Gazet van Antwerpen Stad en Rand
“Na 16 jaar voelt Antwerpen ook als een dorp aan”
Zanger en acteur Wannes Cappelle verhuisde met zijn gezin terug naar West-Vlaanderen
Bijna een jaar geleden verhuisde zanger Wannes Cappelle (38) naar West-Vlaanderen, terug naar zijn roots. Na zestien jaar Antwerpen, waar hij de laatste jaren met zijn vrouw en twee kinderen op een appartement woonde, heeft hij nu een huis met tuin én een prachtig café. “Dat café, daar zijn we voor gevallen.”
Denk niet dat je in the middle of
nowhere zit als je in het WestVlaamse Zwevegem woont. Schuin tegenover zijn nieuwe huis is een nachtwinkel en iets verderop zelfs een pitazaak. “Alleen hebben ze jammer genoeg geen vegetarische pita”, zegt Wannes Cappelle. “Ik probeer veganistisch te eten. Dat is hier niet zo evident, al heb je in Kortrijk wel een natuurwinkel.”
Wie bij Wannes Cappelle op bezoek komt, moet eerst door het voormalige Café Central, een jaren 30-café. Het is een verhaal
op zich. De vroegere cafébaas en -bazin hadden lang geleden een ander café in de straat. Dit café hebben ze laten bouwen toen de zaken goed gingen. “Julia heeft er na de dood van haar man nog lang achter de toog gestaan. De laatste jaren moest je zelf je pintje gaan halen en stond er een bakje om geld in te doen”, vertelt Wannes Cappelle. Op een bepaald moment werd besloten dat het beter was dat Julia naar een rusthuis zou gaan. “Dat vond ze maar niks. Ze besloot om er weer weg te gaan en het café opnieuw open te doen. Dan viel ze liever dood in haar café.”
Of dat ook gebeurd is, weet Wannes niet. Toen zijn vrouw Alda en hij kwamen kijken, stond het café al een tijd leeg. “Ik heb nooit overwogen om café te houden, dan moet het wel heel slecht gaan met mijn carrière, maar het is wel een charmante ruimte. Ik zou hier wel eens een klassiek concert of een try-out willen organiseren, en als werkruimte is het ook ideaal. Maar eerst gaan we nog verbouwen.”
Ondertussen staan er dozen speelgoed in het café en een hoop kinderfietsen. Een fles Aperol staat broederlijk naast de MIA voor beste auteur/componist (2017). Af en toe gebeurt het dat er nog een caféklant op de stoep staat. “Op een maandagochtend stond hier eens een man die een whisky kwam drinken. Ook toen we zeiden dat dit geen café meer was, bleef hij aandringen. Sindsdien doen we de deur altijd goed op slot.”
Wantje op pantoffels
Wannes Cappelle was er eigenlijk van overtuigd dat hij de rest van zijn leven in de stad zou blijven wonen. “Ik had geen behoefte aan het platteland, maar we wilden wel een tuin. In de stad bleek dat niet haalbaar. Merksem en Deurne liggen aan de verkeerde kant om naar West-Vlaanderen te rijden. Als we dan toch de stad uit zouden trekken, waarom dan niet dicht bij mijn familie? Mijn vrouw Alda, die op IJsland is opgegroeid, vond het niet erg om de stad uit te gaan. Zwevegem lijkt meer op Reykjavik in de jaren 80 dan op Antwerpen.”
En dus woont de zanger van Het Zesde Metaal en medeauteur van en acteur in Bevergem nu op 500 meter van de oude industriële Transfo-site, waar heel wat scènes van de gelauwerde Canvasreeks zijn gedraaid. “Veel mensen kenden mij daardoor al. Dat was eerder een reden om niet te verhuizen. Ik zat er niet op te wachten om heel de tijd ‘Wantje’ ge-
noemd te worden. Dat valt gelukkig mee, maar op mijn pantoffels naar de bakker gaan, doe ik toch maar niet. Ik ben hier minder anoniem dan in de stad.”
Er was maar één ding waar hij zich echt zorgen over maakte. “Ik vroeg mij af of mijn inspiratie niet zou opdrogen. De stad biedt veel, je komt vaak mensen tegen die met hetzelfde bezig zijn. Ik was bang dat die inspiratie zou missen.” Gelukkig bleek dat niet het geval. Het lukt Wannes Cappelle hier ook om te schrijven, tussen repetities en optredens door. “Het is prettig om hier samen te leven met allerlei soorten mensen. In de stad omring je je onbewust toch met mensen die hetzelfde denken of met hetzelfde bezig zijn als jij. Na zestien jaar Antwerpen begint die stad ook aan te voelen als een dorp.”
Moestuin
Behalve een tuin heeft de muzikant nu ook een volkstuin. Zonder wachtlijst en het perceel ligt ook niet naast een snelweg, zoals in Antwerpen vaak het geval is. We rijden er even naartoe om wat foto’s te maken. Het is samen met een groepje vrienden dat ze in Het Tuinspoor een paar percelen beplanten. Er bloeien courgettebloemen, er staan tomaatjes en de sla is al wat doorgeschoten. “Zie, ik kom hier veel te weinig”, zegt Wannes, en hij haalt een gieter om dan tenminste nog iets nuttigs te doen als we hier toch zijn. “De komende avonden ben ik weg. Willen jullie geen krop sla?”
In zijn vriendenkring zijn er mensen die – eerder dan hij – met hun kinderen zijn teruggekomen naar West-Vlaanderen. Kinderen krijgen speelt daar een belangrijke rol in, beseft Wannes Cappelle. “Veel West-Vlamingen gruwen van het idee dat hun kinderen Antwerps zouden spreken. Bij ons was dat al gebeurd, maar sinds we hier wonen, ben ik wel WestVlaams tegen hen gaan spreken. Mijn vrouw zei: amai, ik ben ineens met iemand anders getrouwd.”
Ondertussen spreken Krummi (9) en Ulfur (7) wel wat WestVlaams. De ‘g’ is al meer een ‘h’ geworden. “Ik vond dat ze vroeger heel mooi spraken”, zegt Wannes Cappelle. “Nu is het een beetje een tussentaal. Al vonden onze ouders en grootouders ook al dat wij niet het echte WestVlaams spraken. Om hier volledig te integreren, is die taal wel belangrijk. Als je de verkoper in een winkel niet begrijpt, zullen ze de zin gewoon herhalen, maar dan nog wat luider. Je kunt hier ook nooit politicus worden als je de taal niet spreekt. Dan vertrouwen ze je niet en blijf je altijd een ‘aangespoelde’, zoals ze dan zeggen.”
Dat geluk heeft Wannes Cappelle dus wel. Een aangespoelde is hij als geboren en getogen WestVlaming zeker niet. Hij groeide op in Wevelgem, 14 kilometer verderop. Een dorp met een zwembad, waar je tot het vierde middelbaar naar school kunt voor je naar de grote stad Kortrijk gaat. Van de vijf kinderen woont Wannes Cappelle nu het dichtst bij zijn ouders. “Vroeger moest ik een bezoekje echt inplannen. Nu fiets ik even langs als ons bakje met groenafval voor de kippen vol is. En dan kom ik naar huis met eitjes voor de kinderen. Al heeft een vos onlangs acht van de tien kippen doodgebeten, dus we zijn op rantsoen.”
Voorstelling in Antwerpen
De kinderen moesten wel wennen aan hun nieuwe leven. “In het begin zeiden ze om de paar dagen dat ze terug wilden naar Antwerpen. Als ouder heb je een grote verantwoordelijkheid, je beslist wel over hun leven. Maar na een halfjaar keerde dat. Ze voetballen, gaan naar de muziekschool, en overal komen ze dezelfde vrienden tegen. In Antwerpen heb je zo veel keuze in buitenschoolse activiteiten, dat je al moet afspreken met andere ouders om hen samen met vriendjes ergens te laten sporten. Hier is alles heel duidelijk, want er is maar één muziekschool en één voetbalclub. Ondertussen zeggen ze vaak: we hebben het hier toch goed in Zwevegem. Uiteindelijk is het ook maar een uur rijden naar Antwerpen, wat dat betreft is het allemaal heel relatief.”
Toevallig brengt Wannes Cappelle nu veel tijd door in Antwerpen. Eerst met het repetitieproces en ondertussen met het spelen van de voorstelling De mooiste tijd
van ons leven voor de Zomer van Antwerpen, rond een kampvuur in het Sint-Annabos op Linkeroever. Twee vrienden die elkaar lang niet gezien hebben, gaan samen een weekend kamperen. De ene (Wannes Cappelle) is gesetteld, heeft een vrouw, kinderen en een huis op afbetaling, de andere (Maarten Westra Hoekzema) is een werkloze vrijgezel die na een afgesprongen relatie weer bij zijn moeder woont. “Beide mannen zijn in de veertig. De vraag is eigenlijk of de mooiste tijd nog moet komen, of dat die achter ons ligt”, zegt Wannes Cappelle.
Fietsen in de Vlaamse Ardennen
Zelf is hij ervan overtuigd dat het beste nog moet komen. “Ik ben 39 en ik zit te wachten op de eerste signalen van de midlifecrisis, maar voorlopig voel ik daar niets van. Als ik morgen zou doodvallen, heb ik een zeer mooi leven gehad. Maar ik geloof dat er nog veel mooie dingen komen.”
Als fervente fietser, zit hij in zijn nieuwe huis maar 17 km van de Kluisberg en andere mooie beklimmingen in de Vlaamse Ardennen. Hij is al eens gaan fietsen met een vriend van vroeger. “Onze laatste fietstocht was zestien jaar geleden, maar het vuur smeulde nog.”
Een stamcafé heeft Wannes Cappelle ook al: koffiebar El Dorado, in het oude station van Zwevegem. Een hip café dat niet zou misstaan in een stad als Antwerpen, Brussel of New York. Er hangt een fiets in de lucht, je kunt er schilderijen kopen en ze serveren hipsterkoffie en bier van microbrouwerijen. Het is nog dichtbij ook.
Wat hij wel mist, is het om met de muzikanten van Het Zesde Metaal samen koffie te drinken of samen naar een optreden te rijden. “Met vier van de vijf groepsleden woonden we op een zakdoek van elkaar. Ik merk nu dat je heel veel bespreekt onderweg. Soms snijd ik iets aan, en dan hebben ze dat al besproken in de auto. Dan voel ik me even een buitenstaander in mijn eigen groep. Ondertussen bespreken we de belangrijke zaken dus niet meer onderweg.”
Er is één ding dat Wannes Cappelle uitdrukkelijk niet mist: de Antwerpse Ring. “Als we ’s avonds in de tuin zitten, is het echt stil. In de stad vind je dat niet meer. Als de kinderen groter zijn, willen we misschien nog wat afgelegener gaan wonen.”