Gazet van Antwerpen Stad en Rand
“Alle kinderen leren op precies dezelfde manier schrijven”
Expo in KDG toont 96 oefenschriftjes uit evenveel landen dankzij verzameling oud-leerkracht
Tijdens zijn loopbaan als leerkracht in het eerste leerjaar in Deurne, heeft Jozef Cavens (90) uit Pulle zo’n achthonderd leerlingen leren lezen en schrijven. De mooiste schrijfschriftjes uit zijn klas stuurde Jozef de wereld in. Hij kreeg 96 schriftjes van leerlingen uit alle uithoeken van de planeet terug.
Een rode letter nauwkeurig voorgeschreven door de leerkracht, gevolgd door een rij minder geslaagde exemplaren van diezelfde letter tussen twee lijntjes. En zo pagina’s vol. Als u zelf niet meer achter de schoolbanken zit of voor de schoolbanken staat, is zo’n schrijfschriftje waarschijnlijk een vage herinnering. Niet voor Jozef Cavens, hij heeft zes grote mappen met 96 schriftjes die hij nog regelmatig bekijkt.
Een kleine twintig jaar ging Jozefs vrije tijd naar het verzamelen van schriftjes van over heel de wereld. Die verzameling begon vooral als een motivatiemiddel voor zijn eigen leerlingen. “Begin jaren zestig leerden de kinderen nog schrijven met pen en inkt. De kinderen die het mooist konden schrijven, mochten met mijn vulpen in mijn schriftje schrijven. Dat motiveerde hen om nog meer hun best te doen. Toen een vader van een leerling in de klas voor drie maanden naar Tanzania vertrok, kreeg ik het idee om hem een schriftje mee te geven. Alle leerlingen zetten toen alles op alles om in het schriftje te mogen schrijven dat naar Afrika ging. Die vader nam ook een schriftje uit Tanzania mee terug voor mij.”
Alles hetzelfde, behalve de taal
Jozef had nog nooit echt nagedacht over hoe kinderen in andere landen leerden schrijven. “Tot mijn verbazing had het schriftje uit Tanzania gewoon een Vlaams schriftje kunnen zijn. Net zoals in onze schriftjes schreef de Afrikaanse leerkracht een woord voor en moesten de leerlingen dat kopiëren tussen de lijntjes. Onderaan stond, net zoals bij ons, de naam van de leerling. Alles was hetzelfde, behalve de taal. Daarna schreef ik een neef in Parijs aan en kreeg ik een schriftje uit Frankrijk, het jaar daarna volgde een boekje uit India en zo groeide mijn verzameling.”
Het was pas wanneer Jozef een man leerde kennen die handtekeningen verzamelde van bekende koppen, dat de bal echt aan het rollen ging. “Hij verzamelde handtekeningen door die mensen persoonlijk aan te schrijven. Ik haalde daarop mijn beste Engels en Frans boven en begon brieven te schrijven aan presidenten van over de hele wereld. Het eerste antwoord kwam van een medewerker van president Tito uit Joegoslavië. Hij stuurde me een leeg schriftje. Daarna volgde een antwoord uit Egypte, van een secretaris van president Sadat. In totaal kreeg ik negen antwoorden van de veertig presidenten die ik schreef. Er was maar één president die me persoonlijk antwoordde, president Senghor uit Senegal.”
Eerste vier regels overschrijven
Tot zijn pensioen in 1984 bleef Jozef op zoek gaan naar nieuwe schriftjes. In een apart boek houdt Jozef een lijst bij met informatie over elk schriftje dat hij ooit kreeg. “Daarbij staat wanneer en van wie ik het gekregen heb. Van ieder schriftje heb ik ook de eerste vier regels overgeschreven, in welke taal dan ook.”
Mooi leren schrijven, blijft volgens Jozef belangrijk. “Onlangs zaten twee oudere dames naast mij op restaurant, met hun blik op de smartphone. Aan de andere kant zat een familie van acht, op uitzondering van de grootmoeder na allemaal met een smartphone in de hand. Ik wilde haar uitnodigen aan mijn tafel zodat ze iemand zou hebben om tegen te praten. De tijden zijn veranderd, dat besef ik. Ik heb nooit leren typen. Maar leren schrijven moet ieder kind, over heel de wereld. En dat zullen ze nog lang op dezelfde manier doen. Al moet de leerkracht gelukkig niet meer elk woord handmatig
voorschrijven.”