Gazet van Antwerpen Stad en Rand
Cowboys kenden geen genade
Twintig jaar na gruwelijke moord krijgt urne Matthew Shepard plaats tussen ex-presidenten
Precies twintig jaar nadat student Matthew Shepard werd neergeknuppeld, vastgebonden aan een hek op de prairie en voor dood achtergelaten, alleen maar omdat hij homo was, is zijn urne bijgezet in de kathedraal van Washington. De hoogste eer voor een jongen die moest sterven opdat de Verenigde Staten geweld tegen holebi’s eindelijk als een haatmisdrijf zouden zien.
Het heeft twee decennia geduurd, maar Matthew Shepard heeft afgelopen week zijn plek tussen de groten gekregen. Zijn stoffelijke resten werden bijgezet in de Washington National Cathedral, het spirituele epicentrum van de Verenigde Staten. Presidenten liggen er begraven naast academici en admiraals. En nu dus ook holebimartelaar Shepard. Zelfs dat andere Amerikaanse homo-icoon Harvey Milk, de politicus uit San Francisco die in 1978 werd vermoord, viel deze eer niet te beurt.
Het was Gene Robinson, de eerste openlijke holebibisschop van de episcopaalse kerk, die de dienst vrijdag leidde. “Matt had in 1998 meer geluk dan veel andere homomannen”, zei hij. “Hij had een familie en een omgeving die van hem hielden.”
De dood van de student wordt in de VS herinnerd als een van de brutaalste haatmisdaden tegen holebi’s. De mannen die hem in 1998 vermoordden, gaven toe dat ze dat deden omdat hun slachtoffer homo was.
In 2009 keurde het Amerikaanse congres de Matthew Shepard Act goed, een wet die ervoor zorgt dat ook misdaden gepleegd vanwege seksuele geaardheid, gender en beperkingen, als haatmisdrijf bestempeld worden. Alleen gelooft nog lang niet iedereen dat de moord op Shepard een haatmisdaad was en hebben vijf Amerikaanse staten, waaronder Wyoming, nog altijd geen wetgeving hier rond.
Oer-Amerika
Shepard was eerstejaarsstudent Politieke Wetenschappen, en openlijk homo. Op dinsdag 6 oktober 1998 werd hij aangevallen door twee mannen. Hij was die avond in zijn eentje een donkere kroeg binnengewandeld in Laramie, een stadje dat centraal stond in een populaire westernserie begin jaren zestig en dat nog altijd door cowboys wordt bewoond. Een stukje oer-Amerika.
Shepard had net een bijeenkomst achter de rug ter voorbereiding van een campagne rond LGBTrechten op de universiteit van Wyoming. Zijn vrienden waren naar huis, en hij wou nog iets gaan drinken. In de Fireside Lounge raakte hij aan de praat met Russell Henderson en Aaron McKinney. Twee dakwerkers, allebei 21, even oud als Matthew Sheppard.
Ze deden zich voor als homo’s, lokten de student in hun pick-uptruck, trokken een pistool en beroofden hem van het briefje van 20 dollar dat in zijn portefeuille zat. Ze reden het stadje uit, een stukje de prairie in. Daar bonden ze hun slachtoffer vast met een stuk wasdraad aan een houten omheining tussen het gras en de rotsen. Daarna begon het pas echt. Twintig keer sloeg McKinney zijn slachtoffer in het gezicht met de handgreep van zijn 357-revolver, Smith & Wesson. Voor ze wegreden, stalen de twee nog de leren schoenen van Shepards voeten, waarna ze hem voor dood achterlieten. Achttien uur bleef de student aan het hek hangen, tot de volgende avond een tiener van zijn mountainbike viel en hem per toeval zag.
Matthew Shepard leefde nog. Hij ademde moeilijk. Zijn schedel was op vier plaatsen gebroken, zijn hersenstam was verbrijzeld. Zijn ouders kwamen over uit SaudiArabië, waar zijn vader naar olie boorde. Toen ze hun zoon ingezwachteld zagen liggen in het ziekenhuis in Colorado, herken- den ze hem alleen nog aan zijn beugel. Shepard kwam niet meer bij bewustzijn. Vijf dagen na de aanval stierf hij.
Amerika stond op zijn kop. Overal werden stille wakes gehouden. Politici legden met tranen in hun ogen verklaringen af. President Bill Clinton omschreef de moordende dakwerkers als “vol van haat, vol van angst of misschien wel beide”.
Ze waren niet de enigen. Toen Dennis Shepard zijn zoon in 1998 begroef, moest hij een kogelwe- rend vest dragen. Zo hoog liepen de spanningen op. Zo bedreigend waren de antiholebidemonstranten die opdaagden bij de uitvaart. Vrijdag konden Dennis en zijn vrouw Judy hun zoon alsnog een echte laatste rustplaats geven. “Matt was blind”, zei Dennis Shepard. “Hij zag geen huidskleur. Hij zag geen religie. Hij zag geen seksuele geaardheid. Al wat hij zag was een kans om nieuwe vrienden te maken.”