Gazet van Antwerpen Stad en Rand
Als Rode Duivels in een wijwatervat
Het was niet altijd rozengeur en maneschijn in de levens van de Belgische hoofdrolspelers
Vandaag zijn de Rode Duivels helden van de natie. Daaruit besluiten dat het pad van de gouden generatie over rozen liep, is als de Fransen een gebrek aan arrogantie toedichten. Klopt niet. Talent is niets zonder karakter. Op een bepaald punt in hun leven hebben de meeste van de Duivels leren knokken, veerkracht gekweekt, de plotse horden van het leven genomen, gevochten als duivels in een wijwatervat. Momenten die ongetwijfeld door hun hoofd zullen spoken bij aftrap van de halve finales. Nog twee gevechten, jongens. Thibaut Courtois
Al jaren de onbetwiste nummer één, maar in de jeugd had Courtois allesbehalve die status. Hij moest steeds maar weer opboksen tegen Koen Casteels, minstens even getalenteerd en lichamelijk vroeger rijp. Courtois werd niet opgeroepen voor de nationale jeugd, Casteels wel en dat stak enorm. Meer nog, rond zijn veertiende oogde hij door een eerste groeispurt zo slungelachtig dat het niet veel scheelde of Genk had hem doorgestuurd.
Vincent Kompany
Het uithangbord van een generatie vecht al zijn hele leven. Breed had hij het niet als kind, de scheiding van zijn ouders hakte erin, bij Anderlecht werd hij zelfs van de nationale naar de provinciale jeugd teruggezet, om nog te zwijgen van de dood van mama Jocelyne, een Ardense, nu elf jaar geleden, én de kanker die zijn zus overwon. En dan die blessures: een rode draad sinds zijn veertiende. “Dat ik hier zit en telkens weer terugvocht, maakt mij alleen maar sterker”, zei hij vorige week nog.
Simon Mignolet
De man die Courtois het vuur aan de schenen moet leggen. Debuteerde onder de lat bij SintTruiden, maar werd er als 14jarige eerst bij het huisvuil gezet, op dat moment een mokerslag. Mignolet is dan een defensieve middenvelder met rugproblemen, door zijn groeispurt. Zijn vader laat hem daarom keeperstraining volgen. Hij blijkt aanleg te hebben, ook al traint hij met felle rugpijn. Onder de lat bij provincialer Sporting Aalst bloeit Mignolet open. Een jaar later haalt STVV hem terug. Als doelman.
Jan Vertonghen
Vertonghen is een nuchtere mens en dus relativeert hij de invloed van zijn vaders ziekte op zijn carrière. Maar toch. Veertien jaar lang vecht Paul Vertonghen tegen kanker. Zijn eerste bestraling krijgt hij wanneer Jan zijn eerste communie doet, bij zijn plechtige communie hervalt hij. Net wanneer Jan in het eerste van Ajax debuteert, krijgt zijn papa palliatieve thuiszorg. Een halfjaar later overlijdt hij. Vertonghen is dan negentien.
Yannick Carrasco
Als Franstalige op je elfde naar Genk vertrekken, of op je zestiende naar Monaco omdat Genk niet meteen een profcontract biedt: dan heb je een sterk karakter nodig. Wat wil je als je biologische vader op je drie jaar met de noorderzon verdwijnt? Het is een onderwerp waar Carrasco kort van stof over is – “Geen nieuws”. Dat Ferreira, de familienaam van zijn vader, niet meer op zijn truitje prijkt, spreekt boekdelen.
Dries Mertens
Wegens zijn tengere lijf en kleine gestalte wordt hem bij Anderlecht voorgesteld of hij geen groeihormonenkuur wil volgen. Mertens doet het niet en op zijn zestien wordt hij doorgestuurd bij Anderlecht. Ook bij AA Gent wenkt de eerste ploeg niet: samen met Steve De Ridder wordt hij verhuurd aan derdeklasser Eendracht Aalst, waar hij in een te groot shirt verkozen wordt tot beste speler van het seizoen. Een jaar later volgt AGOVV, de Nederlandse tweedeklasser in Apeldoorn, waar hij en Chadli onder John van den Brom toch de doorbraak forceren.
Thomas Meunier
Op zijn vijftiende moet Meunier weg bij Standard door knie en rugproblemen. Een gedesillusioneerde Meunier wil er de brui aan geven, maar dat is tegen de zin van zijn mama, bij wie hij woont na een moeilijke scheiding – “Mijn vader was intens”. Zij regelt een test bij derdeklasser Virton. Meunier blijft met de knie sukkelen, maar vindt er wel het plezier in het voetbal terug. Profvoetbal is ver van zijn gedachten: na zijn middelbaar gaat Meunier werken. Vier maanden als postbode, vervolgens in een glasfabriek. Tot eersteklassers hem ontdekken bij Virton.
Thomas Vermaelen
Net als Kompany een toonbeeld van mentale veerkracht gezien de waslijst aan blessures die hij telkens weer overwon. De ergste loopt hij op in de wereldbeker in Brazilië, tegen Rusland: een hamstringblessure houdt hem bijna een jaar aan de kant bij zijn kersverse club Barcelona.
Marouane Fellaini
Nu nog is zijn carrière een aaneenschakeling van de strijd tegen vooroordelen. Fellaini beheerst dit gevecht al sinds zijn zesde levensjaar. Hij begint te voetballen bij Anderlecht, maar ondanks vele testmatchen mag hij nooit nationaal meetrainen, enkel gewestelijk en provinciaal. Wanneer het gezin verhuist naar Jemappes en Anderlecht de verplaatingskosten niet op zich wil nemen, gaat een teleurgestelde Fellaini voor Bergen spelen. Ook daar krijgt hij slechts een plaats bij de provinciale jeugd. “Te traag en niet wendbaar genoeg”, is het oordeel in de nationale jeugd. Pas vanaf zijn twaalfde, bij Francs Borains, zien ze het potentieel van deze vechter.
Kevin De Bruyne Romelu Lukaku
Zie Kompany: ook Lukaku ziet zijn leven aan als één lange strijd. Tegen de armoede in een jeugd waarin hij afgedragen schoenen en aangelengde melk kreeg, tegen racistische vooroordelen omdat hij als zwarte jongen als leeftijdsfraudeur werd gezien tot een publieke opinie die hem uitfloot wegens technisch rudimentair. Vechten zit in zijn DNA.
Toby Alderweireld
‘Elke dag kom ik dat beetje dichter bij de plaats waar ik geboren ben’, staat er op zijn linkerarm getatoeeerd, in het Engels. Niet zonder reden. Alderweireld is verknocht aan Antwerpen, zeker sinds hij verteerde van heimwee toen hij bij Ajax ging voetballen. Schoolgaan op de Bijlmer, waar zijn Belgische accent voor spot zorgt, is een lijdensweg. In de ritten tussen thuis en Amsterdam vloeien tranen die alleen stoppen bij een hamburger in de McDonald’s, sindsdien Toby’s Place geheten.
Dedryck Boyata
Boyata droomt van een carrière als voetballer, maar wordt afgetest bij Anderlecht. Na een internationaal jeugdtornooi met Brussels wordt hem wel een test aangeboden bij Manchester City, maar de negen jaar dat hij er onder contract ligt, zijn evenveel leerschool als lijdensweg. Uitleenbeurten die mislukken, geen perspectief op speelminuten. Waar vele anderen opgeven, wist Boyata op zijn 24e toch door te breken bij het Schotse Celtic.
Axel Witsel
Getalenteerd was hij altijd, de zoon van een zaalvoetballer, maar sinds 30 augustus 2009 heeft Witsel ook leren terugvechten. Die dag breekt hij het been van Marcin Wasilewski. De Gouden Schoen wordt acht matchen geschorst en de publieke vijand nummer één. Witsel vlucht evenwel niet weg uit België. Hij incasseert en trekt er lessen uit. “Probeer Axel vandaag maar eens uit evenwicht te brengen”, zegt vader Thierry.
Nacer Chadli
Op zijn zestien wordt Chadli weggestuurd bij Standard met een onvoldoende “want profvoetballer wordt hij nooit”, oordeelt jeugdcoördinator Christophe Dessy. Hij geeft zijn voetbaldroom op, want tegelijkertijd gaan ook zijn ouders uit elkaar, waarna vader Ramdan tijdelijk naar Marokko terugkeert. Nacer verteert de scheiding bijzonder moeilijk, maar wordt aangespoord verder te voetballen. Zo komt hij bij MVV Maastricht terecht, het begin van de verrijzenis.
En de anderen?
Eden Hazard is een zondagskind, net als Youri Tielemans en Adnan Januzaj. Michy Batshuayi wordt in de jeugd bij Anderlecht al na een jaar doorgestuurd wegens zijn balorig gedrag, maar dat kwam niet als een klap. Thorgan Hazard moest vechten tegen zijn achternaam, de als ‘log’ beschouwde Leander Dendoncker moest vechten voor zijn plaats bij Anderlecht. Moussa Dembélé was alleen ongelukkig toen GBA hem dreigde terug te sturen naar de beloften omdat hij niet bijtekende, Koen Casteels moest vier jaar geleden herstellen van een scheenbeenblessure. Het zijn eerder voetnoten bij wat hun collega’s hebben doorstaan.
De Bruyne is een keikop die amper uit evenwicht valt te brengen. Zijn verhuis van Drongen naar een gastgezin in Genk was zijn eigen keuze. Na zijn debuut voor de Rode Duivels in 2010 overlijdt zijn grootmoeder én zit hij thuis met klierkoorts. Echt moeilijk heeft hij het slechts in de zes maanden onder José Mourinho. Op dat moment slaat de twijfel toch toe, maar eens bevrijd van het Portugese juk en hij mag voetballen, is zijn curve stijgend.