Gazet van Antwerpen Stad en Rand
“Wij hebben ons gezin, ons huis, Netflix. Zij hebben vier muren en voor de rest niks”
Op stap met straathoekwerker Sulliman op Sint-Jansplein
Het is donderdagmiddag en de zon schijnt op het Sint-Jansplein. De bankjes zitten vol en Jupiler doet hier gouden zaken. Net zoals de dagwinkel wat verderop. Buurtbewoners spraken een week geleden hun ongenoegen uit over de evolutie op het plein sinds het coronavirus zijn intrede deed en hadden het over ‘het grootste openluchtcafé van ’t stad’. Drank, drugs, vuiligheid en vechtpartijen zijn hier dagelijkse kost, vertelden ze in uw krant. Maar elk verhaal heeft twee kanten, zo weet doorwinterd straathoekwerker Sulliman Akajjoua. En dus gidst hij ons richting die keerzijde. “Het probleem is niet deze mensen. Het probleem is corona. Iedereen krijgt de boodschap ‘blijf in uw kot’. Maar voor veel gasten is dit plein hun ‘kot’.”
Voor de maten, Maes, staat er op het petje van Marc (49). Nochtans heeft hij al twee jaar lang geen druppel alcohol meer aangeraakt, vertelt hij. Maar dat was ooit anders. “Er waren jaren dat ik ’s ochtends mijn dop kreeg en ’s avonds was dat geld al op. Uitgegeven aan drank. Zo snel ging dat. En dan moest ik nog een hele maand verder, met niets.” Zes jaar lang was Marc dakloos en hing hij rond op het De Coninckplein en het Sint-Jansplein. Vandaag heeft hij een studio in Berchem maar met zijn vouwfiets zoekt hij nog geregeld zijn vertrouwde buurt op. Wanneer hij Sulliman Akajjoua ziet, wandelt hij meteen naar hem toe. “Ik heb een brief gekregen. Ik denk van het gerecht. Wil je die eens met mij bekijken?” Sulliman knikt. “Kom straks bij ons langs in de Nomaad (het sociale activeringscentrum voor (ex)-verslaafden aan Spoor Oost van waaruit Sulliman werkt, red.) en dan bekijken we die brief samen.”De twee kennen elkaar sinds 2007. “Zijn zwaar alcoholprobleem hebben we samen aangepakt”, vertelt Sulliman. “Ik ben als jonkie als straathoekwerker begonnen. Toen ik hier aankwam, maakte Marc deel uit van een groep van dertig man. Allemaal Vlaams Blok-aanhangers. Ik werd elke dag uitgemaakt voor makkak. Maar ik bleef terugkomen.”
Marc lacht. “Ik riep nog het luidst van allemaal. Ik was de eerste om hem uit te schelden en te brullen: Ga terug naar uw land. Tot Sulliman me op een dag apart heeft genomen en zei: wij moeten eens klappen. Nadien was het gedaan.”
“Het mooie is dat geen van die mannen vandaag nog op het Vlaams Belang stemt”, knikt Sulliman. “Moest ik zijn hulp niet gekregen hebben, ik zou niet weten wat er van mij gekomen zou zijn”, zegt Marc.
Straathoekwerk verdwenen
Maar de afgelopen jaren is er veel veranderd en het straathoekwerk in Antwerpen is zo goed als verdwenen. “Sinds vijf jaar werk ik binnen in De Nomaad en niet meer op straat”, zegt Sulliman. “Maar het coronavirus heeft alles weer door elkaar geschud. We hebben het roer moeten omgooien.”
Een aantal vaste gasten (ze spreken van ‘gasten’ en niet van ‘cliënten’) kwam niet meer. En dus trekt Sulliman opnieuw de straat op. Enerzijds om te sensibiliseren over de coronamaatregelen. Maar ook om opnieuw een brug te slaan richting het huidige zorgaanbod. “70 tot 80% van de mensen die hier op het plein rondhangen, zijn dakloos. Vanaf 18u gaan ze naar de opvang, waar ze ’s ochtends nog kunnen ontbijten. Maar tussen 9 en 18u is er op dit moment niets voor hen. Pas op, ik snap de buurtbewoners hier wel hoor. Ik begrijp dat ze het ambetant vinden dat hier zo veel mensen rondhangen. Maar deze mensen zijn het probleem niet. Corona is het probleem. Iedereen krijgt de boodschap ‘blijf in uw kot’, maar zij hebben geen kot.” “Corona scherpt een aantal zaken aan”, zegt ook Luc Martens, coördinator van De Nomaad. “Samenlevingsproblemen in kwetsbare wijken die er eerder al waren, worden nu meer zichtbaar. En straathoekwerkers zijn dan het essentiële bindmiddel. Zij voelen al snel aan wat er leeft.”
“Er is gewoon een heel grote afstand tussen de mensen die hier wonen en onze gasten”, zegt Sulliman. “Ze zouden beter met elkaar de dialoog aangaan. Geef onze gasten eens een koffie. En dan zal je zien dat ze je de volgende dag respecteren als je hen vraagt ‘mag het wat stiller’. Jammer genoeg is er nog maar weinig geduld. In twintig jaar tijd is onze maatschappij heel hard geworden.”
Koffie
Terwijl Sulliman vertelt, rijdt Isabelle Cuyt met haar bakfiets het Sint-Jansplein op. Normaal doet die dienst als ‘Kwaffuur oep wielen’ en geeft Isabelle daklozen en minderbedeelden een gratis kapbeurt. “Maar door de coronacrisis ben ik technisch werkloos en kom ik de mensen hier elke dag een beker koffie schenken en iets om te eten. Een sandwich, quiche, pasta. We slaan een babbeltje en helpen hen verder met hun vragen. We zijn een vertrouwd gezicht in deze tijd en de mensen verwachten ook écht dat we morgen terugkomen. Vooral met koffie”, glimlacht ze. Een man strompelt beschonken langs ons heen en mompelt wat. “Hé Saïd!”, roept Sulliman. “Da’s lang geleden!” En tegen ons. “Die man zit hier al 22 jaar. Altijd op hetzelfde bankje.” Kijk je het SintJansplein rond, dan zijn zowat alle zitplaatsen bezet. Marcel (73) heeft zijn eigen bank geclaimd. “Afstand houden hé!”, roept hij ons toe met een blikje Jupiler in de hand. “Beleefd zijn hé, Marcelleke”, lachen twee vrouwen vanop een bankje verder. Ook allebei met een blikje bier aan de lippen. “Ik hou me aan de coronaregels hoor”, zegt Marcel. “Maar die mondmaskers, die helpen niet. Afstand houden en je handen wassen. Dat is het belangrijkst.” Sulliman glimlacht. “De meesten zijn stilaan op de hoogte. Maar bij sommigen dringt het nog altijd niet door hoor. Ze zijn dronken of onder invloed en volgen de actualiteit niet. Krijgen ze een GASboete, dan zeggen ze ‘zet maar op de rekening’, want bijna iedereen hier zit toch in schuldbemiddeling.” Al wil hij zeker niet met de vinger naar de politie wijzen. “Natuurlijk levert de politie goed werk. Maar waar zij repressief optreden, werken wij constructief, op het ritme van onze gasten. Dragen ze een mondmakser, dan zeg ik: ‘goed bezig!’. Na een hele dag drinken, ruimen we samen hun rommel op. Die kleine dingen op een positieve manier benaderen is super belangrijk om hen uit die negatieve spiraal te halen. We werken op lange termijn maar investeren in dit veldwerk is enorm belangrijk. Ik geloof daar heel
Papa Stella
Sint-Jansplein “We zijn met pensioen, aan het werk of technisch werkloos. Wij mogen hier toch op een bankje zitten? Zelfs Bart De Wever zegt dat dat mag!”
sterk in en ik hoop dat het hele coronaverhaal aantoont hoe hard straathoekwerk nodig is in onze stad.”
Rummikubben?
We mogen ons toch even neerzetten op Marcels bankje. Met voldoende plaats ertussen. “Ik zit hier elke dag”, vertelt hij. “Wat moet ik anders? Ik woon in zorgcentrum De Olijftak maar daar zit ik toch maar alleen. Hier ken ik al die mannen.” “Wanneer gaan we nog eens Rummikubben?”, vraagt Sulliman hem.
Marcel: “Hij wil altijd maar Rummikubben, omdat hij dan kan winnen. Aan kickeren doet hij niet mee, daar ben ik de beste in. Maar ja, dat kunnen we nu allemaal niet doen hé. We mogen nergens binnen.”
Hij zucht. En dan vertelt hij dat hij de frustratie van de buurtbewoners wel begrijpt. Dat het niet altijd gezelligheid troef is op het Sint-Jansplein. “Er wordt elke dag wel ruzie gemaakt en gevochten, daklozen onder elkaar.” Maar daar doet hij niet aan mee. Hij zit hier gewoon om rustig zijn pintje te drinken. “Vertel het hen maar, Marcelleke”, foetert een van de twee vrouwen naast hem. Marcel kijkt haar aan en zegt: “We hebben allemaal een boete gekregen. 250 euro. Omdat we zogezegd te dicht bij elkaar zaten. Maar daar was niets van aan.”
“Ik zat gewoon naast mijn man!”, zegt de vrouw boos terwijl ze haar lege blikje in de vuilbak kiepert. “Toch moeten we allebei 250 euro betalen. Bezwaar aantekenen? Dat ze er in stikken ja!”
Dirk Duvel en Papa Stella
Tien meter verderop zit de sfeer er beter in. Vier mannen genieten van het goede weer. Gemoedelijk. Knus bij elkaar ook. “Anderhalve meter? Met al die alcohol zal dat virus niet lang overleven in ons lijf”, giert Paul ofte Papa Stella. Hij doet zijn trui omhoog om het Stella-logo op zijn zwarte T-shirt te tonen. “Maar ik drink Stella alleen uit een glas. Vandaar het blikje Jupiler.” Doorgaans zitten de mannen in café Select, aan de rand van het Sint-Jansplein. “Maar sinds corona zitten we elke dag op het plein. Meestal al vanaf een uur of acht ’s morgens want thuis zijn we toch maar alleen. En dan drinken we rustig ons pintje en volgen het zonnetje over het hele plein.” Maar niet tot aan de overkant. “Daar zitten de dealers en de gebruikers. Daar hebben wij niks mee te maken”, zeggen Eric, Ludwig Leffe (“Jupiler krijg ik niet binnen”) en Dirk Duvel (“vandaag ben ik aan ’t plat water” – heft zijn Jupiler omhoog).
Ze begrijpen de heisa niet helemaal. “Allemaal zijn we ofwel met pensioen, ofwel aan het werk, ofwel technisch werkloos. Wij mogen hier toch op een bankje zitten? Zelfs Bart De Wever zegt dat dat mag! Bovendien, de agenten die hier in hun combi’s de hele tijd voorbij rijden, die zitten toch ook dicht naast elkaar?”
Plug-in
Ondertussen wandelt Tessa Windelinckx het Sint-Jansplein over, richting haar werk. “Ik ben aan de slag bij Plug-in, een organisatie die jongeren met een drugsproblematiek begeleidt.”
Ook zij kent het Sint-Jansplein als haar broekzak. “Maar onveilig heb ik me hier in al die jaren nog nooit gevoeld. Er wordt wel gevochten, maar dat gebeurt tussen de gasten onderling. Onveilig voor anderen is het hier niet. Maar ik snap dat het beangstigend kan zijn. Weet je wat het is? Veel mensen kennen de context van de gasten niet. Die context bepaalt nochtans waarom ze hier zitten.”
Sulliman knikt. “Na vier weken binnen zitten, werd ik al zot. Wat moet dat dan niet voor deze mensen zijn? Wij hebben nog ons gezin. Ons huis. Netflix. Zij hebben hooguit vier muren en voor de rest niks.”