Gazet van Antwerpen Stad en Rand
2011 De uitschakeling van Osama bin Laden
Hij was net 35 geworden. En sinds 1997 lid van de gerenommeerde ‘United States Navy Sea, Air and Land Teams’. Kortweg: de US Navy SEALs, dé elite-eenheid van het Amerikaans leger. Betrokken bij meer dan vierhonderd speciale missies. Maar die ene zeer speciale missie, op 2 mei 2011, zal Robert James O’Neill niet snel vergeten. Om iets na 1u ’s nachts schoot hij Osama Bin Laden door het hoofd.
Na de aanslagen op 11 september 2001 was de Saudi-Arabische sjeik Osama bin Muhammad bin Awad bin Laden alias de leider van terreurorganisatie Al Qaida de meest gezochte man ter wereld. De VS staken miljarden in de zoektocht naar de meest gehate man in de Amerikaanse geschiedenis. Maar hij bleef onder de radar.
In de loop van 2010 kwam daar verandering in. Aangezien Osama bin Laden al jaren geen telefoon meer gebruikte, om niet traceerbaar te zijn, en nooit zijn schuiloorden verliet, maakte hij gebruik van koeriers. Een van hen was Abu Ahmed al-Kuwaiti. In augustus 2010 werd die gevolgd vanuit het Pakistaanse Peshawar naar een residentie in Abbottabad. Een streng bewaakte residentie, waarop de Amerikaanse veiligheidsdiensten concludeerden dat daar ‘iemand belangrijk’ moest zitten.
Het gebouw, lokaal bekend als Waziristan Haveli, een groot herenhuis, lag niet ver van een militaire academie van het Pakistaans leger. Een immens huis, drie verdiepingen hoog. Niet bijzonder comfortabel, wel een versterkte burcht. De CIA huurde een pand in de buurt en begon het mogelijke schuiloord van Osama bin laden intensief te bespieden. En hoewel ze geen enkele keer een foto of stemopname konden maken van de terreurleider zelf, hadden ze eind april 2011 voldoende aanwijzingen om te geloven dat hij zich daar schuilhield. Op 29 april gaf Amerikaans president Obama een ‘go’ voor Operatie ‘Neptune Spear’. Doelwit: Jackpot alias Osama bin Laden. Beoogd resultaat: overgave of dood.
Op 1 mei in de namiddag ging de operatie van start. 24 navy SEALs en één Mechelse herder, Caïro, vlogen diezelfde avond in Black Hawk-helikopters vanuit het Afghaanse Jalalabad richting het Pakistaanse Abbottabad. Even na middernacht raakten ze de woning binnen en rond 1u vonden ze Osama bin Laden op de derde verdieping, in zijn slaapkamer. “Hij leek magerder en was groter dan ik aanvankelijk dacht”, zou Robert O’Neill jaren later vertellen. “Zijn baard was korter en zijn haar was witter. Hij droeg een pet. Hij hield zijn handen op de schouders van een vrouw en duwde haar naar voor. Ik trof twee keer raak. Recht in zijn hoofd. Na het tweede schot viel hij neer. Ik raakte hem nog een keer… Het drong niet tot me door wat ik had gedaan, tot mijn collega’s me zeiden: ‘Jij hebt Bin Laden gedood.’” Het dode lichaam van Osama bin Laden werd meteen daarna per helikopter overgebracht naar het vliegdekschip USS Carl Vinson in de Arabische Zee. Nog diezelfde dag kreeg hij een zeemansgraf, om te vermijden dat zijn begraafplaats een bedevaartsoord zou worden. Om dezelfde reden werd later zijn laatste toevluchtsoord vernietigd.
Nadat hij zichzelf had bekendgemaakt als de doder van Osama bin Laden (informatie die nooit bevestigd noch ontkend werd), werd Robert O’Neill uitgespuwd door zijn collega-SEALs. Omdat hij de code had gebroken: hij had uit de biecht geklapt over een operatie én had zichzelf belangrijker gevonden dan het team. Hij was toen al opgestapt uit het leger, in 2012.