin een goed pak rammel en gingen weer door. Dat was… niet echt leuk. In die zin is de film trouwens zelfs nog iets te braaf. De grote jongens schuwen het grof geweld écht niet, vooral niet tegen vrouwen. Het is lelijk om te zeggen, maar in mijn tijd waren vrouwen echt wel objecten die niet veel in de pap te brokken hadden. Ze mochten een boterham smeren en mochten dankbaar zijn als ze geen klap kregen. In de film is Badia een geëmancipeerde vrouw die zélf geregeld klappen uitdeelt. Voor de film is dat prima hé, maar zo iemand heb ik zelf toch nooit ontmoet. Dat werd gewoon niet toegelaten.” Wat hij nu van die huiszoekingen vindt, waar hij het voor de film over had? “Zonder te veel over het verhaal te willen verklappen: in het echt zijn de flikken meestal minder vriendelijk”, lacht hij.
Straatjongeren
Sinds zijn verblijf in de gevangenis probeert Anthony zijn leven weer op de rails te krijgen en zet hij zich in voor straatjongeren. Met zijn voetbalclub FC Antwerp Talents probeert hij jongeren, vooral uit Merksem, uit de criminaliteit te houden. Al gaat dat met vallen en opstaan. “Ik vraag me af hoe zij gaan reageren op deze film”, zegt hij. “Ik moet eerlijk zijn: er zijn jongeren van wie ik weet dat ze iets van hun leven willen maken, maar er zijn er net zo goed die opkijken naar patsers. Sommige jongeren kom ik steeds vaker tegen op straat en elke keer ben ik streng tegen hen. Ze weten wie ik ben, ze kennen mijn verleden. Ik steek dat niet weg, voor niemand. Integendeel, ik grijp het aan om aan te tonen dat leven als een crimineel geen romantiek is. Misdaad loont niet. En áls het loont, wat heb je er dan aan? Ik had veel cash geld, maar kon er niets mee doen. Rommel kocht ik ermee. PlayStations, horloges, gsm’s. Maar investeren? Dat was moeilijker. De makers hebben wel geprobeerd om die elementen in de film te steken, maar ik vraag me af of dat ook gaat overkomen bij de Antwerpse jongeren. Het zou jammer zijn als de film het averechtse effect heeft.”