Gazet van Antwerpen Stad en Rand
Niet alleen de benen, maar ook het hoofd schaatst mee
Waarom kersverse Europese kampioen scoort op de massastart en minder op de traditionele afstanden
Klasse, de branie en het overzicht waarmee Bart Swings zijn eerste hoofdprijs op een internationaal tornooi pakte. Dat gebeurde niet toevallig op de massastart, de discipline waarin hij – ook al niet toevallig – olympisch vicekampioen is.
Eerst dit, voor alle duidelijkheid: op de traditionele afstanden in het schaatsen – 1500m, 5.000m, 10.000m – heeft Bart Swings al een erelijst bij elkaar gesprokkeld waarop heel wat schaatsers jaloers mogen zijn: medailles en zeges op wereldbekerwedstrijden, op het podium op internationale allroundkampioenschappen – een meerkamp over 500m, 1500m, 5.000m en 10.000m – en internationale kampioenschappen op individuele afstanden. Maar in slechts één discipline in het schaatsen wordt altijd naar hem gekeken wanneer hij de start neemt: in de massastart, op de vorige Winterspelen in 2018 voor het eerst op het olympische programma. In het Zuid-Koreaanse PyeongChang kroonde Swings zich op die massastart tot de eerste Belg met een wintersportmedaille sinds 1948 – we rekenen het brons van de genaturaliseerde Nederlander Bart Veldkamp even niet mee. Op die massastart pakte Swings afgelopen weekend ook zijn eerste goud op een internationaal tornooi, op het EK afstanden in de Nederlandse schaatstempel Thialf.
Laatbloeier
Waarom lukt dat minder op de traditionele afstanden? Grofweg: omdat de massastart veel meer op zijn lijf is geschreven. Niet dat Swings een pannenkoek is op de traditionele afstanden, maar Swings is als laatbloeier in het schaatsen gestapt. Pas als achttienjarige besloot hij de stap te wagen. Dat wil zeggen: een onvermijdelijke technische achterstand tegenover de mannen die jong gepokt en gemazeld zijn in de wondere technische wereld van de klapschaats. Het is al een wonder dat Swings zo snel bijbeende, maar het verschil tegenover gasten als Sven Kramer, Patrick Roest of Denis Yuskov, bij wie de schaatsbewegingen er veel meer ingeslepen zijn, is nog altijd duidelijk.
Maar bij de massastart gaat het niet zozeer om die perfecte techniek, en al helemaal niet om de juiste tempo-indeling van de rondjes. De massastart is namelijk, grof gezegd, een puntenkoers zoals in het wielrennen, maar dan op een ijsovaal, zestien rondjes lang, waar het tempo door het wedstrijdverloop wordt bepaald. Of een vergelijking die in het geval van Swings nog meer opgaat: de massastart leunt enorm aan bij de afvalkoers in het skeeleren. Skeeleren, met dezelfde schoenen maar in plaats van op schaatsijzers op wieltjes, is Swings’ eerste sportliefde. Sterker: hij heeft er alles gewonnen wat er te winnen valt, ook in de afvalkoers, een van de skeelerdisciplines.
Swings: “Ook daar zijn er constant versnellingen, die je moet inschatten op het juiste ogenblik, met veel intervallen.”
Iemand die wil scoren op de massastart heeft geen snelle start nodig – Swings zal altijd een relatief trage starter blijven op pakweg 1500m – maar wel de capaciteit om enkele relatief snelle rondjes uit de benen te schudden met relatief weinig verval. En dat kan Swings.
Maar er is meer: zestien rondjes tot een goed einde brengen kan niet iedereen, want vraagt niet alleen snelle benen maar ook een grote motor. Er zijn niet zo heel veel schaatsers met een grote motor die ook nog eens snel zijn en tempowisselingen kunnen verteren.
Swings: “Soms valt het tempo heel even stil en dan is het mijn voordeel dat ik kan recupereren. Ook dat heb ik geleerd van het skeeleren, en dat kunnen maar weinig schaatsers.”
Inzicht
Maar er is nog meer. In de massastart moet je niet alleen in een peloton kunnen schaatsen – niet alleen veel skeelerdisciplines maar ook het marathonschaatsen, waarin Swings ook uitblinkt, krijgen hun beslag in een peloton – maar moet je er vooral je hoofd bijhouden. Niet kop-in-kas achter alles aanspringen wat beweegt, maar gedoseerd omgaan met inspanningen, weten wie gevaarlijk is, weten welke combines er spelen, weten welke karakters – mannen die altijd een gat toerijden en kwistig zijn met inspanningen, mannen die nooit een gat toerijden – waar zitten, en tegelijk positie kiezen en de juiste strategie bepalen.
En laat dat misschien wel het sterkste punt van Swings zijn. Misschien is het toeval, maar Swings is student burgerlijk ingenieur, een vak waar inzicht, analyse en doordenken hoe dingen in elkaar zitten een tweede natuur zijn. Swings is bij uitstek een denker op het ijs, kan als geen ander een wedstrijd met veel volk lezen, de situatie inschatten. Ook al weet hij dat driekwart van het peloton naar hem kijkt en er steevast eentje in zijn nekvel schaatst.
En een grote motor én snelle schaatsbenen én een sterk hoofd: zó word je dus olympisch vicekampioen en Europees kampioen massastart.
“Soms valt het tempo heel even stil en dan is het mijn voordeel dat ik kan recupereren. Ook dat heb ik geleerd van het skeeleren, en dat kunnen maar weinig schaatsers.” Bart Swings