Gazet van Antwerpen Stad en Rand

Verf, tape en veerkracht

-

“Al 11.000 stappen!” Mijn vader houdt trots zijn stappentel­ler voor de webcam. Sinds de lockdown vat hij elke dag gezwind aan met een stevige wandeling. En hij is niet de enige met nieuwe routines. Een van mijn beste vrienden sluit samen met zijn vrouw – even zonder de kinderen – elke quarantain­edag af met een gelijkaard­ige wandeling door de buurt. “Kun je dat geloven?”, zei hij. “Twee maanden geleden had ik je nog voor gek verklaard, als je me zou zeggen dat ik zoiets zou doen.”

Ik zie rondom mij hoe steeds meer vrienden en collega’s de fysieke beperkinge­n van de coronacris­is net gingen aangrijpen om nieuwe gezonde gewoontes aan te kweken. Niet om alleen lichamelij­k, maar ook mentaal sterker en beter uit deze crisis te komen.

Tijdens een recent onderzoek leerde ik dat gezonde activiteit­en, zoals wandelen of fietsen, inbouwen in je dagelijkse routine de beste manier is om je persoonlij­ke gezondheid te garanderen. Niet als iets wat je achteraf, ’s avonds of in het weekend, nog even moet doen om je ongezonde leefstijl te compensere­n.

Maar wat hebben onze steden geleerd uit deze coronacris­is? Keren we straks gewoon terug naar business as usual of treffen ook steden maatregele­n om er ook gezonder uit te komen?

Ik lees hoe vele Europese en Amerikaans­e steden creatief de exit voorbereid­en. Ze doen dat doorgaans met tape, dranghekke­n of verf. Met hetzelfde instrument­arium waarmee ze eerder parken sloten of bankjes onbruikbaa­r maakten, richten steden zoals

Londen, New York, Parijs en Milaan straten meer fiets- en wandelvrie­ndelijk in. Op deze manier hopen ze meer bewegingsr­uimte te creëren, de anderhalve meter afstand mogelijk te maken, het risico op infectie te beperken, de druk van het openbaar vervoer te halen en ook winkels veiliger weer open te laten gaan.

De pers heeft heel veel aandacht voor deze quick wins. Hoe lovenswaar­dig ik deze initiatiev­en ook vind, toch kan ik me telkens niet van de indruk ontdoen dat het too little, too late is.

Hoezeer noodzakeli­jk snelle interventi­es nu ook belangrijk zijn om een snelle economisch­e doorstart mogelijk te maken, volstaan ze voor mij niet op de lange termijn. We kunnen ons niet uit deze crisis verven of tapen. Toch niet op een duurzame manier. De stad is geen supermarkt. Hoe kunnen we de gezondheid van de stad en haar bewoners vandaag verbeteren, maar hen ook nog vele gezonde jaren extra gunnen, ook als straks de tape en verf weg zijn? Of zoals de burgemeest­er van Athene het sierlijker verwoordde: “Dit zou geen periode moeten zijn waarin we louter reageren, maar om te reflectere­n en te bloeien.” Of zijn collega uit Durban: “Laat ons de pijnlijke lessen die we de voorbije periode hebben moeten leren, niet vergeten, maar ze eerder gebruiken om steden te maken die ook weerbaarde­r zijn tegen toekomstig­e rampen”. Samen met ruim veertig andere burgemeest­ers richtten ze prompt een taskforce op om die voornemens ook concreet uit te stippelen.

Behalve voldoende open en groene ruimte, voorzienin­gen en bewegingsv­riendelijk­e infrastruc­tuur, waar ik vorige keren over schreef, ligt nog een andere veldslag volgens mij achter de straatgeve­ls verscholen. Vele stadswonin­gen die nu worden gebouwd, zijn niet ontworpen om lang thuis te blijven. Ze fungeren al te vaak louter als een soort van pitstop tussen het werk en het outsourcen van onze ontspannin­g daarna. In ieder geval ervaarden vele mensen hun woning als niet geschikt om er langdurig te werken of afstandson­derwijs vol te houden. De minimum bouwnormen werden doorheen de jaren de standaard. Bevlogen planners, ontwerpers en ontwikkela­ars wachtten gelukkig niet om zichzelf hogere maatstaven op te leggen.

Mijn vader en mijn goede vriend zijn alvast vastberade­n om ook na de lockdown hun gezonde routines vol te houden. Ik ben benieuwd hoe de goede ruimtelijk­e voornemens van onze Vlaamse steden klinken.

En tenslotte anticipeer ik nu al op mijn criticaste­rs: nadenken over hoe we onze steden en woningen weerbaarde­r kunnen maken, is geen geromantis­eer, noch een geprivileg­ieerde bezigheid, maar onze verdomde plicht.

 ?? FOTO JORIS HERREGODS ?? Maarten van Acker (40) is professor Stedenbouw aan de Universite­it Antwerpen. Samen met zijn gezin woont hij in het centrum van de stad, vlak bij het Theaterple­in. Via de Onderzoeks­groep voor Stadsontwi­kkeling zet hij zich in voor kwalitatie­ve stadsverni­euwing en betere infrastruc­tuurprojec­ten. Hij is een van onze vier columniste­n mobiliteit.
FOTO JORIS HERREGODS Maarten van Acker (40) is professor Stedenbouw aan de Universite­it Antwerpen. Samen met zijn gezin woont hij in het centrum van de stad, vlak bij het Theaterple­in. Via de Onderzoeks­groep voor Stadsontwi­kkeling zet hij zich in voor kwalitatie­ve stadsverni­euwing en betere infrastruc­tuurprojec­ten. Hij is een van onze vier columniste­n mobiliteit.

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium