Gazet van Antwerpen Stad en Rand
Extreme dopen niet meer uit te leggen
Hoe kun je het als ouder bevatten dat je een kind verliest door een studentendoop? Niet door een stom ongeval tijdens zo’n doop, maar, volgens de eerste stand van het onderzoek, door de compleet doorgeslagen opdrachten die tijdens de doop aan de studenten werden gegeven.
Er is geen beginnen aan om dat uit te leggen.
En dan verneem je dat de KU Leuven vorig jaar een charter opstelde om studentenclubs en verenigingen te wijzen op hun verantwoordelijkheid bij dopen en om minimale grenzen te stellen. Met bijvoorbeeld de regel dat wie de doop organiseert zelf nuchter behoort te blijven. Daar valt toch iets voor te zeggen, nee? Maar clubs zoals Reuzegom weigeren dat dus te ondertekenen. Een geringe inperking van de vrijheid om lekker wild en studentikoos tekeer te gaan? Nee toch, doen we niet.
Het enige allerkleinste miezertje troost dat uit het overlijden van de jongeman uit Edegem gehaald kan worden, is dat het met deze arrogantie nu toch echt wel finaal gedaan moet zijn en dat bij elke doop een minimum aan gezond verstand in acht wordt genomen. En dat alle clubs het charter tekenen en er zich aan houden.
Het is met extreme dooptoestanden zoals met onverdoofd slachten of zonder scrupules dronken achter het stuur kruipen: het is niet meer van deze tijd. Niet dat het vroeger dan aanvaardbaar was, maar ja, hoe ging dat toen. We leggen in dit soort zaken gelukkig vaak een voortschrijdend inzicht aan de dag.
Er is niks mis met het idee van een doop, een ritueel waarbij de nieuwkomer moet bewijzen dat hij echt tot de club wil behoren en de oudgedienden daar, met een zeker leedvermaak, een pittige opgave van maken. Maar de traditie haalt soms nare trekken van mensen naar boven, wat leidt tot zaken als bruut machtsmisbruik, groepsdwang, extreme drankgelagen of gevaarlijke toestanden.
Een van de oprichters van Reuzegom was wijlen Hugo Schiltz, de in 2006 overleden eminente politicus, advocaat en Vlaams-nationalist, een welsprekend man die bekendstond voor zijn open geest en fijnzinnigheid. Na zijn jaren aan het Xaveriuscollege in Borgerhout, waar hij nog even een roeping meende te hebben als priester, trok hij naar Leuven voor studies in de rechten, economie en Thomistische wijsbegeerte en richtte er mee de Antwerpse club op. Hij heeft vast nooit in een bos vissaus gevoerd aan studenten.