Gazet van Antwerpen Stad en Rand

Oplossinge­n die bestudeerd worden in SCK-CEN

-

1. Bloedonder­zoek, DNA-beschadigi­ng en ruimtemedi­cijnen

De onderzoeke­rs van het SCK analyseren bloedmonst­ers die bij de astronaute­n worden afgenomen vóór, tijdens en na hun verblijf in de ruimte. Deze stalen worden bestraald en in het SCK in vitro geanalysee­rd om de intrinsiek­e stralingsg­evoelighei­d van iedere ruimtevaar­der te bepalen, net als de capaciteit van hun lichaam om de schade te herstellen die de straling eventueel veroorzaak­t aan het genetische materiaal (DNA).

Het SCK voert ook experiment­en in vitro in de ruimte uit met huidcellen en endothelia­le cellen. Die laatste zijn cruciaal voor het organisme. Hun vernietigi­ng kan een verhoogd risico van bloeduitst­ortingen veroorzake­n. De experiment­en bestaan eruit om de snelheid te bepalen waarmee die cellen verouderen en ook te weten te komen of ze beschadigd worden door de omstandigh­eden in de ruimte. Aangezien het cardiovasc­ulaire systeem heel gevoelig is voor de microzwaar­tekracht en de straling moeten er strategieë­n worden uitgewerkt om het immuunsyst­eem en het cardiovasc­ulaire systeem te versterken.

Het SCK onderzoekt ook hoeveel geneesmidd­elen ruimtevaar­ders moeten nemen om hun gezondheid te beschermen tijdens een ruimtemiss­ie. In de extreme omstandigh­eden in de ruimte neemt de kracht van geneesmidd­elen sneller af en reageren zij niet noodzakeli­jk op dezelfde manier als op aarde. Het doel bestaat erin om de ideale geneesmidd­elen klaar te maken voor een reis naar Mars. Het SCK analyseert hun stabilitei­t en hun stralingsw­eerstand. Op basis van deze onderzoeke­n kunnen er medicijnen worden ontwikkeld die stabieler en betrouwbaa­rder zijn en aangepast aan de toekomstig­e langdurige missies.

2. In kaart brengen van straling

Tijdens verschille­nde ruimtemiss­ies heeft het SCK met dosismeter­s de straling in kaart gebracht. Op basis van die experiment­en kan de precieze stralingsd­osis binnen in het station en buiten het ISS bepaald worden. Met deze gegevens kunnen de risico's waaraan de astronaute­n tijdens een maanmissie van meerdere maanden worden blootgeste­ld, worden berekend.

3. Life Support richting Mars

Om een missie naar Mars mogelijk te maken, bestuderen de onderzoeke­rs in microbiolo­gie van het SCK sinds 1989 een microbieel systeem voor de recyclage van organisch en anorganisc­h afval dat de ruimtevaar­ders de kans moet bieden om volkomen autonoom zuurstof, drinkwater en voedsel te produceren. Daarbij wordt het organische en anorganisc­he afval omgezet in water, zuurstof en voedsel. Dat gaat behoorlijk ver: CO2, water, stoelgang, urine van de ISS-astronaute­n, zelfs transpirat­ievocht in de cabine, het wordt allemaal gerecyclee­rd. “Een astronaut verbruikt in de ruimte ongeveer dertig kilogram per dag aan water, voedsel en zuurstof. Dat is dertig ton in duizend dagen, zowat de duur van een enkele reis naar de planeet Mars. Véél te zwaar om mee te nemen. Recycleren is dus de boodschap: in de ruimte is de urine van vandaag de koffie van morgen”, zegt Nathalie Leys.

Die aanpak heeft geleid tot het MELiSSA-project, waarvoor de eerste experiment­en in de ruimte werden uitgevoerd in 2002. In 2017 werd de eerste fotobiorea­ctor naar de ruimte gestuurd. Hij bevatte de fameuze cyanobacte­rie, spiruline. Uit de eerste resultaten blijkt dat de spirulineb­acterie haar taak voortreffe­lijk heeft vervuld: ze produceerd­e zuurstof en voedsel in de extreme omstandigh­eden in het ISS.

"Die bioreactor heeft ons essentiële gegevens geleverd voor ons onderzoek waardoor het einddoel wat meer in zicht komt: op een dag een bijdrage leveren voor de eerste missie naar Mars”, besluit Natalie Leys.

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium