Gazet van Antwerpen Stad en Rand
Waarom, sinds wanneer en hoelang nog?
De solden dateren uit de jaren dertig, toen het voor de kleding- en schoenensector een interessante manier was om onverkochte seizoenartikelen toch kwijt te geraken. Er kwam een soldenwet, niet om winkels te verbieden in de loop van het jaar hun prijzen te verlagen, maar ter bescherming van benamingen als koopjes of solden. Begin jaren zeventig werd een sperperiode ingevoerd van zes weken. De reden daarvoor was de lokale situatie in Mechelen, toen een belangrijke stad voor kleren en schoenen. Handelaars gaven er al forse kortingen in november, twee maanden voor de officiële solden. Dat kwam omdat ze hun lentecollectie in oktober moesten inkopen en daarvoor hadden ze centen nodig. Om klanten in de buidel te doen tasten, hielden ze dus solden. De ene handelaar overtroefde daarbij de andere en de overheid wilde daar paal en perk aan stellen. Er kwam een sperperiode waarbij men geen prijsverminderingen mocht aankondigen én toepassen, bescherming tegen concurrentie dus. Na verloop van tijd gingen ook andere, niet-seizoensgebonden, bedrijven solden houden. En het systeem van progressieve solden ontstond: steeds meer korting naargelang de koopjesperiode vorderde.
Ruim tien jaar geleden gaf professor economisch recht Rik Swennen al de kritiek dat de soldenregeling oncontroleerbaar werd. “Ze is nog geschreven op maat van een middenstand die vasthoudt aan wetgeving uit de jaren dertig en die wil dat de staat alles regelt”, zei hij toen. N-VA-kamerleden Anneleen Van Bossuyt en Katrien Houtmeyers maakten begin december bekend dat ze een wetsvoorstel klaar hebben dat komaf maakt met de sperperiode.