Gazet van Antwerpen Stad en Rand
“We waren zo jong, zo benieuwd. Alles kon en alles mocht”
“Antwerpen was in 1969 het kloppende hart van de avant-gardekunst, een aantrekkingspool voor jonge kunstenaars uit binnen- en buitenland. We waren heel jong en heel benieuwd, discipline kenden we niet, het was een bijzonder intense tijd”, zegt Anny Dedecker (81). Destijds hield ze samen met haar man, kunstenaar Bernd Lohaus, de Wide White Space Gallery achter het Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen open. Jozef Beuys, Marcel Broodthaers en vooral Panamarenko waren er kind aan huis. Ook kunstenaar-performer Ludo Mich (74) stond in de zomer van ‘69 op de eerste rij: “Ik was underground, experimenteel en controversieel, en dat ben ik nog altijd. En kijk, ook de jeugd van vandaag houdt van mij.”
“Die geschiedenis is nog altijd niet geschreven”, zegt Ludo Mich wanneer hij ons uitnodigt in zijn huis in de Kleine Beerstraat in Antwerpen. Een bedenking die hij nog minstens vijf keer zal herhalen. De immer energieke en excentrieke Antwerpse performerkunstenaar heeft het over de jonge avant-gardekunstenaars die in de jaren zestig in de Antwerpse binnenstad een eigen plek opeisten. Op de Antwerpse Meir, de Groenplaats en het Conscienceplein hielden jonge kunstenaars provocerende, artistieke acties.
De bekendste is wellicht de IJsblokkade in juli 1968 op het Conscienceplein. Actievoerders van dienst waren de piepjonge Panamarenko en Hugo Heyrman. Met hun Vrije Aktie Groep Antwerpen (VAGA) blokkeerden ze met ijsblokken het pleintje en eisten z dat het autovrij zou worden. In 1972 werd het Conscienceplein ook effectief, als eerste in Antwerpen, een autovrij plein.
“De politie was er bij die happenings altijd direct bij, en ik ook”, zegt Ludo Mich lachend. “Ze vertrouwden die jonge kunstenaars niet. Toen Thom Jaspers een pluchen tijgertje op de Meir in brand stak als protest tegen Esso – die reclame maakte met de slogan ‘Stop een tijger in uw tank’ – werd hij direct in de boeien geslagen. Oei, oei, een schandaal, alsof hij een gevaarlijke terrorist was, terwijl hij alleen maar een performance gaf.”
“Veel tolerantie was er in die tijd niet. Mij hebben ze ook meegenomen. Dat ging dan vooral over naakt, tijdens opnames voor mijn films of tijdens performances. Of ze waren gewoon bang? Ik herinner me dat de Staatsveiligheid ons in zo’n karretje van de police duwde. Wie is jullie leider, vroegen ze. Paul van Ostaeyen, antwoordde ik.”
Te huur om feestjes te verpesten
Ludo Mich, geboren als Ludo Michielsen, noemt zichzelf een selfmade
man die zichzelf heeft uitgevonden. Hij is een absolute multi-artiest, gegroeid uit de fluxusbeweging. Dat ‘multimediale’ spreekt ook vandaag nog aan, want Ludo Mich is in de underground nog altijd hot.
“Ik word uitgenodigd in Glasgow, Belfast, L.A., Zagreb, binnenkort in Litouwen. Nochtans ben ik maar tot 14 jaar naar school geweest. Daarna ben ik gaan werken. Maar kunst was mijn leven, dus ben ik avondschool gaan volgen. Bij de G58 (beweging van avant-gardekunstenaars in ‘58, red.) in het Hessenhuis heb ik Jef Verheyen en Vic Gentils leren kennen. De Vic heb ik nog helpen piano’s kapot slaan, hij maakte er een beeldhouwwerk van. Op mijn 17 heb ik mijn eerste ‘werk’ geëxposeerd. Ik werkte toen bij de T.A.O., Tramwegen van Antwerpen en Omgeving, en had een cursus computer bij IBM gevolgd. Ik had de loonzakjes geponst met gedichtjes en de T.A.O vond dat straf genoeg om op de bedrijfsexpo tentoon te stellen.”
Zo veel richtingen de kunsten van Ludo Mich uitgaan, zo wispelturig drijven zijn herinneringen ons gesprek alle kanten op. Hij heeft nochtans een bijzonder scherp geheugen en begeleidt zijn verhalen met bulderende lachintermezzo’s.
“Ik was in de jaren zestig een levend beeldhouwwerk. In een zilveren lampenkostuum wandelde ik door de stad, Mich Elektriek. Wacht eens, ik zal de foto zoeken. Of in smoking, met rood gelakte nageltjes en met een antenne op mijne kop, of spelend op een viool. Of ik verhuurde mezelf: om de vuilnisbak buiten te zetten, 4.500 frank. Of om feestjes te verpesten, 14.500 frank. Ik heb die affiches laten herdrukken, in euro. Ge krijgt er een paar, hier pakt maar mee. Die performances, dat was plezant, altijd ludiek. De mensen keken raar op, de police ook. Ik denk niet dat ze doorhadden dat ik een kunstenaar was. Ja, dat was improvisatie, maar in thema’s. Zo heb ik in 1969 op het Conscienceplein een grote zeven geschilderd, het magische getal van de harmonie. En in het telefoonhokje het nummer met de meeste zevens gedraaid. Kwam ik uit bij de beiaardier van de kathedraal. In 1969
heb ik ook mijn eerste kortfilm Deus
Ex Machina gemaakt, animatie en naakt, dat was ook een schandaal. Van Lysistrata, volledig naakt gespeeld, waren ze op de première in Namen diep gechoqueerd. Ze wilden de film in beslag nemen.”
Catchwedstrijd in een boksring
Dat hij niet voor een gat te vangen was, en is, zegt hij. En dat dat typisch underground was, en is. “Ik heb het u verteld, ik heb getekend, geschilderd, met keramiek gewerkt, experimentele performances op straat gedaan, muziek en films gemaakt, ben met holografie bezig geweest. De kunstwereld heeft het altijd moeilijk gehad met mij. Het is veel makkelijker jezelf te verkopen als beeldhouwer of schilder, maar zo zit de underground niet in elkaar. Daardoor heb ik veel zwarte sneeuw gezien. En veel pintjes getapt, dan kon ik weer een week verder.”
“De jaren dat ik met Ann Salens getrouwd was (van 1965 tot 1972, red.), ging het wat makkelijker. Als ontwerpster had ze veel succes met haar zijden en gehaakte jurken. We woonden toen in de Wolstraat, waar ze haar atelier had, en we leefden erop los. Ik projecteerde er films tegen de gevels, daar kwam veel volk op af. Je vond ons altijd in café De Mok, en in De Kat. Ik ging dikwijls mee met Ann naar Parijs. Dan trok ik naar de Rue Mazarine met al die kunstgaleries. Ik herinner me nog dat er zeefdruk van Andy Warhol te koop was, 2.000 frank (50 euro, red.) per stuk. Ik heb nog altijd spijt dat ik er niet enkele heb gekocht. Ik regisseerde in die tijd ook de modeshows voor Ann, straffe evenementen waren dat. Nicole Van Goethem, een goede vriendin van Ann, deed ook mee. Het waren dansfestijnen, of catchwedstrijden in een boksring. En als er door dat haakwerk een tepeltje kwam piepen, was dat
shocking.”
Mosselen in Wide White Space Gallery
Als Ludo Mich begint te vertellen, blijft hij doorgaan. Tussendoor excuseert hij zich voor zijn “chaotische performance”. Na ongeveer drie uur landt hij. “Dus, Antwerpen was in 1969 heel bekend voor zijn avant-gardekunst. De stad trok veel internationale artiesten aan. Muzikanten, beeldhouwers, schilders. Die zaten in De Kat, Den Engel of in het Pannenhuis. Daar kon je heel goedkoop mosselen eten. Over mosselen gesproken, Marcel Broodthaers heeft in 1969 in de Wide White Space Gallery, achter het Museum voor Schone Kunsten geexposeerd, als ik me niet vergis.” Hij vergist zich; de expo Moules oeufs
frits pots charbon van de Brusselse surrealistische kunstenaar Marcel Broodthaers was in 1966. Inderdaad in de Wide White Space Gallery, de kersverse avant-gardegalerie van kunsthistorica Anny Dedecker en haar man, de inmiddels overleden kunstenaar Bernd Lohaus, een leerling van Joseph Beuys.
“Men vroeg zich toen nog af of abstracte kunst wel kunst was”, begint Anny Dedecker haar verhaal. “Ik schreef kunstkritiek voor de toenmalige Antwerpse krant Het Handelsblad en leerde op expo’s veel kunstenaars kennen, Vic Gentils, Jef Verheyen, Yves Klein. Zo heb ik op een expo van het CAW in de Eikenstraat voor het eerst Panamarenko ontmoet. Ik zie het nog zo voor me: metalen plaatjes met kogelgaten doorheen, en daarnaast een tenger jongetje, Panamarenko. Ik vond het geweldig, al dat nieuws dat ik nog niet had gezien. We waren zo jong, zo benieuwd. Alles kon en alles mocht, zonder dat er echt betekenis aan moest worden gegeven. Het was een zeer intense periode ook, met een druk nachtleven waaraan Bernd en ik volop hebben meegedaan. En je had de happenings natuurlijk, waaraan ook mijn man deelnam. Die jonge avant-garde wilde de kunst wegtrekken uit de musea en een eigen platform creëren. Jammer, maar ze liepen meestal fout af. Of liever te vroeg af, omdat ze altijd verstoord werden door de politie. Mijn man is vaak opgepakt, en weer vrijgelaten...”
Bezoek van de BOB
“En omdat het gelijkvloers van het pand, het Bootje genoemd, in de Plaatsnijdersstraat waar ik net een studio had gehuurd, vrij was, vond ik het een goed idee om die happenings in die ruimte te laten doorgaan. En dat liep geweldig. We hebben eerst alles wit geschilderd, wat in die tijd heel ongewoon was. Panamarenko heeft dan piepschuim en een paar spots die hij in de Stock Americain had gekocht aan het plafond vastgemaakt, en we hadden onze galerie. Bezoekers werden wel helemaal verblind, maar dat was de bedoeling. Het is nu moeilijk voor te stellen hoe gemakkelijk dat toen liep. We huurden een ruimte, drukten wat affiches en waren vertrokken. We hebben wel dikwijls bezoek gehad van de politie. Of van de BOB (bewakings- en opsporingsbrigade, red.). Als er twee mannen waren die we niet kenden, wisten we hoe laat het was. Ik herinner me nog dat Panamarenko een beo in een kooi had meegebracht. Of toen hij met een geweer in een grote kom pudding had geschoten. De pudding diende om het geluid te dempen, maar dat deed het niet. Op de duur heeft de politie het wel opgeven. Blijf maar eens naar een film van Warhol kijken, zeven uur lang, naar iemand die slaapt.”
De Wide White Space Gallery trok eind jaren zestig veel publiek, veel journalisten en veel kunstenaars. Het was in Europa een van de meest toonaangevende galeries. “Terwijl De Zwarte Panter vooral op de serieuze schilderkunsten mikte, kwamen kunstenaars zoals Joseph Beuys, Gerhard Richter, James Lee Byars, Daniel Buren en Christo bij ons terecht. En daar waren ze blij om, Wide White Space heeft hun carrière zeker een zetje gegeven. Nochtans was de pers vooral ironisch over wat er in de galerie gebeurde. De journalisten vonden het heel speciaal, maar namen het niet serieus. Zoals James Lee Byars met zijn
A Pink Silk Airplane for 100: een roze zijden doek met 100 openingen waar de mensen hun hoofd konden door steken, hij stond een beetje verder door een gat toe te kijken. Of Daniel Buren, ook in 1969, die het onderste deel van de binnen- en buitenmuren met zijn affiche, de uitnodiging van de expo, beplakte. En Christo natuurlijk, die alles, ook de trap, had ingepakt. Het was nieuw, tof en zonder betekenis.”
Een beetje ouderwets
In de zomer van 1969 opende kunstverzamelaar Isi Fiszman, samen met enkele verzamelaars, kunstcritici en ook Bernd Lohaus en Anny Dedecker
A37 90 89. “Dat was het telefoonnummer van een huis met een in goud geschilderde gevel in de Beeldhouwersstraat, vlakbij Wide White Space. Het was een open huis voor performancekunstenaars. De eerste activiteit vond plaats in de nacht, of was het ochtend, van 21 juli 1969. Het plan was samen naar de eerste maanlanding te kijken. We waren met zestig kunstenaars ongeveer. Isi Fiszman trakteerde met champagne. Panamarenko heeft nog een toespraak gehouden over zijn zeppelin. We waren nog zo in de euforie van de maanlanding dat zijn idee van een ballon met lucht maar heel ouderwets overkwam. Na zes maanden was het afgelopen met het Gouden Huis, maar Panamarenko heeft er toen zijn Antwerpse Luchtschipbouw in onder gebracht en er zijn zeppelin aan elkaar geplakt. Ik ben ervan overtuigd dat het chaotische, ongeremde van toen de creativiteit heeft gestimuleerd. Dat doet het vandaag nog.”
Ludo Mich
Performer-kunstenaar
"De Staatsveiligheid duwde ons in een politiekarretje. Wie is jullie leider, vroegen ze. Paul Van Ostaeyen, antwoordde ik."