Gazet van Antwerpen Stad en Rand
De Tien Geboden van Antwerpcoach
Laszlo Bölöni
I
Weet waar je werkt
“Ik kan wel twee boeken schrijven over mijn methode”, zegt Laszlo Bölöni in een onbedoelde verwijzing naar de twee stenen tafelen waar de tien geboden op gebeiteld waren. “Ik heb een heel duidelijk idee over mijn vak”, zegt de Roemeen van Hongaarse afkomst. “Over hoe een profspeler moet functioneren. Hoe een voorbereiding moet verlopen. Welke compromissen een trainer moet sluiten. Hoe hij zich moet aanpassen aan de omstandigheden. Als trainer werk je niet op een eiland. Het maakt een groot verschil te werken in een opleidingsclub of – wat ik noem – een
gebruikersclub. Ik kan beide, want ik heb voor alle twee gewerkt.”
“Het probleem van Antwerp is dat het voorlopig geen van beide is. Het is geen opleidingsclub, want er is geen jeugdacademie. En het is geen gebruikersclub, want de financiële middelen ontbreken om toppers te halen. Antwerp is vooral een club die opnieuw wil aanknopen met zijn glorieuze verleden. Het heeft een halve eeuw lang geen titel meer gepakt. Dat is dus bijna nooit. Vijftien jaar lang waren ze van de horizon van het Belgische voetbal verdwenen. Pas nu beginnen we weer te bouwen. We hebben een grote achterstand op een club als Genk.”
“Antwerp is een club die zijn basis moet terugvinden. En de jeugdopleiding is daarin cruciaal. Want de regio Antwerpen is heel rijk aan talent. We zijn amper twee jaar bezig en toch halen we al bescheiden succesjes. Antwerp staat in de top vier van de meest gevraagde clubs in de tv-uitzendingen. Het feit dat u mij interviewt in deze reeks is ook al een succes.”
II Steel met je ogen
“Toen ik begon als trainer paste ik het regime toe dat ik als speler had gekend. Vandaag probeer ik het goeie compromis te sluiten tussen mijn eigen principes en ideeën van anderen. Ik heb veel opgestoken in Frankrijk, waar ik de Pro Licensecursus volgde in Clairefontaine, en in Italië, waar ik veel ploegen heb bezocht en heb gestolen met mijn ogen.”
“Ik herinner me een uiteenzetting van Gérard Houllier (ex-trainer van
Liverpool, red.) in de Franse trainersopleiding. Hij had de opdracht gekregen om uit te zoeken waar het Franse voetbal tekortschoot. Zijn eerste vaststelling was dat de Franse spelers slecht zijn in het kopspel. Zijn tweede dat de Fransen niet de concentratie en de mentale kracht hebben om tactische trainingen in zich op te nemen. Inderdaad, in de jeugdopleiding in Italië zie je oefeningen van anderhalf uur met één bal. En iedereen wist altijd wat hij met de bal moest doen. Dat vond ik geweldig.”
III Durf hard te zijn
“Heel wat spelers zeggen dat Laszlo Bölöni de hardste trainer is die ze hebben meegemaakt. Ik heb er geen probleem mee dat ze dat zeggen. Misschien zeggen de spelers van Sporting Lissabon dat wel. Maar sinds mijn vertrek (in
2003, red.) zijn ze nooit meer kampioen geweest. Misschien zeggen de spelers van Standard dat wel. Ik stel vast dat ze sinds mijn vertrek (in 2010, red.) nooit meer kampioen zijn geworden. Misschien zeggen de spelers van Rennes dat. Maar sinds mijn vertrek
(in 2006, red.) zijn ze nooit meer bij de eerste vier van Frankrijk geeindigd. Daar ben ik trots op. Want het betekent dat ik het maximale uit mijn spelersgroep heb gehaald. Het was misschien niet de beste periode voor de spelers, maar wel voor de clubs. Daarvoor moet je hard zijn.”
IV Hamer op fysiek en tactiek
“Voetbaltechniek evolueert, maar die evolutie gaat traag. Je kan het gemakkelijkst vooruitgang boeken als trainer door te werken op twee domeinen: de fysieke paraatheid en de tactische discipline. Gelijk welke voetballer speelt graag met een bal. Het woord alleen al zegt het zelf: een voetbalspeler. Maar wie wil er werken? Toen ik een jonge voetballer was, zei ik tegen mezelf: Pfff, waarom moet ik lopen? Elke voetballer moet dus de mentale kracht hebben om die hang naar zelfgenoegzaamheid te overwinnen. Want die zelfgenoegzaamheid staat grote prestaties in de weg.”
V Geef 4,5 uur rust na elke training
“Als een speler een spierblessure oploopt, leg ik de schuld altijd bij mezelf. Dan vraag ik me af of ik niet te hard voor hem geweest ben. Of ik niet te veel met hem heb gedaan. Als we twee keer trainen op één dag, zorg ik er altijd voor dat er voldoende tijd zit tussen de twee sessies. Wetenschappelijk onderzoek wijst uit dat het lichaam minimaal 4,5 uur nodig heeft om te recupereren van een inspanning. Vroeger vroegen spelers me om vroeger te trainen, zodat ze sneller naar huis konden. Maar ik wil hen niet te veel belasten.”
“Ik denk dat ik qua spierblessures goeie resultaten kan voorleggen. Tenminste als het gaat over de spelers die de hele voorbereiding hebben meegemaakt. Iets anders is het met spelers als Obbi Oulare, die recht uit de vakantie aan het seizoen was begonnen. Als zo iemand zich blesseert, voel ik me minder verantwoordelijk.” Je kan je altijd vergissen
“Ik ben er trots op dat ik spelers gemaakt heb tot wat ze vandaag zijn. Dan denk ik vooral aan Axel Witsel, die eerst een aanvaller was, maar die onder mijn leiding een uitstekende nummer zes is geworden. Of de ontdekking van Eliaquim Mangala, die een nummer zes was en van wie ik een verdediger heb gemaakt.”
“Maar als trainer moet je ook weten dat je je kan vergissen. Toen ik bij Standard zat, dacht ik dat er maar twee jongeren zaten die een mooie carrière konden maken: Carcela en Mangala. Maar ik heb me toch vergist in Benteke. Ik geloofde niet in hem. Hij toonde niet de werkkracht die ik van hem verwachtte. Maar door zijn talent en door de Engelse stijl die hem op het lijf geschreven was, heeft hij een mooie carrière gemaakt. Dat bewijst dat je je altijd kan vergissen.”
VII Zorg voor een goeie relatie met je spelers
“Een trainer moet een goeie relatie hebben met een speler. Daarmee bedoel ik niet vriendschap, wel een goeie werkrelatie. Dat is cruciaal, want in het weekend kan ik uiteindelijk maar elf spelers werk geven. De anderen veroordeel ik tot werkloosheid. Een goed voorbeeld is Geoff (Geoffry Hairemans, red.).
Persoonlijk zit ik heel verveeld met zijn situatie. Hij is een jongen die zeker verdient meer te spelen en misschien heb ik soms ook weleens de verkeerde keuzes gemaakt. Ik zie dat hij lijdt onder het feit dat ik hem weinig laat spelen. Dat doet me pijn.”
“Als ik thuis de ploeg opstel en Hairemans is er weer niet bij, dan ben ik altijd geambeteerd. Ik weet dat hij altijd een goeie jongen gaat blijven, dat hij nooit keet gaat schoppen. Om zo iemand dan altijd op de bank te zetten… Maar er is altijd een maar. Ik heb altijd een bepaald idee over wie moet spelen en uiteindelijk ben ik toch trouw aan die gedachte.”
VIII Prof ben je pas na 100 matchen
“Op sommige spelers krijg je helemaal geen vat. En dan bedoel ik dat niet persoonlijk. Ik heb bijvoorbeeld geen enkel persoonlijk probleem met Lamkel Zé. Hij heeft me nooit iets kwaads gedaan of gezegd. We schudden elkaar de hand en praten over allerlei zaken. Maar met wat hij heeft gedaan ten aanzien van zijn club en ten aanzien van zijn ploegmaats heeft hij alle grenzen overschreden. Ik kan geen compromissen sluiten met iemand die het essentiële niet respecteert. En het essentiële, het belangrijkste, is het belang van de club. Daarna komt het belang van de groep en daarna mijn persoonlijk belang. Lamkel Zé heeft ons door zijn gedrag allemaal verraden.” “Ik geloof dat je pas een volwaardige prof bent als je honderd matchen op het hoogste niveau hebt gespeeld. Het is natuurlijk niet zo dat je na 99 nog geen volwaardige prof bent en na honderd wel. Maar een speler als Lamkel Zé, hoeveel matchen in eerste klasse heeft die gespeeld in zijn carrière? Vijftien? (27 in de Jupiler Pro League, 55 in de Franse Ligue 2, red.). In die vijftien matchen werd hij twee keer uitgesloten. En de derde was niet ver weg. De carrière van Lamkel Zé is niet voorbij, maar hij moet zich nu toch wel herpakken.”
IX Hou wat goed is
“Er zijn weinig personen die de spelers zo goed kennen als de trainers. We leven en werken met hen samen, verschillende uren per dag. Supporters hebben ook hun mening, maar zien de spelers maar anderhalf uur per week. Hetzelfde
geldt voor de analisten. Het zijn de trainers die het best op de hoogte zijn van de kwaliteiten en de zwaktes van hun spelers. Welnu, ik kan u zeggen dat we twee spelers hebben bij Antwerp die erbovenuit steken (Bölöni doelt op Mbokani en Bolat,
red.). Die spelers zal ik verdedigen tegenover iedereen. Tegenover de clubleiding, de eigenaar, het publiek, tegenover iedereen.”
“U doet dit interview omdat Antwerp heel sterk gegroeid is, veel sterker dan iedereen dacht. Maar om verder te blijven groeien, moeten we nu wel eerst stabiliteit vinden. En dat kan alleen maar door de beste elementen te houden. En er daarna goeie elementen aan toe te voegen. Als je begint te experimenteren en een van je steunpilaren wegneemt, neem je grote risico’s. Dat is soms moeilijk uit te leggen aan het publiek, de analisten, de media. Nochtans is het extreem simpel. Dus zeg ik: we moeten houden wat goed is. Voor Sinan Bolat vind ik bijvoorbeeld dat de club een inspanning moet doen. Voor anderen dan weer veel minder.”
X Draag nooit een roze bril
“Wie zegt dat er in een groep van 35 spelers helemaal nooit problemen zijn, dat is een ordinaire leugenaar. Ik wil niet hypocriet zijn. Toen we kampioen werden met Standard, denk je dat er toen geen problemen waren? Alleen liep iedereen op dat moment met een roze bril op. Ik heb nooit een roze bril op. Ik zag van binnenuit wat er aan de hand was. Ik wist dat er een conflict was tussen Mbokani en Jovanovic. En ik wist dat er veel jaloezie was om de Gouden Schoen van Axel Witsel. Ik wist dat er een probleem was met onze doelman en heb er iets aan gedaan (Andrés Espinoza werd vervangen door Sinan Bolat, red.).
Het is pas als de resultaten minder worden dat die zaken naar buiten komen.”
“Daarom is het niet belangrijk wie de rechtsbuiten, linksachter of rechtsachter is. Wel hoe de relatie tussen de coach, de manager en de eigenaar is. Ik heb een goeie relatie met de eigenaar. Ik heb de eigenaar tien keer gezien in twee jaar. Altijd was hij heel vriendelijk. Ik was verrast te lezen dat ik geen goeie relatie met hem zou hebben. Maar goed, ik ken ook de regels in het voetbal.”
“Kijk om je heen, het is hier top. We hebben een topinfrastructuur en een ploeg die verrast heeft in amper twee jaar tijd. Laten we het nu kalm aan doen. We mogen niet te snel van het uitzonderlijke het nieuwe normaal maken. Het feit dat we snel ergens gekomen zijn, mag geen handicap, geen negatieve druk worden. Want dat is een risico.”
“Soms kan je geen compromissen sluiten met een speler. Lamkel Zé heeft ons allemaal verraden.”
“Als ik thuis de ploeg opstel en Hairemans is er weer niet bij, dan ben ik altijd geambeteerd. Ik weet dat hij nooit keet gaat schoppen.”
“Voor Bolat moet de club een inspanning doen, voor anderen minder.” Laszlo Bölöni